Werkelijkheid als georganiseerde chaos

Werkelijkheid als georganiseerde chaos

„Als fotograaf moet je accepteren dat de werkelijkheid niet is vast te leggen. Alles draait om interpretatie. Ik zal de werkelijkheid nooit begrijpen. Ik praat nu. Jij luistert. Wat gebeurt hier? Hoe moet ik dit interpreteren? Geen idee. Ik hou mezelf voor de gek als ik zeg dat ik het begrijp. Ik probeer het enigszins te hanteren. Ik probeer de werkelijkheid te begrijpen, maar het raadsel verplaatst zich steeds.”

Roger Ballen in NRC 7-12-2017

Wat is werkelijk, wat is werkelijkheid? Een vraag zo oud als de filosofie zelf. De Griekse filosofen, de filosofen uit India, China en Japan hebben zich daar eeuwen geleden al intensief mee bezig gehouden. “De werkelijkheid is een schaduw, ze is georganiseerde chaos”, zo zegt de fotograaf Roger Ballen. Wat bedoelt hij hiermee? Het interview, waaruit deze citaten stammen, maakt dat niet met zoveel woorden duidelijk.

Alles wat we waarnemen ordenen we en plaatsen wij binnen kaders. De fotograaf doet dat bewust als hij met zijn camera een kader afbakent. Denken of beweren dat daarmee de werkelijkheid wordt weergegeven is een ‘gotspe’, en een vorm van hoogmoed want het is een keuze van de fotograaf en een effect van het toestel dat hij hanteert. Ballen zegt hierover: „Waarachtigheid is absurditeit. Ik bedoel: absurditeit is de conclusie van waarachtigheid. Te veel fotografen willen een beeld geven van de werkelijkheid, zijn erg gericht op het nu. Maar dat is niet waar het om gaat. Het gaat om wat er over blijft wanneer dat contemporaine eraf is. Dan blijft het absurde over.”

Dit absurde is absurd omdat het ontdaan van alle pretenties niet meer en niet minder is dan een stukje papier met daarop een afbeelding, resultaat van een chemisch proces, en ontstaan uit het feit dat de mens een apparaat als een camera heeft uitgevonden die dit stukje papier (zoals bij een polaroid camera) bedrukt en al tevoorschijn tovert. (Vertaald naar de digitale wereld is het beeld slechts een opsomming van eentjes en nullen waardoor het beeld op ons beeldscherm ontstaat.) Is dit beeld, deze afbeelding, deze verbeelding gelijk aan de werkelijkheid? Ook een foto zou je virtueel kunnen noemen, omdat de gebeurtenis op het beeld nooit kan samenvallen met het afgebeelde. Daarom: is deze virtuele dimensie alleen maar werkelijk als virtualiteit? Ze zal nooit en te nimmer samen kunnen vallen met de werkelijkheid ‘an sich’ Zoals ons waarnemen nooit het Kantiaanse ‘Ding an sich’ zal kunnen bevatten. Voor ons mensen blijft de werkelijkheid altijd mijn waargenomen en verwoorde, mijn verbeelde werkelijkheid, dus mijn interpretatie. Resultaat van iets dat in mij en door mij plaatsvindt. Gekleurd door mijn lichaam, door mijn lichamelijk waarnemen en interpreteren van de werkelijkheid. Het begrip werkelijkheid is dan eigenlijk ook een verkeerd woord. Het is een abstractum dat met geen enkel feit samenvalt en dat door niemand als zodanig kan worden begrepen, waargenomen en weergegeven. Waar hebben we het dan over als we over werkelijkheid en de werkelijkheid spreken?

Villem Flusser heeft daar jaren geleden over nagedacht en geschreven. Hij pleit voor een filosofie van de fotografie. Hij stelt een aantal stellingen op en probeert zo een terrein af te bakenen om de fotografie te duiden en een plaats te geven binnen de filosofie. De vraag naar het proces van betekenisgeven en de werkelijkheid speelt hierin mee op de achtergrond. De Poolse kunstenaar GoraczkaTomasz Setowski schrijft op zijn blog daar een aantal verklarende opmerkingen bij: (Cursief zijn de stellingen van Flusser). Ik citeer: Images are significant surfaces. This means that images signify, as well as make comprehensible as an abstraction, “something ‘out there’.” Images are reduced from “four dimensions of space and time” to “two surface dimensions.” Imagination is this specific ability to abstract surfaces out of space and time and to project them back into space and time. Imagination is the precondition for producing and decoding images. “The ability to encode phenomena into two-dimensional symbols and to read these symbols.” The significance of images is on the surface. A single glance remains superficial and doesn’t reconstruct the abstracted dimensions. One has to “allow one’s gaze to wander over the surface feeling the way as one goes” in order to enhance and deepen the significance. The path the gaze follows is “complex” and formed by the “structure of the image” and the “observer’s intentions.” This is called ‘scanning’ and reveals the significance of the image. Therefore, it is a kind of synthesis between the intention manifested in the image and the intention belonging to the observer.”

Afbeeldingen (zoals foto’s op papier) zijn significante oppervlaktes, geselecteerd uit een tijdruimtelijke dimensie en weer teruggebracht tot een tijdruimtelijke dimensie – beperkt tot een oppervlak. De toeschouwer, beschouwer, neemt dit beeld tot zich en trekt er zijn eigen conclusies uit. Wat hij of zij ziet wordt mede bepaald door de wijze waarop gekeken wordt en wat bewust en onbewust wordt geselecteerd als betekenisvol. Omdat de afbeeldingen als betekenisvol worden ervaren en omdat er betekenissen door de toeschouwer aan toe worden gevoegd, ontstaat er iets nieuws. “Images are not ‘denotative’ (unambiguous) complexes of symbols (like numbers, for example) but ‘connotative’ (ambiguous) complexes of symbols. Images provide space for interpretation. The space reconstructed by scanning is the space of mutual significance. The gaze produces specific relations between elements of the image. Scanning is thus a kind of eternal return: the gaze “can return to an element of the image it has already seen, and ‘before’ can come ‘after: the time reconstructed by scanning is an eternal recurrence of the same process.”

The space and time peculiar to the image is none other than the world of magic. Within the space and time of the image, nothing is excluded; everything participates in a significant context. Moreover, this is a world where everything is repeated. The cyclical reality of the image is therefore structurally different from the linear world of history “in which nothing is repeated and in which everything has causes and will have consequences.”

Ook de Franse filosoof Ronald Barthes heeft zich verbaasd over het feit dat foto’s kunnen fascineren en dat ze een eindeloze herhaling kunnen worden van iets dat slechts eenmaal heeft plaatsgevonden. Een foto noemt hij een voortzetting van het gebaar van een kind dat ergens op wijst. Ook hier zo je kunnen spreken van een soort van magie: dat waarnaar gewezen wordt komt tevoorschijn op papier, in een beeld. De foto legt vast en daarmee komt ook volgens Barthes het aspect van vergankelijkheid om de hoek kijken. De dood speelt op de achtergrond mee: de foto legt een moment vast dat nooit meer terugkeert. Een foto is daarom, hoe transparant ook, volgens hem volledig met contingentie beladen. Ik Heb hierover jaren geleden al een keer geschreven in een van mijn essays over het lichaam en het feit dat wij de werkelijkheid allereerst lichamelijk ervaren. Ik citeer: “Bij zijn zoektocht naar de fascinatie voor de foto onderscheidt Barthes twee aspecten die een rol spelen: het uit het latijn overgenomen begrip “studium” dat niet in eerste instantie studie betekent, maar eerder fascinatie, gegrepen zijn zonder veel enthousiasme, eerder uit gewoonte, op basis van geleerde gewoontes (dressuur) iets mooi of aantrekkelijk vinden. Zoals je veel onderwerpen en thema’s boeiend kunt vinden en je aandacht hierop richt omdat je er iets van verwacht. Je eigen aandeel om te zoeken en te onderzoeken zit in dit begrip opgesloten. Zo kom je ook de intenties van de fotograaf op het spoor. Iets wat echter je vooronderstellingen, je kijken en je vertrouwde patronen aan het wankelen kan brengen komt tevoorschijn in het begrip “punctum”, een klein gat, een kleine vlek, een kleine incisie, snede, “Wurf der Würfel”; “Das punctum einer Photographie, das ist jenes zufällige an ihr, das mich besticht (mich aber auch verwundet, trifft). Hiermee heeft hij uiteindelijk een criterium ontdekt waarmee hij de foto’s kan aanwijzen die een bijzondere indruk op hem maken en die hem van binnen raken.”

De wijze waarop Barthes probeert zijn fascinatie te verwoorden die uit een foto kan spreken komt overeen met de ‘magie’ die een foto kan hebben op de toeschouwer. Hij noemt dat het ‘punctum’ van een foto. Maar die magie ligt, zo vermoed ik, zowel aan de kant van de fotograaf die een foto maakt van iets dat hem aanspreekt, als wel aan de kant van de toeschouwer, die door iets in of op de foto wordt geraakt. “The significance of images is magical. The magical nature of the image has to be taken into account when we want to decode them. It’s wrong to look for a frozen event in images; “rather they replace events by states of things and translate them into scenes.” The dialectic inherent to an image must be seen in the light of this magic, whose power lies in the superficial nature of the image.”

Maar daarmee is niet alles gezegd. Afbeeldingen zijn ook bemiddelingen tussen de wereld waar we deel van uit maken en onszelf. Ze bemiddelen wat we via de camera vastleggen van de wereld en hoe wij deze foto, dit getuigenis, dit product van de camera, oppakken en verklaren of duiden. “Instead of representing the world, images obscure it until human beings’ lives finally become a function of the images they create. We cease to decode images and instead project them still encoded into the world which (meanwhile) itself becomes like an image: “a context of scenes, of states of things.” Our reality is magically restructured into a ‘global image scenario.’”

Het beeld, de afbeelding, representant van onze wijze van waarnemen wordt leidend in de manier waarop wij naar de wereld gaan kijken: wij kijken via beelden, via verbeelding van de wereld en wij lezen de foto’s alsof het beelden zijn van de wereld die wij zelf hebben geschapen. Flusser noemt dat een vorm van idolatrie, het beeld kleurt onze waarneming, onze bewondering voor het idool stuurt onze interpretaties en leidt de wijze waarop wij betekenis geven aan de dingen en de ervaringen in de wereld. Kortweg het product van onze camera maakt ons tot onderdeel in de wereld van de techniek, kleurt vervolgens ons zelf-verstaan (zie de aantrekkingskracht van de selfies), en brengt ons zo zonder dat we het in de gaten hebben, in een technische context waarin niet wij zelf de voornaamste betekenisdragers zijn maar de toegepaste techniek. Wij denken, in onze overmoed, dat wij de baas zijn, dat wij weten waar het over gaat, en dat wij de werkelijkheid in onze zak hebben als wij haar afbeelden, verbeelden via een foto. Maar in feite zijn we product van ons eigen technisch gedrag en kijken we naar de wereld zoals de techniek ons dat uiteindelijk via de foto voorschrijft. Nieuwe technische mogelijkheden verlokken ons en doen ons nog steeds geloven dat wij de baas zijn over wat we doen en wat we produceren, maar in feite zijn we slechts product geworden in een complex proces van technische toepassingen. De macht van de sociale media en de grote spelers maken dit elke dag meer dan duidelijk. Ze helpen ons greep te krijgen op de chaos om ons heen en scheppen zo duidelijkheid. Ze geven ons de illusie dat dit fijn is en dat we ermee geholpen zijn. Maar wat werkelijkheid werkelijk is wordt zo meer en meer een schaduw. Ze is een verbeelde, afgebeelde, gemanipuleerde werkelijkheid waarvan wij moeten blijven denken dat ze dé werkelijkheid is. De bubbel waarin we leven en die vanuit ons ingebonden zijn in deze alles bepalende ordening van de chaos zal ons steeds meer verslaven. We lezen alleen nog wat we ook vinden en alles wordt op ons toegesneden. Buiten de paden treden wordt uitzondering, andersdenkenden serieus nemen een zeldzaamheid. Open geesten wordt een begrip voor het woordenboek, iets uit het verleden.

Dat is wat Roger Ballen misschien wil zeggen als hij spreekt over de absurditeit die onder de werkelijkheid ligt verstopt. Haal alle glans af en alle interpretatie weg van de foto: dan houd je niks meer in handen. Het leven is absurd. Het leven zonder interpretatie, zonder ordening, zonder verbeelding is een doods en leeg leven. De vraag blijft daarom staan: wat stel jij als individu, als persoon, als zelf, tegenover deze absurditeit? Welke interpretaties houden stand en kunnen je dragen in dit leven, hoe open en vrij wil je zijn, hoeveel vrijheid durf je toe te laten in je geest, in je leven, in je gedachten en in je gedrag?

De mens komt naakt ter wereld en naakt verlaat hij deze wereld. Naaktheid is een van zijn wezenskenmerken. Precies hieraan laat zich aflezen hoe wij omgaan met onszelf, zowel in het verleden, als in het hier en nu. Aan deze omgang met onze naaktheid wordt duidelijk hoe hypocriet en hoe oneerlijk wij kunnen zijn. Waarom? Omdat onze toegang tot onze geleefde en geduide werkelijkheid allereerst plaatsvindt door en via het (naakte) lichaam. Als we dit ontkennen, verdonkeremanen, of door techniek en religieuze voorschriften verdoezelen, liegen we niet alleen tegen onszelf maar houden we een wereld in stand waarin we nooit volledig die mens zullen zijn, die wij zouden kunnen worden. Open en bloot de werkelijkheid waarin we leven, de wereld tegemoet treden. Open en bloot, de uitdrukking zegt het al. Er is een wereld te winnen, in onszelf en om onszelf.

John Hacking

8 december 2017

Bronnen:

Nrc 7 december 2017: http://waarnemingvandewerkelijkheid.blogspot.nl/2017/12/werkelijkheid-als-schaduw.html

Vilém Flusser: https://fractalontology.wordpress.com/2007/10/23/notes-on-villem-flussers-philosophy-of-photography-chapter-1-the-image/

Ronald Barthes, Die helle Kammer. Bemerkungen zur Photographie, Frankfurt am Main 2009 (Suhrkamp Verlag)

Vilém Flusser,  Für eine Philosophie der Fotografie, Berlin 2011 ( Edition Flusser)

John Hacking, Wereldbeeld en zelfbeeld. Het lichaam als auto-topie. een zoektocht naar God in het lichaam. Een onderzoek in stappen naar de betekenis van het feit dat wij de werkelijkheid lichamelijk waarnemen en duiden, Nijmegen 2011