Straf (na je dood)

Helemaal op het einde van het boek ‘De Staat’ (hoofdstuk 10) van de filosoof Plato staat een prachtig verhaal. Hiermee wordt afgesloten en is het boek ten einde. ‘De Staat’ is een verhandeling hoe Plato het bestuur van een staat voor zich ziet en wie die taak op zich zou kunnen nemen. Het is een van de meest beroemde boeken van Plato en al eeuwenlang becommentarieerd. Waar ik hier (en velen zijn mij voorgegaan) de nadruk op wil leggen is het verhaal van Er, soldaat, gesneuveld, en klaar om verbrand te worden, komt bij zinnen en vertelt zijn visioen, zijn ervaringen in het ‘hiernamaals’ als een soort heraut, boodschapper (ἄγγελος ἀνθρώποις, ‘een bode voor de mensen’), voor de levenden. De tekst zegt hierover:

Toen hij de geest gegeven had, zo vertelde hij, ging hij met vele anderen op
reis en kwam tenslotte in een wonderlijke landstreek terecht, waar naast
elkaar twee spleten in de aarde te zien waren, en recht boven iedere spleet in
de aarde een spleet in de hemel. Daar tussenin zaten rechters, die na het
vellen van een vonnis de rechtvaardigen de rechterkant opstuurden, omhoog
door de hemel heen. Dezen werden eerst nog van voren behangen met het
teken van hun vonnis. De onrechtvaardigen stuurden ze naar links, naar
beneden. Ook zij droegen een teken van alles wat ze gedaan hadden, maar
nu aan de achterkant.
Toen hij zelf bij de rechters kwam, zeiden ze dat hij de mensheid moest gaan vertellen wat er aan gene zijde gebeurde. Ze spoorden hem aan zijn ogen en oren goed open te houden bij alles wat zich ter plaatse afspeelde.
Hij zag daar door de spleten aan de ene kant mensen vertrekken naar de hemel of naar de aarde, volgens het oordeel dat was geveld. Aan de andere kant zag hij door de ene spleet mensen uit de aarde omhoog komen die waren overdekt door vuil en stof, en door de andere spleet erboven zag hij gelouterde mensen afdalen uit de hemel.
Steeds kwamen er mensen aan, en het leek of ze een lange tocht achter de rug hadden. Ze betraden verheugd de weide om zich daar een plaats te zoeken, alsof er een feestelijke bijeenkomst was. Bekenden begroetten elkaar.
Kwamen ze uit de aarde, dan informeerden ze bij anderen hoe het boven was, en als ze uit de hemel kwamen, wilden ze weten hoe het beneden toeging. Zij vertelden elkaar hun belevenissen, sommigen jammerend en huilend, omdat ze zich de vele verschrikkingen herinnerden, die ze hadden ondergaan en gezien op hun tocht onder de aarde, een tocht die duizend jaar had geduurd.
De anderen, die uit de hemel kwamen, maakten gewag van gelukservaringen en visioenen van een schoonheid die iedere beschrijving te boven gaat.



De beschrijving is beeldend en beloning en straf na de dood voor de zielen in hemel en hel komen voorbij:

Voor al het onrecht dat ze ooit anderen hadden aangedaan, kregen zij op hun beurt de straf tienvoudig uitgemeten. De maat hiervoor was een periode van honderd jaar voor ieder mens, wat beschouwd wordt als de duur van een mensenleven, zodat het boeten voor de misdaad tienmaal zo lang duurt.

Tien keer zo lang duurt de straf voor de begane misdaad maar er zijn types die misschien wel nooit uit deze onderwereld tevoorschijn komen. Denk aan dictators, tirannen en andere ‘misbaksels’ die veel mensen op hun geweten hebben en die het leven van duizenden, misschien wel honderdduizenden of miljoenen hebben verziekt en bedorven. De tekst geeft een mooi voorbeeld van een zekere Ardiaios:

Eens vroeg iemand in het bijzijn van Er: waar is Ardiaios, de Grote? Deze
Ardiaios was dictator geweest in een van de steden van Pamphylië, precies
duizend jaar geleden, en hij had zowel zijn oude vader als zijn oudere broer
vermoord, naar men zei, en nog vele andere gruwelen bedreven. Hij is nog
niet teruggekeerd, was het antwoord van Er, en het is niet waarschijnlijk dat
hij ooit terug zal komen.
Zijn aanblik was werkelijk een van de verschrikkelijkste schouwspelen die we te zien hebben gekregen. Toen we dicht bij de mond van de spleet waren en op het punt stonden naar boven te gaan, na al deze kwellingen te hebben gezien, kregen we plotseling Ardiaiosin het oog met een aantal anderen, van wie de meesten, denk ik, ook tyrannen waren geweest. Maar er waren ook gewone burgers bij die zeer grote misdaden hadden gepleegd. Zij dachten dat ze eindelijk omhoog konden, maar de spleet nam hen niet op en stootte een gebrul uit, telkens wanneer een van de misdadigers of iemand die niet voldoende had geboet, naar boven probeerde te komen. Er stonden daar mannen, vertelde hij, woest en vurig om te zien, die op het horen van het gebrul de mensen vastgrepen en wegvoerden.
Ardiaios en die anderen bonden ze de handen, de voeten en het hoofd vast. Ze smeten hen op de grond en ranselden hen af. Vervolgens sleepten ze hen door het struikgewas langs de kant van de weg, waar de doornen hen openreten. Daarbij vertelden ze aan ieder die voorbij kwam waarom deze mensen zo werden behandeld, en zeiden dat ze op weg waren om hen in de Tartaros te gooien.
De mensen stonden daarginds duizend en één angsten uit, zei Er, maar de ergste angst voor iedereen was wel om het gebrul van de spleet te horen wanneer er iemand naar boven wilde gaan. En heel groot was de opluchting als het stil bleef zodat er iemand kon opstijgen.

De spleet stoot een gebrul uit als een burger denkt weg te kunnen komen uit deze afgrijselijke zone. Maar hij heeft niet met de ‘duivels’ gerekend die het gebrul beantwoorden met hun daden door de gestrafte zonder pardon aan te pakken. De spleet weet dus wanneer er genoeg geleden is en wanneer de straf is uitgeboet. Hoe lang zal Hitler of Stalin hier moeten verblijven, of al die andere menselijke oplichters die dood en verderf hebben gezaaid, alleen maar om zelf de macht te kunnen behouden?
Er maakt met veel anderen een tocht door dit rijk en komt uiteindelijk bij een soort kern ervan die beschreven wordt. Licht speelt een bijzondere rol in dit verhaal. Een ook de toenmalige visie op de samenstelling van de kosmos komt ter sprake. De tekst zegt:

Na vier dagen kwamen ze op een plaats vanwaar ze een rechte baan licht zagen, als een zuil, die van boven af de hele hemel en aarde doorsneed.
Het leek nog het meeste op een regenboog, maar was helderder en zuiverder. Na nog een dag reizen bereikten ze dat licht en middenin dat licht
zagen ze de uiteinden van lichtkoorden die uit de hemel naar beneden waren
gespannen. Dit licht is het verband van de hemel, want net zoals bij bepaalde schepen een gordel van touwen het verband geeft, zo houdt dit
licht de hele kringloop van het universum bijeen. Tussen de uiteinden van de
lichtkoorden is de spinspoel gespannen van Anangke, de godin van het
onvermijdelijke, die alle kringlopen veroorzaakt.

Het leven voorgesteld als resultaat van het werk aan een spinspoel – de levens en al wat gebeurt zijn het resultaat een proces van spinnen. Wij zouden het tegenwoordig evolutie noemen, waarbij het een uit het andere voortkomt, maar toen keek men daar anders tegenaan. Het is net als de draad (in het Hebreeuws) hatikva (הַתִּקְוָה) ‘de hoop’) die ook in het bijbelboek Job wordt genoemd, (geciteerd in Job 4,21) die alles met alles verbindt en die jouw leven verbindt met dit bestaan. Wij zijn dus onderdeel en uitkomst van een handwerk, wij zijn een spinsel. De godin Anangke doet dit niet alleen. Ze heeft hulp van de drie dochters, schikgodinnen:

Rondom Anangke zitten nog drie andere godinnen op gelijke afstanden van elkaar, ieder op een eigen troon. Het zijn de Moiren of Schikgodinnen, dochters van Anangke. Ze zijn in het wit gekleed en dragen een hoofdband. Deze Schikgodinnen, Lachesis, Klotho en Atropos, zingen in harmonie met de Sirenen. Lachesis bezingt het verleden, Klotho het heden en Atropos de toekomst. Klotho helpt van tijd tot tijd de buitenste wervel van de spinspoel ronddraaien door met de linkerhand een duwtje te geven. Atropos helpt met haar linkerhand de binnenste wervels, en Lachesis helpt alle wervels, nu eens met haar rechterhand, dan weer met haar linker.

De ziel van de mens wordt uiteindelijk wedergeboren. Telkens in een nieuw lichaam met een nieuwe bestemming. Maar voor het zover is krijgen de stervelingen in deze onderwereld eerst een lot toebedeeld en vervolgens mogen zij een keuze maken uit een levenspatroon. De vrijheid van de stervelingen bestaat eruit dat ze zelf mogen kiezen:

Ze worden geacht in staat te zijn om hierin de κρατίστη αἵρεσις, ‘de beste keuze’ te maken, overeenkomstig met de aard van de ziel. Deze keuze kan enerzijds voor een beter ofwel rechtvaardiger leven zijn en anderzijds voor een slechter ofwel onrechtvaardiger leven. De ziel moet met overtuiging de keuze kunnen maken voor een gematigd leven dat uitersten vermijdt, zowel in het leven als in het hiernamaals. Zo wordt zij immers εὐδαιμονέστατος, ‘het gelukkigst’.

Bron: (https://theses.ubn.ru.nl/server/api/core/bitstreams/36b74958-f7cd-435f-be48-4f263c205da7/content)



En dan begint ‘het circus’ dat we leven noemen van een mens, van voor af aan. De heraut die dit regelt spreekt de mensen toe en maakt duidelijk dat het niet een god is die het bepaalt maar dat ze zelf aan het roer staan:

Toen Er en de andere mensen daar waren aangekomen, moesten ze
onmiddellijk naar Lachesis gaan. Maar eerst stelde een heraut hen ordelijk
op, nam uit de schoot van Lachesis loten en levenspatronen, besteeg een
hoog spreekgestoelte en sprak:

‘Luister naar het woord van Lachesis, de maagdelijke dochter van Anangke.
Onbestendige mensen, ge staat aan het begin van een nieuwe cirkelgang als
sterveling, waar geboorte voert tot de dood. Geen godheid zal voor u het lot
werpen, maar ge zult zelf uw eigen godheid kiezen. Laat degene aan wie het
eerste lot toevalt, het eerste zijn leven kiezen. Hieraan zal hij dan onvermijdelijk zijn gebonden. Het goede is niet gebonden, en ieder zal er
meer of minder deel aan hebben, naarmate hij het goede eert. De
verantwoordelijkheid ligt bij degene die de keuze maakt. God Zelf staat
erbuiten.’

Na deze woorden wierp de heraut de loten over allen uit en ieder raapte het
lot op dat naast hem was neergevallen, behalve Er zelf, want hij mocht niet.
Nu was het voor ieder die een lot had opgeraapt duidelijk welk nummer hij
had. Daarna spreidde de heraut de levenspatronen voor hen uit op de grond, veel meer dan er mensen waren. Het waren levens van allerlei soort: van dieren en van mensen.
Er waren levens bij van tyrannen van wie sommigen tot het einde toe tyran bleven, maar ook van tyrannen die tijdens hun leven ten val kwamen en eindigden in armoede en ballingschap, waarbij ze tot de bedelstaf geraakten. Er waren levens bij van mensen die beroemd waren om hun gestalte, hun schoonheid, hun lichaamskracht en hun succes bij wedstrijden, of om hun edele geboorte en de voortreffelijke eigenschappen van hun voorouders. Ook waren er levens bij van mensen met een slechte reputatie. Dit alles gold zowel voor vrouwen als voor mannen. De eigenschappen van de mens waren echter niet bij het levenspatroon inbegrepen, omdat de keuze van een ander leven noodzakelijkerwijs een ander soort mens met zich meebrengt. De overige omstandigheden waren wel vermengd met elkaar en hielden verband met rijkdom en armoede, met ziekte en gezondheid, waarbij ze soms het midden hielden tussen deze uitersten.


illustratie van een passage in de “Mythe van Er,” waar Ananke, de personificatie van Noodzaak, die boven de Moirai, de Schikgodinnen staat. Uit Magasin Pittoresque, 1857, door Edmond Lechevallier-Chevignard.

De mensen mogen dus kiezen maar de verteller merkt op dat sommigen dat niet erg slim doen. Zij die uit de hemel kwamen zitten nog vol mooie beelden en kiezen zonder echt goed na te denken (in een opwelling of door emotie bepaald) een levenspatroon dat daar uiteindelijk haaks op staat. Zoals nu wetgeving wordt voorgesteld op basis van beleving: onvrede met een bepaalde situatie zonder echt na te denken over de gevolgen en de effecten van de wet. Een asielcrisis willen uitroepen op basis van emotie.
Als de gegadigden uiteindelijk het levenspatroon hebben gekozen wordt dit door de schikgodinnen vastgelegd:

Toen nu iedereen het volgende leven had gekozen, gingen ze in de volgorde
waarin ze hun lot hadden getrokken naar Lachesis. Deze gaf aan ieder de
godheid (’genius’, ‘daimoon’) mee die hij had getrokken als bewaker voor zijn leven en als vervuller van zijn keuze.
De godheid bracht het levende wezen eerst naar Klotho (bezingt het heden), vlak onder de hand waarmee ze de draaiing van de spinspoel gaande hield, om zo het gekozen levenslot te bevestigen. Vervolgens bracht de godheid het levende wezen naar de spinnende Atropos (bezingt de toekomst), en ze zorgde er zo voor dat de gesponnen draden niet meer waren terug te winden.
Vandaar ging het levende wezen zonder zich om te keren langs de troon van Anangke. Toen het daar voorbij was, en ook de anderen daarlangs waren gekomen, trokken ze gezamenlijk naar de vlakte van Lethe (vergetelheid) door een verzengende en verstikkende hitte, want er stonden nergens bomen en er groeide niets.
De zon ging al onder toen ze hun kamp opsloegen bij de rivier de Lethe, waarvan het water door geen enkel vat kon worden vastgehouden. Ze moesten allemaal een bepaalde hoeveelheid van het water drinken, maar sommigen die daarvoor niet door hun gezonde verstand werden behoed, dronken meer dan de toegemeten maat. En steeds als er iemand dronk, vergat hij alles.

Daarna is het tijd om terug te keren naar de wereld van de levenden en worden de zielen opnieuw met een nieuw lichaam geboren zonder dat ze zich iets van wat zich daarvoor heeft afgespeeld kunnen herinneren.
Interessant vind ik hier de formulering in het Grieks met betrekking tot het begrip ‘godheid’ of ‘Genius’ (engels), een vertaling van δαίμονα. Ieder mens zijn eigen ‘daimoon’ die hem vastgeketend heeft aan zijn lot(sbestemming).
In het Grieks staat het er zo:

[620δ] ὑπὸ τῶν ἄλλων, καὶ εἰπεῖν ἰδοῦσαν ὅτι τὰ αὐτὰ ἂν ἔπραξεν καὶ πρώτη λαχοῦσα, καὶ ἁσμένην ἑλέσθαι. καὶ ἐκ τῶν ἄλλων δὴ θηρίων ὡσαύτως εἰς ἀνθρώπους ἰέναι καὶ εἰς ἄλληλα, τὰ μὲν ἄδικα εἰς τὰ ἄγρια, τὰ δὲ δίκαια εἰς τὰ ἥμερα μεταβάλλοντα, καὶ πάσας μείξεις μείγνυσθαι.
ἐπειδὴ δ᾽ οὖν πάσας τὰς ψυχὰς τοὺς βίους ᾑρῆσθαι, ὥσπερ ἔλαχον ἐν τάξει προσιέναι πρὸς τὴν Λάχεσιν: ἐκείνην δ᾽ ἑκάστῳ ὃν εἵλετο δαίμονα, τοῦτον φύλακα συμπέμπειν [620ε] τοῦ βίου καὶ ἀποπληρωτὴν τῶν αἱρεθέντων. ὃν πρῶτον μὲν ἄγειν αὐτὴν πρὸς τὴν Κλωθὼ ὑπὸ τὴν ἐκείνης χεῖρά τε καὶ ἐπιστροφὴν τῆς τοῦ ἀτράκτου δίνης, κυροῦντα ἣν λαχὼν εἵλετο μοῖραν: ταύτης δ᾽ ἐφαψάμενον αὖθις ἐπὶ τὴν τῆς Ἀτρόπου ἄγειν νῆσιν, ἀμετάστροφα τὰ ἐπικλωσθέντα ποιοῦντα: ἐντεῦθεν δὲ δὴ ἀμεταστρεπτὶ ὑπὸ τὸν τῆς

Laat je deze tekst vertalen in een vertaalprogramma, dan krijg je heel verschillende uitkomsten. Het Grieks uit de tijd van Plato en de wijze waarop hij zich uitdrukte is niet zo eenvoudig te vertalen. Een Engelse vertaling luidt van het laatste deel:

[620d] And she sent with each, But when, to conclude, all the souls had chosen their lives in the order of their lots, they were marshalled and went before Lachesis. And she sent with each, [620e] as the guardian of his life and the fulfiller of his choice, the genius that he had chosen, and this divinity led the soul first to Clotho, under her hand and her turning of the spindle to ratify the destiny of his lot and choice; and after contact with her the genius again led the soul to the spinning of Atropos to make the web of its destiny irreversible, and then without a backward look it passed beneath the throne of Necessity.

Verklarende noot:
620D – 621D After all the souls had chosen, Lachesis bestowed on each its daemon or genius. Thereafter the choice was ratified by the remaining Fates, and finally by Necessity.

Bron Grieks en vertaling: http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus:text:1999.01.0167:book=10:section=620d

Ieder mens zijn eigen ‘daimoon’ die een leven lang bij hem blijft en die hem vergezelt bij alles wat hij denkt, doet en voelt. Bij de keuzes die hij maakt en of deze mens zich laat leiden door zijn ‘gezond’ verstand zoals de filosoof Plato graag zou willen, omwille van de goedheid en de gerechtigheid, waardoor de ziel tenslotte het meest gelukkig kan worden. Of dat in een leven lukt is te betwijfelen. Talloos zijn de voorbeelden dat mensen niet leren van hun fouten, niet van hun verleden en ook niet van de dingen die om hen heen fout gaan. Plato zou wel willen dat het beter ging maar net zoals in de bijbel in het verhaal van de arme Lazarus en de rijke man helpt het niet als een boodschapper uit de hemel of in het geval van Plato, de man Er, een waarschuwend vingertje opsteekt. Het evangelie van Lucas zegt als antwoord op de vraag om een bode uit het rijk der doden te sturen opdat de levenden luisteren en hun levenspad aanpassen:

Doch hij zeide tot hem: Indien zij naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen zij ook, indien iemand uit de doden opstaat, zich niet laten gezeggen.
(Lucas 16, 31)(NBG51)

Zo is het maar net. Zou het komen omdat de zielen teveel water uit de Lethe hebben gedronken, of zou het komen omdat niet de vergetelheid maar de slechte inborst van mensen, hun verkeerd gekozen levensloop, de hoofdschuldige is in het leven van mensen dat fout afloopt? Politici die hardnekkig blijven vasthouden aan hun vooroordelen, hun mensonwaardige behandeling van de medemens omdat hij een andere kleur heeft of uit een ander land komt…zijn zij voorbeelden van dit gegeven dat door Plato zo mooi wordt uitgewerkt?
Het gaat er uiteindelijk helemaal niet om of het verhaal, deze apologie, van Plato waar is, of overeenkomt met de werkelijkheid. Kern is de menselijke vrijheid en de keuzevrijheid van de mens. Kern is ook dat geen enkele daad zonder gevolgen blijft. Maar als je na je dood moet ontdekken dat je helemaal verkeerd bezig was, is het veel en veel te laat.

John Hacking


Bronnen:

Platoon Verzameld Werk – deel 10 – Politeia
https://www.arsfloreat.nl/uit-plato-deel-10-mythe-van-er.html


http://classics.mit.edu/Plato/republic.11.x.html


http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus:text:1999.01.0167:book=10:section=620d



de hele tekst van het verhaal van Er in drie vertalingen: