
2018
Thema: Teneergeslagen
Motto:
“Besef! De mens gaat in zijn leven op een heel smal pad.
Het belangrijkste is dat je geen angst hebt.”
Rabbi Nachman van Bratzlav
Je merkt niet
Je voelt niet
Dat de sneeuw der jaren
In je haar valt
Je merkt niet
Hoe de zon
Je weg verbrandt
In licht
Zwem je uit naar het meer
Schiet op met dolfijnen
En merkt niet
Dat het water donker wordt
Je komt terug naar de aarde
Waar je van houdt
En merkt niet dat ze
Weggetrokken is
En dat jij aan de rand staat
Je stijgt omhoog
Tot aan de besneeuwde top
Bewondert het panorama
Beneden het groene dal
En merkt niet
Dat een graf wordt gegraven
Rose Ausländer
Aan deze viering werken mee:
Sophia Marquardt (Cello) en Laura Hartmann (piano)
Campuskoor Veelstemmig o.l.v. Willibrord Huisman

Vooraf: Siciliano van Willem de Fesch
Lied: Clamavi, uit Psalm 130, Willibrord Huisman
De profundis clamavi ad te, Domine. Domine, exaudi vocem meam.
Uit de diepten roep ik tot u, Heer. Heer, luister naar mijn stem.
Welkom
Beste mensen, welkom vanavond bij deze herdenking van onze dierbaren. U bent gekomen om samen hier met elkaar stil te staan bij dit verlies: het sterven van een dierbare, misschien na een lang ziekbed, met een ernstige ziekte, of misschien omdat het leven op was, het lichaam niet meer verder kon. Maar ook misschien omdat de dood plotseling kwam, uit de lucht gevallen als het ware, door een infarct, een ongeluk of door eigen hand. Dit jaar gedenken wij 36 namen van onze dierbaren. 36 mensen die zijn weggevallen uit ons midden. Dat is meer dan andere jaren, meer namen van studenten ook. Daarom zal ik in mijn overweging stil staan bij het feit dat mensen kunnen ervaren dat hun leven geen zin meer heeft, dat het voor hen niet meer hoeft. Dat is een bittere pil, niet alleen voor de betrokkene zelf, maar ook voor allen die achterblijven.
Een aantal keren dit afgelopen jaar hebben wij die verslagenheid hier meegemaakt als soms grote groepen studenten, medewerkers van de faculteit en ouders naar de kapel kwamen om een kaarsje aan te steken, om te herdenken, om stil te staan bij een plotseling afscheid van een medestudent. Het valt niet mee om deze confrontatie met de dood van een dierbare op deze wijze aan te gaan. Maar elke dood roept verdriet op, maakt ons terneergeslagen. Daarom wens ik ons vanavond heel veel sterkte.
Gedicht: Als de donkere nacht
Als de donkere nacht
van ’t verdriet om ’t verlies
je overvalt
als ’n overval,
als je in je levensboot
alleen verder moet
beroofd van wie jouw liefste
en warmste licht was,
dan word je zoeker
naar licht en troost,
tastend als ’n blinde,
beroofd van licht.
Als je liefste licht sterft,
sterf je mee
en word je ondergedompeld
in ’t donkere water
van ’t verdriet.
Als die dingen gebeuren,
ontsteek dan dit licht,
omdat ons beloofd is
dat de nacht zal overgaan
in troostend ochtendlicht.
Lied: Dans nos obscurités
Taizé, Jacques Berthier
Als alles duister is,
ontsteek dan het vuur dat nooit meer dooft.
Namen en lichtjes – muziek
Wij noemen de namen van onze dierbaren die zijn overleden en steken een lichtje aan. Daarna worden alle bezoekers uitgenodigd om ook een lichtje aan te steken.
Muziek: Music for a while van Henry Purcell

Lied: Wat ik gewild heb
t. Huub Oosterhuis, m. Antoine Oomen
Wat ik gewild heb
wat ik gedaan heb
wat mij gedaan werd
wat ik misdaan heb
wat ongezegd bleef
wat onverzoend bleef
wat niet gekend werd
wat ongebruikt bleef
al het beschamende
neem het van mij.
En dat ik dit was en geen ander –
dit overschot van stof van de aarde:
dit was mijn liefde.
Hier ben ik.
Gedicht: Voor wie niet verder kon leven
Bij wie kan ik schuilen
in dit uur
in deze vreemde dagen,
de dood om mij heen,
nog zo onverwacht toch
na alles.
Bij wie kan ik huilen
in deze dagen
bij dit afscheid
van jou,
die als levensdood
geen plek meer vond
om te schuilen.
Jij verlangde zo naar een plaats
om te schuilen.
Nergens kon jij die vinden.
Jij huilde van binnen
al jouw jonge jaren
totdat je nog slechts naar
de dood kon verlangen.
Jij ging stil van ons weg,
eenzaam en zonder gerucht,
in de vroege ochtend.
Jij kon niet meer opstaan.
Jij ging een ander licht
tegemoet,
vriendelijk en veilig
om bij te schuilen.
Mag dat Licht jou groeten
en omarmen,
een schuilplaats voor jou zijn.
Overweging
Als de donkere nacht van het verdriet om ’t verlies je overvalt. Als een overval! Als je in je levensboot alleen verder moet, beroofd van je liefste… Zo begint ons gedicht dat we zonet lazen: de dood als een overval. Ondergedompeld word je in het donkere water van het verdriet.
Ik vermoed dat vanavond velen onder ons hiervan kunnen meespreken. Dat ze aan de den lijve hebben ervaren en nog steeds ervaren wat het zeggen wil overweldigd te worden door verdriet, neergeslagen door wat er met hun dierbare, met hun liefste is gebeurd toen de dood aan de deur klopte van het leven.
Als je een leven lang met elkaar gedeeld hebt, hoogte- en dieptepunten, mooie en moeilijke momenten, dan raak je aan elkaar verknocht, ben je op een bijzondere wijze met elkaar verbonden – en ook na de dood gaat die band verder, blijft die band bestaan, alleen, en dat maakt het verschil, er is een grote lading verdriet bij gekomen.
Ik zeg heel vaak tegen studenten in onze rouwgroep: verdriet is de andere kant van de medaille die liefde heet. Als je een leven hebt gedeeld is het onherroepelijk dat er een keer een einde aan komt door het wegvallen van de partner. Misschien wil je daar niet teveel aan denken, niet teveel bij stilstaan. Zeker als je nog jong bent. Of pas een relatie hebt.
Maar het verdriet na de dood van je dierbare is helemaal het bewijs van je liefde. Stel dat je niet verdrietig zou zijn, wat zou je liefde dan voorstellen? Het een is niet zonder het ander verkrijgbaar. Ze horen bij elkaar.
Misschien kan het leven dat geleefd is, het lichaam dat op is, de dood die als verlossing van lijden komt, op het einde van een lang leven, ook troostend zijn, naast de ambivalentie, dubbele gevoelens die je daarbij hebt. Pijn om het verlies, het afscheid, hoe nu verder? Al die angstige gevoelens omtrent de toekomst. Wat was is voorgoed voorbij.
En opluchting misschien als er veel lichamelijk en geestelijk lijden aan vooraf is gegaan. De pijn eindelijk voorbij voor je dierbare, geen onzekerheid meer. Je gunt hen deze pijn niet, je wilt het niet, dat ze zo moeten lijden. De dood is dan een uitkomst, palliatieve sedatie, of misschien euthanasie. Misschien is de dood ook wel een deur, een overgang tussen leven en leven hierna. Wandelen in het licht van een leven na de dood, als je misschien gelovig bent.
We hoorden zonet ook het gedicht ‘bij wie kan ik schuilen’. Wat gebeurt er met mij, met ons, nu jij, geliefde dochter, zoon, zus, broer, vriend, vriendin, of vader, moeder, of dierbaar familielid uit ons midden, zo plotseling bent weggevallen?
Vaak zonder afscheid, zonder voorbereiding, zonder dat iemand het wist. Dat is een gruwelijke pijn aan beide kanten: de pijn van je dierbare die besluit te stoppen, die besluit niet verder te willen leven. En de pijn van hen die achterblijven. Die een groot gat in hun leven, hun liefde voelen. Doodgaan door zelf uit het leven te stappen, kan bij de achterblijvers voelen als een amputatie. Alsof een komeet inslaat, die een wond achterlaat die niet heelt.
Maar hoe zit het met de dierbare zelf die deze stap wil gaan zetten? Afgelopen jaar zijn een aantal studenten op die wijze uit ons leven weggevallen. Ook soms internationale studenten die van elders kwamen. Ouders die terugkeren naar hun land met hun kind – maar dan na de crematie.
De verklaringen zijn veelvoudig: waarom wordt iemand depressief. Of is het niet alleen depressie maar ook de gevoelde druk van de maatschappij? De lat te hoog leggen, het gevoel van falen, niet mee tellen omdat men teveel zich meet aan de successen van anderen? Ervaringen uit je verleden, verlangen naar liefde die je niet ontvangt. Niet voldoen aan eigen maatstaven, je belaagd voelen, walging van het leven. Uitgeput zijn door verdriet, of er voor weglopen, of innerlijk verlamd erdoor raken. Teleurstelling omdat je depressie telkens weer terugkomt. Omdat bidden niet helpt. Verlangen naar een innerlijk rijk leven en diepgang, en dat niet vinden, je niet thuis kunnen voelen in dit leven, het zijn evenzovele verklaringen.
Maar de mensen die wij zijn kwijtgeraakt krijgen we er niet meer mee terug. Als er zoveel leeftijdgenoten om je heen wegvallen, raakt dat ook jou als student. Vragen als ‘waarvoor leef ik eigenlijk’, ‘wat maakt mijn leven de moeite waard’ kunnen dan boven komen en vragen om een antwoord.
Een relatie, liefde, een houvast, zinvol werk of een zinvolle studie, idealen, hobby’s, contacten, vriendschappen, vormen als het ware een netwerk waarin je zin kunt ervaren in je leven, waardoor je leven de moeite waard is. Het meest gruwelijke vind ik de pijn van de eenzaamheid voor de gekozen dood.
Ik heb daar ook wel eens overgeschreven, omdat ik uit eigen ervaring weet wat het is, om een heel dierbaar iemand te verliezen door een zelfgekozen dood. Je dierbare die besloten heeft om niet meer verder te willen leven. De keuze is definitief gemaakt, niet in een opwelling maar bv. na lang denken en twijfelen. Dat gevoel, die zekerheid, die je eigenlijk met niemand kunt delen. Misschien ook niet wilt delen omdat je bang bent dat anderen je ervan af willen houden.
Als je heel erg depressief bent, ben je er misschien van overtuigd dat niemand je meer kan helpen en dat je ook niet meer te helpen bent. Vastgeklonken in die overtuiging is de dood misschien de enige uitweg. Maar die overtuiging, dat harnas van je eigen gelijk, maakt ook eenzaam. Die pijn, die eenzaamheid, dit niet kunnen communiceren doet ook pijn bij de nabestaanden, als zij zich realiseren hoeveel pijn jouw leven deed.
Persoonlijk lijd ik meer aan die pijn, de pijn van mijn verloren dierbare, dan aan mijn persoonlijke pijn na het verlies. Ik weet, het is vooral in mijn voorstelling, hoe ik mij dat voorstel. Maar toch. Net als in de rouwgroep als een student afscheid moet gaan nemen van een moeder of vader die stervende is.
Als het kwartje valt dat deze moeder of vader afscheid moet nemen van allen in het gezin en als je je probeert voor te stellen hoe dat kan voelen, dan verschijnt jouw pijn opeens in een ander licht. Het is alsof je dan voor een donkere zwarte zee staat, overweldigd door verdriet. Alles is donker voor je, de nacht is gevallen, de golven spoelen aan. Maar kijk dan naar beneden: je staat op het strand. Je voeten hebben vaste grond.
Misschien kan deze metafoor, dit beeld je verder helpen. Omdat je op het strand staat en meestal niet alleen, kun je verder leven. Is er houvast, is er een leven na de dood van je dierbare. Maar pas als de nacht langzaam wijkt, het dag wordt, het licht aanbreekt. Het aansteken van een kaarsje voor onze dierbare is meer dan een symbool, meer dan een ritueel. Het is ook het aansteken van dat vlammetje van hoop, van liefde, in ons hart, de liefde, het licht, waarmee wij verbonden zijn met onze dierbare. Je hoeft niet gelovig te zijn om overtuigd te zijn van de liefde die ons bindt en die ons via het symbool van het licht, dragen kan, ziels-verbonden voor eeuwig. Dat wens ik ons allen toe: deze verbondenheid met elkaar, via onze zielen, via het levenslicht en de liefde die in ons brandt, opdat wij elkaar mogen blijven vasthouden en steunen, troosten en liefhebben. Vooral in al die moeilijke momenten die nog komen. Zo moge het zijn.

Lied: Leere der Tage, uit de passie De lastpost
tekst: Liesbeth Jansen, vertaling Sarah Kate Wössner, muziek Willibrord Huisman
Alles in mir echot Vergangenes.
Alles zu Stein, ist ab-
gebrochen wie Glas.
Und ich reiß mein Herz auf
an der Leere der Tage
die nach und nach und nach
und kein Einziger
so wie es war.
Lösch doch die Sterne, den Mond entführ
denn alles Licht verkommt zu Schatten
und jede neue traumlose Nacht
flüstert verzweifelt nach dir.
Gedicht:
De stem der herinnering
Voor O.A.Glebova-Soedejkina
Waarnaar zit je zo te staren op de muur,
Bij de laatste stralen van het hemelvuur?
Naar een meeuw op ’t blauwe waterkleed misschien
Of zou jij de Florentijnse tuinen zien?
Of het park van Tsarskoje Sela, dat oord
Waar jouw levensweg door onrust werd verstoord?
Of zie jij daar bij je knieën soms de man
Die de witte dood koos, aan jouw ban ontkwam?
Nee, mijn ogen zijn slechts op de muur gericht –
Naar de weerschijn van het dovend hemellicht.
18 juni 1913 Slepnjovo
Anna Achmatova
Lied: Wem kan segla förutan wind?
Zweeds volksliedje, zetting Gunnar Erikson
Vem kan segla förutan vind?
Vem kan ro utan åror?
Vem kan skiljas från vännen sin
utan att fälla tårar?
Jag kan segla förutan vind.
Jag kan ro utan åror.
Men ej skiljas från vännen min
utan att fälla tårar.
Wie kan zeilen zonder wind?
Wie kan zonder riemen roeien?
Wie kan afscheid nemen van zijn vriend
zonder dat er tranen vloeien?
Ik kan zeilen zonder wind.
Ik kan zonder riemen roeien.
Maar ik kan geen afscheid nemen van mijn vriend
zonder dat er tranen vloeien.

Gebed aan de Grens (H. Stufkens)
Gegaan tot waar wij kunnen
aan de grens van het Licht staan wij,
in wezen onbegrensd, in het gezicht van de dood.
En wij herinneren ons de oude woorden
dat leven verandert
maar niet wordt weggenomen,
dat niets en niemand verloren gaat.
Zielsverbonden zijn wij met jou
van wie wij hier afscheid nemen,
en die ons in leven en dood zo dierbaar
was en is en blijven zal.
Verbonden zijn wij ook met elkaar
en met alle levende wezens, klein en groot,
met vogels en vissen, velden en bossen,
met zon en maan, met het land vlak en golvend,
de onmetelijke diepzee,
met al wat is en verandert,
dag en nacht,
en eindeloos komt en gaat
verwacht, onverwacht,
gedragen, geboren, gewiegd in liefde.
Met heel ons hart vertrouwen we je lichaam toe
aan de tijd die alles heel maakt
en de goedheid van moeder aarde,
en we begeleiden je met
het onzegbare achter onze woorden,
de welsprekendheid van ons zwijgen,
de warmte van onze tranen,
de troostrijke kleuren van onze bloemen.
Hier, aan de grens van het Licht,
zeggen wij: vaarwel en tot ziens, reisgenoot,
nu geroepen te gaan langs andere wegen,
maar onafscheidelijk onze metgezel,
en op dezelfde tijdloze reis
geleid door dezelfde Geest.
En brengen wij ons in herinnering
dat wij niet voor niets leven,
en niet voor niets hier en nu
verzameld zijn, op deze plek.
Dat wij geroepen zijn, zolang het duurt,
om deze aarde bewoonbaar te maken en te bewonen,
om te leren liefhebben met hart en ziel en huid
en haar.
Bidden wij dat dit uur ons mag breken en helen,
verzachten, vermurwen, verbinden tot leven
met elkaar.
Lied: La paz de la tierra
m. Guatemalan folk melody arr. J. Bell
tr. C. Carson
The peace of the earth be with you
The peace of the heavens too
The peace of the rivers be with you
The peace of the oceans too.
Deep peace falling over you.
Gods peace growing in you.
Slotwoord / wegzending
Vanavond hebben wij woorden, liederen, licht en stilte met elkaar gedeeld. Gevoelens van verdriet en gemis mochten aan de oppervlakte komen. Pijn en verscheurdheid, terneergeslagenheid, horen bij ons leven als wij een dierbare verliezen aan de dood. Hoe wij daar mee omgaan doet ieder op eigen wijze. Maar daarom wens ik ons heel veel sterkte en kracht toe om samen met elkaar een weg te vinden in het verdriet. Heel veel sterkte deze tijd en komende tijd en wel thuis.
Muziek: Falling Leaves van Kathy Blackwell
Lied: Clamavi, uit Psalm 130, Willibrord Huisman
De profundis clamavi ad te, Domine. Domine, exaudi vocem meam.
Uit de diepten roep ik tot u, Heer. Heer, luister naar mijn stem.

Voor Joenia Anrep
Nam soms mijn levenslot een nieuwe wending,
Of is het spel nu echt gedaan?
Waar zijn de winters dat ik pas naar bed ging
Als ik de klok zes hoorde slaan?
Ik leef hier kalm en sober tegenwoordig
Aan deze ongerepte kust.
Voor ’t uitspreken van lege, lieve woorden
Ben ik niet langer toegerust.
’t Is bijna kerst, ik kan het niet geloven.
Ontroerend groen is ’t steppeland.
De zon straalt. Een haast warme golf strijkt over
Het vlakke spiegelende strand.
Wanneer ik loom en uitgeput versmachtte
Van dit geluk, dan droomde ik en genoot,
Inwendig bevend, van die rust en trachtte
Mij altijd voor te stellen in gedachten
Dat zó de zielen dwalen na de dood.
December 1916, Sebastopol (Belbek)
Anna Achmatova

2019
Thema: Kwetsbaar
Ik heb geen wortels
dan in het licht.
(H. Andreus)
Muziek vooraf
Welkom
Beste mensen, welkom in deze viering waar wij op deze campus stil staan bij onze dierbare overledenen van afgelopen jaar: medewerkers en studenten. Weggevallen uit ons leven. Te snel, te vroeg. Levens afgebroken – gestopt door de hand van de dood. Kwetsbaar – dat is wat wij zijn als stervelingen, een zachte huid, botten die ons dragen en stevigheid verlenen, en vochtig vlees, organen en water – een vergankelijk lichaam, een vergankelijk bestaan.
Als we plotseling ziek worden, of slachtoffer bij een ongeluk, blijkt hoe kwetsbaar we zijn, hoe broos ons lichaam, hoe wankel onze gezondheid. We willen wel, we proberen wel ons leven vastigheid, zekerheid, een bepaalde manier van hardheid te geven, zodat we stormen kunnen doorstaan, maar ieder van ons weet hoe fragiel en broos een mens kan zijn.
Als wij bij het bed staan van een dierbare met nog weinig dagen te leven. In het ziekenhuis of in het hospice, als de kanker is uitgezaaid en geen kuur meer helpt. Dan is er alleen nog zorgzaam wachten, het laatste geven aan liefde wat je kunt, zwijgen, weten dat dit het einde is.
De dichter Herman de Coninck schreef over het gedicht dat weet heeft van het einde:
Het is hard zwijgen, een gedicht.
grafsteen die luistert naar wat erin is gegrift.G
Letters die luisteren tot ze vol regen staan
Herman de Coninck
Gedichten waar de dood centraal staat, gedichten als een poging om het on-begrijpbare, niet te vatten bestaan van de dood te duiden, waar dit bestaan wordt verkend terwijl je zover ervan af staat omdat je de eigen dood niet hebt meegemaakt in je eigen bestaan want anders zou je hier nu niet staan, niet bestaan. Gedichten die kwetsbaar als de woorden zelf de sprong wagen, om iets over deze dood te zeggen, om zo, als een poging, troost te bieden, troost aan wie achterbleven.
Er zijn veel vormen van poëzie, veel manieren om de dood te duiden, de dood een plaats te geven onder de levenden. In het boek “Het laatste anker. 300 gedichten over dood en wat troost uit de hele wereld” wordt gesproken over stenen gedichten. Grafmonumenten, al sinds de mensheid, hunnebedden, piramides, stenen graven voor koningen en voor gewone stervelingen, zij leggen getuigenis af – zij zijn een soort van stenen gedicht. Grafkunst, ontwerpen om de dierbare overledene in ons geheugen vast te houden, om de sporen die hij naliet te herinneren.
Woorden gegrift in steen, gevuld met water na een regenbui. Woorden ook die wij uitspreken in een lied, een gebed, een tekst. Zo proberen wij elkaar te troosten, te steunen, de afgrond van de dood die als een kloof in ons leven oprijst, te overbruggen. Een afgrond die de verbinding tussen ons en de dierbare overledenen abrupt heeft verbroken. We hebben slechts nog herinnering, we hebben woorden, we hebben beelden en gedachten. Daar moeten we het mee doen.
Maar hoe kwetsbaar we ook zijn, hoe fragiel ons leven, ons evenwicht, in die kwetsbaarheid kunnen we elkaar ook ondersteunen, kunnen we elkaar bevestigen, vasthouden, bemoedigen, troosten. Daarvoor zijn we vanavond bij elkaar. We steken lichtjes aan. We noemen de namen van onze dierbaren, we stellen hen present. Mogen we getroost worden, mogen we kracht vinden, en mogen we steun vinden bij elkaar. Dat wens ik ons aan het begin van deze viering. Heel veel sterkte.

Lied: Dans nos obscurités
Taizé, Jacques Berthier
Als alles duister is,
ontsteek dan het vuur dat nooit meer dooft.
Namen en lichtjes
Wij noemen de namen van onze dierbaren die zijn overleden en steken een lichtje aan. Daarna worden alle bezoekers uitgenodigd om ook een lichtje aan te steken.
Stilte….
Muziek
Lied: Kindle a flame Iona, c. John L. Bell
Kindle a flame to lighten the dark and take all fear away.

Gedicht
Eddy van Vliet, dichter, overleden op 5 oktober 2002 schreef, toen hij wist dat zijn leven afgelopen was, het volgende gedicht.
Dood. Heb geen angst. Talm niet
voor mijn deur. Kom binnen.
Lees mijn boeken. In negen van de tien
kom je voor. Je bent geen onbekende.
Hou mij niet voor de gek met kwalen
waarvan niemand de namen durft te noemen.
Leg mij niet in een bed tussen kwijlende
kinderen die van ouderdom niet weten wat ze zeggen.
Klop mij geen geld uit de zak
voor nutteloze uren in chique klinieken.
Veeg je voeten en wees welkom.
Eddy van Vliet
Lied: Wat ik gewild heb
t. Huub Oosterhuis, m. Antoine Oomen
Wat ik gewild heb
wat ik gedaan heb
wat mij gedaan werd
wat ik misdaan heb
wat ongezegd bleef
wat onverzoend bleef
wat niet gekend werd
wat ongebruikt bleef
al het beschamende
neem het van mij.
En dat ik dit was en geen ander –
dit overschot van stof van de aarde:
dit was mijn liefde.
Hier ben ik.

Lezing: Lucas 7, 36-48 (NBG)
Een der Farizeeën nodigde Hem om bij hem te komen eten; en Hij kwam in het huis van de Farizeeër en ging aanliggen. En zie een vrouw, die in de stad als zondares bekend stond, bemerkte, dat Hij aan tafel was in het huis van de Farizeeër. En zij bracht een albasten kruik met mirre, en zij ging wenende achter Hem staan, bij zijn voeten, en begon met haar tranen zijn voeten nat te maken en droogde ze af met haar hoofdhaar, en kuste zijn voeten en zalfde ze met de mirre. Toen de Farizeeër, die Hem genodigd had, dat zag, zeide hij bij zichzelf: Indien deze profeet was, zou Hij wel weten, wie en wat deze vrouw is, die Hem aanraakt: dat zij een zondares is. En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Simon, Ik heb u iets te zeggen. Hij zeide: Meester, zeg het.
Een schuldeiser had twee schuldenaars. De een was hem vijfhonderd schellingen schuldig, de ander vijftig. Toen zij niet konden betalen, schonk hij het hun beiden. Wie van hen zal hem dan het meest liefhebben? Simon antwoordde en zeide: Ik onderstel, hij, aan wie hij het meeste geschonken heeft. Hij zeide tot hem: Gij hebt juist geoordeeld. En Zich naar de vrouw wendende, zeide Hij tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben in uw huis gekomen; water voor mijn voeten hebt gij Mij niet gegeven, maar zij heeft met tranen mijn voeten nat gemaakt en ze met haar haren afgedroogd. Een kus hebt gij Mij niet gegeven, maar zij heeft, van dat Ik binnengekomen ben, niet opgehouden mijn voeten te kussen. Met olie hebt gij mijn hoofd niet gezalfd, maar zij heeft met mirre mijn voeten gezalfd. Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, al waren zij vele, want zij betoonde veel liefde; maar wie weinig vergeven wordt, die betoont weinig liefde.
Overweging
Lied: Korn, das in die Erde
m. Frankrijk, 15e eeuw t. Jürgen Henkys
Korn, das in die Erde, in den Tod versinkt,
Keim, der aus dem Acker in den Morgen dringt.
Liebe lebt auf, die längst erstorben schien:
Liebe wächst wie Weizen, und ihr Halm ist grün.
Über Gottes Liebe brach die Welt den Stab,
Wälzte ihren Felsen vor der Liebe Grab.
Jesus ist tot. Wie sollte er noch fliehn?
Liebe wächst wie Weizen, und ihr Halm ist grün.
Im Gestein verloren Gottes Samenkorn,
Unser Herz gefangen in Gestrüpp und Dorn –
Hin ging die Nacht, der dritte Tag erschien:
Liebe wächst wie Weizen, und ihr Halm ist grün.

Gedicht
De dichter Czeslaw Milosz werpt een anker uit in de zee van de dood. Elk gedicht is als het ware een poging om vaste grond te vinden, een ankerplek, een houvast tegen alle dood in. In het gedicht ‘De zin’ komt dit tot uitdrukking:
De zin
-Wanneer ik dood zal zijn, zie ik de voering van de wereld.
De achterkant, voorbij de vogel, berg, zonsondergang,
de ware betekenis, die om ontcijfering vraagt.
Waar geen overeenstemming was, zal overeenstemming zijn.
Wat buiten elk begrip viel, zal begrepen worden.
-maar als de wereld nu geen voering heeft?
Als de lijster op de tak geen enkel teken is,
alleen een lijster op een tak, als de dagen en de nachten
elkaar volgen zonder zich te bekommeren om een zin
en er op aarde niets is buiten deze aarde?
-Zelfs al zou het zo zijn, dan nog blijft het woord,
dat eens door vergankelijke lippen werd gewekt,
en zal het rennen, rennen, een onvermoeibare koerier,
over insterstellaire velden, door wentelende galactica’s
en protesteren, roepen, schreeuwen.
Czeslaw Milosz

Lied: Wem kan segla förutan wind?
Zweeds volksliedje, zetting Gunnar Erikson
Wie kan zeilen zonder wind?
Wie kan zonder riemen roeien?
Wie kan afscheid nemen van zijn vriend
zonder dat er tranen vloeien?
Ik kan zeilen zonder wind.
Ik kan zonder riemen roeien.
Maar ik kan geen afscheid nemen van mijn vriend
zonder dat er tranen vloeien.

Gebed (H.Stufkens)
Gegaan tot waar wij kunnen
aan de grens van het Licht staan wij,
in wezen onbegrensd, in het gezicht van de dood.
En wij herinneren ons de oude woorden
dat leven verandert
maar niet wordt weggenomen,
dat niets en niemand verloren gaat.
Zielsverbonden zijn wij met jou
van wie wij hier afscheid nemen,
en die ons in leven en dood zo dierbaar
was en is en blijven zal.
Verbonden zijn wij ook met elkaar
en met alle levende wezens, klein en groot,
met vogels en vissen, velden en bossen,
met zon en maan, met het land vlak en golvend,
de onmetelijke diepzee, met al wat is en verandert,
dag en nacht,
en eindeloos komt en gaat
verwacht, onverwacht,
gedragen, geboren, gewiegd in liefde.
Met heel ons hart vertrouwen we je lichaam toe
aan de tijd die alles heel maakt
en de goedheid van moeder aarde,
en we begeleiden je met
het onzegbare achter onze woorden,
de welsprekendheid van ons zwijgen,
de warmte van onze tranen,
de troostrijke kleuren van onze bloemen.
Hier, aan de grens van het Licht,
zeggen wij: vaarwel en tot ziens, reisgenoot,
nu geroepen te gaan langs andere wegen,
maar onafscheidelijk onze metgezel,
en op dezelfde tijdloze reis
geleid door dezelfde Geest.
En brengen wij ons in herinnering dat wij niet voor niets leven,
en niet voor niets hier en nu verzameld zijn, op deze plek.
Dat wij geroepen zijn, zolang het duurt,
om deze aarde bewoonbaar te maken en te bewonen,
om te leren liefhebben met hart en ziel en huid en haar.
Bidden wij dat dit uur ons mag breken en helen,
verzachten, vermurwen, verbinden tot leven
met elkaar.
Lied: La paz de la tierra
m. Guatemalan folk melody arr. J. Bell
tr. C. Carson
The peace of the earth be with you.
The peace of the heavens too.
The peace of the rivers be with you.
The peace of the oceans too.
Deep peace falling over you.
Gods peace growing in you.
Gedicht
De dichter Paul Celan verloor zijn beide ouders in de oorlog. Veel van zijn gedichten dragen de sporen van dit verlies. Met woorden trachtte hij de kwetsbaarheid van ons bestaan te duiden, zijn eigen leven zin te geven. Na zijn dood zijn er velen die een gedicht aan hem opdragen: woorden als steentjes. Stenen als getuigenis van zijn bestaan, stenen die gelovige joden op het graf leggen als symbool dat ze zijn geweest. Stenen die in oude tijden op de oogleden van de gestorvene werden gelegd.
In Memoriam Paul Celan
Leg deze woorden in het graf van de dode,
Naast de amandelen en de zwarte kersen –
De schedeltjes en bloeiende bloeddruppels, ogen,
En Gij, O bitterheid, het kussen voor zijn hoofd.
Leg deze woorden op de oogleden van de dode
als ogentroost, als middeleeuwse trompetbloemen
die in de schaduw ditmaal zullen gedijen.
Laat de onthoofde tulpen in de regen glinsteren.
Leg deze woorden op zijn verdronken oogleden
als munten of sterren, vervangende ogen.
Overhuif de gezwollen lucht met zonnevlekken
terwijl donderslagen zich tot de aarde richten.
Lettergreep na lettergreep, geklauwd en betast,
hebben de woorden zich in verdriet verenigd.
Het is het spookuur van de jammerklacht,
de beurt van de leegte, bedroefd en onvermengd.
Leg deze woorden op de lippen van de dode
als een brandende tang, een tong van vlammen.
Een jagende arend zwenkt en krijst.
Laat God tot ons bidden voor deze man.
Edward Hirsch

Lied: Adieu, uit de passie De lastpost, een veelstemmig verhaal
t. Hendrik Jan Bosman
m. Willibrord Huisman
De nacht is dichterbij geslopen,
Het licht heimelijk weggekropen
Een graf ligt in de schemer open
Rust zacht, vrede met jou, adieu
Dag Jezus, adieu
Een steen gaat nu het gat blokkeren
Een wacht zal erbij patrouilleren
Geen mens kan hier nog iets proberen
Rust zacht, vrede met jou, adieu
Dag Jezus, adieu
Het eind. Is het dan afgelopen?
Naar huis, stilletjes afgedropen?
Zeg zelf: is er nog iets te hopen?
Sta op, vrede met jou, adieu
Dag mensen, adieu
Wegzending
Muziek
We verlaten in stilte de kerk – als u wilt kunt u nog nablijven

Lichtwoord
Wij leven allen van hetzelfde licht,
de doden en de levenden, wij leven
mateloos. Zon vereenzelvigt
zich met ons, totdat wij aan haar maat ontheven
over de toegemeten drempels gaan.
Daar rijst pinetum op, fluoresceert
Aan ons lichtgevend lichaam parelmoer.
Astrale meren doen wij drinkend aan.
Vraag niet hoe zonder zwaartekracht van zaad
Mensen verhevigd kunnen voortbestaan.
Voel nieuwe schepping branden en geniet
hoe vlam met was versmelt. Lichtwoord ontbiedt
naar hoogten waar de godgelijke ziel
woont in extase en zich niet meer schaamt.
Maria de Groot
Aan deze viering werken mee:
Campuskoor Veelstemmig o.l.v. Willibrord Huisman
Piano: Bert Kappen
Voorgangers: Jos Geelen crl, John Hacking, Anouk Slik

2020
Thema: Verbonden

- Muziek: Bach, Praeludium 1 BWV 846 (Wohl Temperierte Klavier)
Welkom: door Jos Geelen
We steken een kaars aan op het altaar
Lezing door Marieke Fernhout : Tijd van vloek en tijd van zegen
(bij Prediker 3: 1-15)
Tijd van vloek en tijd van zegen
tijd van droogte tijd van regen
dag van oogsten tijd van nood
tijd van stenen tijd van brood.
tijd van liefde nacht van waken
uur der waarheid dag der dagen
toekomst die gekomen is
woord dat vol van stilte is.
Tijd van troosten tijd van tranen
tijd van mooi zijn tijd van schamen
tijd van jagen nu of nooit
tijd van hopen dat nog ooit.
Tijd van zwijgen zin vergeten
nergens blijven niemand weten
tijd van kruipen angst en spijt
zee van tijd en eenzaamheid.
Wie aan dit bestaan verloren
nieuw begin heeft afgezworen
wie het houdt bij wat hij heeft
sterven zal hij ongeleefd.
Tijd van leven om met velen
brood en ademtocht te delen –
wie niet geeft om zelfbehoud,
leven vindt hij honderdvoud.
- Muziek: Chopin, Nocturne in Cis mineur

NAMEN
Wij noemen de namen van de overledenen en steken een kaarsje aan om hen te gedenken
korte stilte
Gedicht door Nicole Schubert: Taal van de rouw
De taal van de rouw moet ik nog leren
die taal beheersen, woorden als diep
verdriet vermijden, die gelden
voor elk ander, voor ieder die niet
mij is, ik heb die woorden
vroeger vaak gehoord; drongen
niet door. Een nieuwe taal
met nieuwe woorden leren.
Barsten craqueleren.
Zo gewend als ik was
in een eind aan ellende
te geloven. Maar deze droogte
is een droogte waar geen eind
aan komt dorheid als deze
kom je nooit meer te boven.
En dauw, eens lieflijk
glinsterend troostend
blikkert nu dreigend.
Miljarden kleine druppers
triomferen heel even
vóór ze verdwijnen.
De taal van rouw
stokt in mijn keel,
toch moet ik die nu leren
en tot de mijne maken.
Judith Herzberg
Korte overweging door John Hacking
Verbonden
De taal van rouw, die moet ik nog leren…zo dicht Judith Herzberg. Dacht je eerst misschien dat dit alleen voor anderen gold, die taal van verdriet, omdat je zelf nog nooit iemand had verloren, nu heeft de dood daar resoluut een eind aan gemaakt. Wreed zijn jouw banden met je dierbare verstoord. Wreed en onbarmhartig is het leven afgebroken. Afgescheurd als een tak aan een boom.
Wat rest je dan – je blijft met lege handen achter… Je kind verliezen, je broer, je zus, je partner, je vader, je moeder, je vriend, je vriendin – eigenlijk is de pijn met geen pen te beschrijven. Dichters doen soms een poging dit verdriet in woorden te vatten zoals in dit gedicht Van Maurits Mok:
In memoriam
Met iedere mens van mijn jonge jaren
die uit het licht valt, sterf ik mee.
Mijn voorhoofd wordt door koude aangevaren
en in mijn ogen verzamelt zich sneeuw.
Blindelings tast ik naar de verloren
warmte en voel overal graniet.
Een stem die ik had willen horen,
waait ergens hoog over mij heen.
Voetsporen breken af. Een onbegaanbare
nawereld opent haar woestenij.
Sterren beginnen in mij te staren,
brandpunten van verlatenheid.
Geen schepsel sterft zo volstrekt als een mens.
Leven en dood gaan met hem te gronde.
Van alle windstreken afgewend,
hangt zijn herinnering in de ronde
ledigheid van het niet.
Waar ik mij keer,
adem ik duisternis, onbewogen
raadsels. Er bestaan geen woorden meer
om deze stilte te herhalen.
Maurits Mok
En toch, toch is er meer dan enkel ons machteloos spreken. Meer dan ons woordeloos verdriet. Hoe wij verbonden waren, hoe wij verbonden zijn, door de dood heen, met onzichtbare banden, onverbreekbaar. Onze herinneringen, onze gedachten, onze gevoelens, onze ervaringen. Niemand kan ons die afpakken. Zo blijven wij verbonden. Zelfs als de dood al een tijdje geleden in ons leven trad.
We hoorden zonet dat er voor alles een tijd is, tijd van tranen, tijd van troosten. Tijd van leven om met velen brood en ademtocht te delen. En wie niet geeft om zelfbehoud, leven vindt hij honderdvoud.
Hier wordt het geheim onthult van het leven: Samen hebben wij pas een leven, niet alleen, niet in je eentje. Mét en vóór elkaar worden wij gedragen. Zelfs door de donkerte en het niets van de dood. De leegte van het verdriet.
En wie weet wat na dit leven zal zijn: hoe wij opnieuw verbonden worden. Talloze religies maken er melding van – ons christelijk geloof is erop gebouwd. En als je niet gelovig bent, als je niet in deze traditie staat, is er toch hoop, is er een verwachting, is er toch vaak een verlangen om elkaar wéér te zien. Want de liefde is sterk, sterk als de dood, en de liefde gaat over de grenzen van dood banden aan die onverbrekelijk zijn.
Ik zelf zoek toevlucht bij de dichters, bij hun intuïtie, hun vermoeden, Zoals bij Abraham Sutzkever die dit prachtige gedicht schreef. Een gedicht dat ons misschien kan troosten. Een gedicht waarmee ik ons allen heel veel sterkte wens, heel veel kracht om deze donkere dagen van verdriet vol te houden met elkaar. Ook allen die afgelopen jaar een dierbare verloren wiens naam hier niet wordt genoemd, verloren door een ongeluk, ziekte, of het covid-19 virus. De ziekte die nu weer zoveel slachtoffers maakt. Sterkte en heel veel kracht, ook om het vol te kunnen blijven houden in deze moeilijke tijden. Sonore Cello’s.
SONORE CELLO’S
Nee, wij zijn niet aan het einde,
ons begin is nog innig – dichtbij,
wij zetten onze voettocht naar elkander
Voort, en de nieuwe horizon is vrij.
Wij zullen vast elkander weer ontmoeten
in een spiegel: daarachter in het gras
zullen sonore cellotonen sproeien
en de spiegel zal niet zijn van glas.
Niet van glas maar van een weefsel
vertrouwd en onvervreemdbaar waar:
daarachter ligt een nieuw beleven
en de dood zal hangen aan een haar.
Is het dan mogelijk dat wij ons vergissen,
dat ons mooiste uur toevallig was,
zal een blinde worm dat uur wegknagen
en blijven er slechts scherven in het gras?
Nee, wij zullen vast elkander weer ontmoeten
als voorbestemde klanken in een rijm.
Sonore cellotonen zullen sproeien
over witte wouden van Oneindigheid.
Abraham Sutzkever
- Muziek: Bill Evans, Walz for Debby
Woord van Daniel Wigboldus – voorzitter van het college van bestuur

Voorbede door Marieke Fernhout
Hier blijven de namen genoemd
van wie gestorven zijn:
zij schonken ons het leven
en deelden met ons de dagen, de nachten.
Nu wonen zij in onze herinneringen.
Dat wij hen niet vergeten
en het werk van hun handen,
nu aan ons toevertrouwd,
niet tevergeefs is geweest.
De dood kan de bodem uit onze dagen slaan,
de zekerheid uit ons vertrouwen.
Laat het dan niet ontbreken
aan veelzeggende gebaren
van nabijheid en verbondenheid.
Dat wij elkaar recht mogen doen in ons verdriet,
ook door te weten
wat onuitsprekelijk is.
Eeuwige,
Wij kunnen weten
dat uw liefde altijd bij ons blijft,
dat er voor ieder mens een plaats is in uw grote hart
en dat uw liefde altijd groter is dan ons verdriet,
onze wanhoop en onze leegte.
Wij kunnen niet dieper vallen dan in uw hand.
Wees ons allen nabij als een eeuwig thuis.
Korte stilte
Lied: Pelgrimsgebed van Amanda Strydom
Ook op You Tube te vinden: https://youtu.be/fTsYx8W_2w0
Vader God U ken my naam
My binnegoed en buitestaan
My grootpraat en my klein verdriet
My vashou aan als wat verskiet.
U ken my vrese en my hoop
Die pad wat ek so kaalvoet loop
Die pad het U lankal berei
U maak die pad gelyk vir my.
Alle pelgrims keer weer huistoe
Elke swerwer kom weer tuis
Ek verdwaal steeds op U grootpad
Soekend na U boardinghuis.
Moeder God U ken my waan
My ego en my regopstaan
Die drake waarteen ek bly veg
U wys my altyd weer die weg.
U het my met U lig geseën
Die lig strooi ek op iedereen
Net U weet hoe my toekoms lyk
Ek het niks, U maak my ryk.
Alle perlgrims keer weer huistoe
Elke swerwer kom weer tuis
Ek verdwaal steeds op U grootpad
Soekend na U boardinghuis.
Gedicht door Nicole Schubert: Als je van iemand houdt
Als je van iemand houdt
en je bent door de dood van elkaar gescheiden,
dan is er op de wereld niets en niemand,
die de leegte van de afwezigheid kan vullen.
Probeer het maar niet, want het zal je nooit lukken.
Aanvaard liever het gemis dat je is overkomen.
Dat klinkt hard, maar het is ook een grote troost,
want zolang de leegte werkelijk leeg blijft,
blijf je daardoor met elkaar verbonden.Zeg niet: “God zal de leegte vullen”,
want – geloof me – dat doet Hij niet.
Integendeel: Hij houdt de leegte leeg
en helpt ons om zo de vroegere gemeenschap
met elkaar te bewaren, zij het ook in pijn.
Hoe mooier en rijker de herinneringen,
des te moeilijker is het afscheid.
Maar dankbaarheid zal de pijn der herinnering
veranderen in stille vreugde.De mooie dingen van vroeger
zijn geen doorn in het vlees,
maar een kostbaar geschenk,
dat je met je mee draagt.
Zorg dat je niet altijd blijft graven in je herinneringen,
maar doe dat van tijd tot tijd.
Ook een kostbaar geschenk bekijk je niet aldoor,
maar alleen op bijzondere ogenblikken.
Buiten die ogenblikken is het een verborgen schat, een veilig bezit.
Dus, droog je tranen en huil niet,
Als je van me houdt.
Dietrich Bonhoeffer
Wegzending door Jos Geelen
- Muziek: Schumann, Arabesque Opus 18
Aan deze viering werkten mee:
Jos Geelen, Marieke Fernhout, Nicole Schubert en John Hacking (studentenpastores), Daniel Wigboldus (voorzitter college van bestuur Radboud Universiteit) en Bert Kappen (piano)

2021
Thema Vergankelijkheid

Herdenking overledenen Radboud Universiteit
Studentenkerk 1 november 2021
Vergankelijkheid
Zich verheffend
Terwijl de bergtoppen en valleien dieper worden
Het schemerige geluid van de cicade
Zingend over een dag
Die al voorbij is
Dōgen
Aan deze viering werken mee:
Daniel Wigboldus (voorzitter College van bestuur)
Campuskoor o.l.v. Willibrord Huisman
Hassan Tork, Master student
Studentenpastores: Jos Geelen, Nicole Schubert, Marieke Fernhout en John Hacking
Wees voorzichtig
wanneer je mijn as verstrooit.
De rozen bloeien.
Luc Barbé
Lied: Korn das in die Erde
Tekst: Jürgen Henkys
Korn, das in die Erde, in den Tod versinkt,
Keim, der aus dem Acker in den Morgen dringt.
Liebe lebt auf, die längst erstorben schien:
Liebe wächst wie Weizen, und ihr Halm ist grün.
Über Gottes Liebe brach die Welt den Stab,
Wälzte ihren Felsen vor der Liebe Grab.
Jesus ist tot. Wie sollte er noch fliehn?
Liebe wächst wie Weizen, und ihr Halm ist grün.
Im Gestein verloren Gottes Samenkorn,
Unser Herz gefangen in Gestrüpp und Dorn –
Hin ging die Nacht, der dritte Tag erschien:
Liebe wächst wie Weizen, und ihr Halm ist grün.
Welkom
Tijd
Tijd- het is vreemd, het is vreemd mooi ook
nooit te zullen weten wat het isen toch, hoeveel van wat er in ons leeft is ouder
dan wij, hoeveel daarvan zal ons overlevenzoals een pasgeboren kind kijkt alsof het kijkt
naar iets in zichzelf, iets ziet daar
wat het meekreegzoals Rembrandt kijkt op de laatste portretten
van zichzelf alsof hij ziet waar hij heengaat
een verte voorbij onze ogenhet is vreemd maar ook vreemd mooi te bedenken
dat ooit niemand meer zal weten
dat we hebben geleefdte bedenken hoe nu we leven, hoe hier
maar ook hoe niets ons leven zou zijn zonder
de echo’s van de onbekende diepten in ons hoofdniet de tijd gaat voorbij, maar jij, en ik
buiten onze gedachten is geen tijdwe stonden deze zomer op de rand van een dal
om ons heen alleen wind
Rutger Kopland
Lied: Hassan Tork sings a Persian traditional: “Let’s be more kind, while we still can”
Toespraak Daniel Wigboldus
NAMEN EN LICHTJES
Wij noemen de namen van onze dierbaren die zijn overleden en steken een lichtje aan. Daarna worden alle bezoekers uitgenodigd om ook een lichtje aan te steken.
Lied: Dans nos obscurités
Taizé, Jacques Berthier
Dans nos obscurités,
allume le feu qui ne s’éteint jamais.
Als alles duister is, ontsteek dan het vuur dat nooit meer dooft.
DROMEN DROMEN
Ik droomde dat je thuis was lief
je kwam licht uit de auto, ik sliep,
ik hoorde vogels, rook seringen,
jij draaide aan de knop van de radio
die aan mijn hoofdeind stond.
Uit elk station kwamen verwonderlijk
belangwekkende fragmenten.
Ik droomde ook dat ik gedroomd had
dat ik in de keuken stond
en dat het aanrecht in stukken brak-
marmeren brokken. Ik nam in elke hand
een scherf want dacht ik, misschien
is dit een droom, en bracht mijn handen
langzaam bij elkaar, om het marmer
te horen ketsen, maar het ketste niet.
Ik vond het prettig dat je thuis was;
kon je de droom vertellen. Ja zei jij,
ja dat doet een droom, je voelt iets in je hand
dat er niet is, dat is bekend.
Toen ging de telefoon. Zo heerlijk, dacht ik
Dat jij thuis bent, ik slaap nog even door .
Jij neemt wel op. Ik hoorde je spreken.
Hij rinkelde en rinkelde totdat ik wakker werd
en rende. Verdriet om sterven is bekend
verdriet van scheiden niet geacht. En
doden weten niet hoe ze ontbreken.
Judith Herzberg

Overdenking (John Hacking)
“Oog in oog met de vergankelijkheid van het leven kunnen we zeggen dat de toekomst nog niet bestaat, dat het verleden niet meer bestaat en dat het enige dat werkelijk bestaat, het heden is. We kunnen ook zeggen dat de toekomst niets is, dat het verleden ook niets is en dat de mens voortkomt uit het niets; dat hij het leven is ‘binnen geworpen’ en bedreigd wordt door het niets. Hoe kan een mens dan ‘met het oog op de vergankelijkheid van het menselijk bestaan’, een zin vinden in het leven?”
Deze woorden stammen uit 1947 uit de mond van Viktor Frankl, een psychiater die een aantal concentratiekampen overleefde en die daarna de logotherapie ontwikkelde. Een vorm van therapie waarin vooral zingeving centraal staat. Zin vinden in ons leven, in een leven dat voorbijgaat, een leven waarin we ooit zelf zullen sterven, maar waarin we ook afscheid moeten nemen van anderen, dierbaren, ouders, kinderen, familie, vrienden. Geconfronteerd met een groot verlies, de dood van een dierbare, lijkt het leven soms alle zin verloren te hebben. Waarom hij, zij, waarom zo op deze wijze, bij een ongeluk, een zware ziekte, een zelfdoding, waarom zo jong, waarom zo plotseling, vragen we dan. Platitudes over de dood en dat we allen moeten sterven, helpen dan niet. De pijn is te schrijnend, het verdriet te groot. En het duurt heel wat tijd, het kost heel wat ruimte, heel wat tranen en verdriet voordat het leven weer een beetje in zijn plooi valt. Voordat er weer toekomst is. Hanny Michaelis, de dichter schrijft:
HOE KAN ik ademen
met je dood als een brok
in mijn keel?
Hoe kan ik lachen
nu het onherroepelijke vonnis
mijn mond verzegeld heeft?
In een houten kist
gaat de toekomst
tot ontbinding over.
Ik voel hoe ik langzaam
maar zeker bevries.
Toch blijf ik ademen.
Toch lach ik, oudergewoonte.
En dat is misschien
het ergste van alles.
Vergankelijkheid, ons leven vergaat. Alles is in beweging – niets staat echt stil. De dagen vlieden, en gaan over door de trechter van het heden naar gisteren. Maar alles wat voorbij is, alles wat verleden is, alles wat is geweest is daarmee eeuwig. Het kan niet meer worden veranderd. Het is er voor altijd. Viktor Frankl beziet dat positief. Wij maken in het hier en nu, in het heden, keuzes, wij zijn verantwoordelijk voor ons leven en onze daden, voor wat beklijft. Je kunt op vele manieren naar je leven kijken: een land dat wordt afgemaaid, steeds blijft er minder over – of een kalender met steeds minder blaadjes. Frankl stelt dat je ook anders kunt kijken: je kunt ook kijken naar de oogst die je hebt opgeslagen ná het maaien, de verzameling blaadjes op de stapel. Alles wat je hebt doorstaan, aan lijden, de gevechten die je hebt gewonnen tegen de zinloosheid, de ervaringen van gedeelde liefde, kortom alles wat er in je leven heeft plaatsgevonden, ze vormen één grote verzameling aan ervaringen, een verleden dat niemand je kan ontnemen, dat eeuwig is, dat kostbaar is.
Frankl getuigt van een positief mensbeeld, van een mens die verantwoordelijkheid durft en wil dragen voor zijn daden. Die positief wil antwoorden op de vragen die het leven hem stelt. Natuurlijk lukt dat niet altijd. Gaat er veel fout. Het verleden is daarmee een soort logboek, alles staat erin opgetekend. De dierbare die overleden is, is daarmee de geschiedenis van zijn leven geworden, hoe goed of hoe slecht het ook geweest mag zijn. Hij is zijn eigen hel of zijn eigen hemel geworden, zo zegt Frankl. Maar voor ons, de omstanders, de achterblijvers is dat niet altijd duidelijk. We kunnen vaak niet op deze wijze naar een leven kijken. Dat kost tijd. Alles moet bezinken, vooral de eerste pijn, het eerste verdriet. Bij de dood blijven wij achter met lege handen, zo lijkt het. We staan machteloos tegenover de dood. Tegenover deze onmetelijke kracht die alles doet vergaan. Wat blijft over? De dichter Hans Groenewegen schrijft over een dode geliefde:
Ontij
I
Wie zoek je? Ze is niet hier.
ze at as die als fijn rijp
over de grashalmen lag
wat raap je op? Wat scherven
water, zuurstof, scherven vuur,
en gruis, van deernis het gruis
wie raak je aan? Iemand werd
uit je lijf gelost, iets laat
een leegte in je vieren
wat wil je? Wat ze drinken
wat ze zien, horen, ruiken
betasten zou, willen zou, zeggen,
wat zij over dit alles en altijd
had kunnen willen zeggen
II
De grond waarop je stond, valt,
in de hand genomen, door
de vingers heen, droogste grond,
op je schoenen, op de uitgegraven
losse grond waarop je staat.
Je strekt je arm, de hand lekt
de rest grond, op het klein deksel
in de afgrond
je hoort dat je niemand vond
Zo gaat het met de liefde, zo gaat het met ons leven: de dood is onbarmhartig. Maar in ons hart, onze geest, onze ziel, bewaren wij de warmte die ons verbindt, die ons verbond met elkaar, de woorden die wij wisselden, de liefde die we deelden. Dat is eeuwig, opgeslagen in ons verleden, onuitwisbaar. Een grond om op te staan. En elke dag weer kunnen we elkaar hierbij vasthouden, elkaar vertellen over wat was en wat zal zijn als we deze liefde, dit verdriet, deze pijn delen.
En je zult merken, dat geen kracht sterker is dan gedeeld verdriet, gedeelde liefde. Strek je handen uit, houd elkaar vast, kijk elkaar aan, herinner je en spreek. En soms in gedeeld samen zwijgen, in weten van elkaar, wordt de eeuwigheid waarin je geliefde dierbare is opgeborgen, even tastbaar, even voelbaar. Kostbaar. Daarom wens ik allen heel veel moed, heel veel kracht en heel veel liefde om samen met elkaar het verdriet en de pijn te delen, een nieuwe schat toegevoegd aan het heden dat toekomst omzet in verleden. Vergankelijkheid met eeuwigheidswaarde.
Lied: Hassan Tork sings a Persian traditional prayer:
“You are everywhere, where are you?”
HERDENKING
Een sneeuwstorm valt altijd in het niet bij de gedachte
aan een sneeuwstorm. Ja: koud. Ja: wind. Maar niet
de tijdloze
ervaring van een blinde wereld, niet
het stilzetten van de maalstroom, geen stormoog
vol spierwitte gratie.
Toen stond opeens de zomer voor de deur.
De eerste hitte zonder jou. Rouwbleek een schokkerige
achtervolgingsscène in een duistere steeg
op een stralende dag. Hoe hier opeens in het donker
in de zon, waar ik je eindeloos misloop?
In het midden van een menigte die de huid afwerpt
om verder te zwermen krijg ik je terug. Eerst in flitsen,
dan gedachten aan jou zo compleet
als een rijzig recept, dwarrelen lang genoeg
om weer eens af te dwalen, als in de periferie
van een sneeuwstorm die iets goeds verwoestte.
Ik kom er niet uit. Je valt nooit in het niet.
Lieke Marsman
Gebed
Wat zonder woorden in ons leeft:
het beeld waarvan wij geen gestalte kunnen maken;
wat eeuw na eeuw in mensen is gelegd:
geheim dat anders is dan ieder lied en elk gebed.
Wat wij van U niet weten, niet begrijpen;
wat wij verlangen en onuitsprekelijk missen:
dit heimwee; deze glimlach, die geen geluid is en geen mond
zal dat het zijn dat Gij van ons tot U zult nemen?
Zal het iets zijn dat in en om ons hoofd ligt
als wij het buigen om uw zegen?
Of zal het deze stilte zijn waaruit wij vele malen
‘Onze Vader’ zeiden?
Wanneer wij leven, moeten wij ook sterven.
Het is alleen uw liefde die ons kent voorbij de dood.
Het is uw groot geheim dat ons geheim zal redden
en bergen, waar het hoort: in uw eerste licht,
in uw laatste woord.
Fum van der Ham
Lied: Hymne à la Nuit
Jean-Philippe Rameau
Ô Nuit!
Viens apporter à la terre
le calme enchantement de ton mystère.
L’ombre qui t’escorte est si douce,
si doux est le concert de tes voix
chantant l’espérance,
Si grand est ton pouvoir
transformant tout en rêve heureux.
Oh, night!
Come, bring to the earth
the soft enchantment of your mystery.
The shadow that escorts you is so sweet,
so sweet is the concert of your voices
singing hope,
so great is your power
that transforms everything into a happy dream.
Wegzending

2022
Thema Stilte

STILTE snijdt de pijn
en de onmacht mee.
Troost wordt bijeengebracht
in kleine woorden. Spaarzaam.
Ik vind ze niet.
‘Ben blij dat je gekomen bent.’
Toen was het toch zo stil niet meer
we waren niet alleen.
Bert Wirix
Lied: Clamavi
Clamavi, Domine, de profundis; vocem meam exaudi, Domine.
Uit de diepten roep ik tot u, Heer, hoor mijn stem.
Tekst: Psalm 130
Muziek: Willibrord Huisman, 2015
Welkom (Jos Geelen)
Gedicht (Nicole Schubert)
LANDSCHAP
Je ziet het
aan het gras
dat verkleurt,
aan wat ritselt en
reuzelt in de nevel,
aan de aarde die
er vager bij ligt,
je merkt het
aan de lucht
die verschaalt,
aan wat vlamt en
knettert op het veld,
aan de rook die
als verdoofd .
boven het landschap
blijft hangen,
je wilt het nog
wat langer laten
duren, iets vasthouden,
het ijler geworden licht
dat nauwelijks de zon
doorlaat, de bijna lege
akkers, het zwijgen
waarin iets naar beneden
dwarrelt, waarin een
takje zich gemakkelijk
laat breken
alles aarzelt
voor het Definitieve
Roland Jooris
Lied: Wat ik gewild heb
Wat ik gewild heb
wat ik gedaan heb
wat mij gedaan werd
wat ik misdaan heb
wat ongezegd bleef
wat onverzoend bleef
wat niet gekend werd
wat ongebruikt bleef
al het beschamende
neem het van mij.
En dat ik dit was en geen ander –
dit overschot van stof van de aarde:
dit was mijn liefde.
Hier ben ik.
Tekst: Huub Oosterhuis
Muziek: Antoine Oomen
Toespraak: Daniël Wigboldus
Lied: Tibie Paiom
We zingen voor u, we prijzen u, we danken u.
Laten we bidden tot onze God.
Tekst: Slavisch Orthodox
Muziek: Dmytro Bortnjanski
Overdenking (Marieke Fernhout)
Zoveel verhalen van verlies.
Verhalen van woorden aaneengeregen.
En omdat taal maar een hulpmiddel is, blijven de woorden vaak eendimensionaal.
Soms niet.
Soms is er ruimte tussen de woorden, tussen de regels, waarin en waaruit de mens van wie het verhaal vertelt, gestalte krijgt – vorm – stem – beeld.
Het Bijbelverhaal van de profeet Elia is zo’n verhaal – of kan dat zijn.
Elia moet vluchten voor de woede van koning Achab en koningin Izébel omdat die hun ziel aan diverse goden hebben verkocht, terwijl er voor Elia maar één God is: die van Israël.
Elia trekt op zijn vlucht veertig dagen door de woestijn, als een echo van de veertigjarige tocht van het volk Israël door de woestijn, tot hij bij de berg Horeb komt, die in de Bijbel ‘de berg van God’ wordt genoemd.
En daar stort hij in.
Er is zoveel gebeurd, hij is zoveel mensen kwijtgeraakt, hij is zo moe van alle gevechten, van alle strijd, dat hij zich in een grot verbergt en zichzelf dood wenst – want dit is geen leven.
Het is een Bijbelverhaal, dus God richt zich tot Elia en zegt:
‘Kom uit die grot en ga op de berg staan.’
En dan gebeurt er van alles bijna tegelijk.
Elia staat daar op die berg en daar komt een windvlaag voorbij.
Zo’n windvlaag die je van je voeten blaast, die takken losrukt van bomen, brokstukken van rotsen naar beneden doet storten – een storm die je hele leven op zijn kop zet en alles wat vast en zeker leek op zijn grondvesten doet schudden.
Na de windvlaag volgt een aardbeving.
Een aardbeving – scheuren in de grond, waarin alles wat je eigen was, wat je lief was, verdwijnt – kraters in het landschap met opgehoopte aarde eromheen waarin je wanhopig rond klauwt in de hoop iets tastbaars, iets vertrouwds te vinden.
Na de aardbeving is er het vuur.
Verzengend, verterend, alles vernietigend – verschroeide aarde blijft achter.
Niets om naar terug te keren, geen vast punt, geen richting, alleen rokende leegte.
En tenslotte is er de stilte.
In verschillende Bijbelvertalingen worden verschillende woorden gebruikt om die stilte te beschrijven.
In de één wordt gesproken van ‘het suizen van een zachte stilte’.
In een ander staat ‘het gefluister van een zachte bries’.
In weer een ander heet het ‘de stem van een zachte stilte’.
Maar in al deze vertalingen klinkt er eigenlijk nog teveel in die stilte.
Want in essentie is die stilte dat wat overblijft als alles is weggevallen, een stilte die je niet vrijwillig zoekt, maar die jou rest na al het natuurgeweld van het verlies.
De plotselinge dood van een geliefde, de verwachte maar niet minder pijnlijke dood van een naaste, allemaal zijn zij als natuurrampen die jou alleen, wanhopig en ten dode toe verslagen achterlaten.
Zoals Elia.
Misschien komt ‘de stem van een zachte stilte’ nog wel het meeste in de buurt – letterlijk en figuurlijk.
Want in dat laatste, in die stilte, klinkt er een stem als van iemand die naast Elia is komen staan, als iemand die bij hem is.
Het gedicht van Bert Wirix op de voorkant van de liturgie zegt het zo:
Stilte snijdt de pijn
en de onmacht mee.
Troost wordt bijeengebracht
in kleine woorden. Spaarzaam.
Ik vind ze niet.
‘Ben blij dat je gekomen bent.’
Toen was het toch zo stil niet meer
we waren niet alleen.
Troost wordt bijeengebracht in kleine, spaarzame woorden – ik vind ze niet.
Ben blij dat je gekomen bent.
Toen was het toch zo stil niet meer – we waren niet alleen.
Van ik naar wij – van alleen naar iets minder alleen, naar kleine, beloftevolle en hoopgevende woorden – ondanks alles.
Voor Elia klinken die woorden in de stilte – hij is niet alleen en het zal niet altijd stil blijven.
En voor u, voor ons allen die hier vandaag gekomen zijn om een naam te noemen en een licht te ontsteken voor die ene die we niet meer bij ons hebben: we waren niet alleen.
We zijn niet alleen.
Zo mag het zijn.
Amen.

Namen en lichtjes
Wij noemen de namen van de overledenen en steken voor hen een lichtje aan. Daarna kan iedereen in de kerk een lichtje aansteken.
Pianomuziek
Gedicht: (John Hacking)
Begraafplaats
I
kom, de seringen verkleuren, de vlier staat in bloei,
nu de avond vochtig in de ochtendschemer valt
blijft hij geuren, kom, de klimop overgroeit
de daklijst naar de nok, hoor de merel, de linden
van de buren zijn al tot een gebaar geknot
gisteravond viel voor het eerst het zonlicht
weer door de beukenlaan, kom, zet het masker
van je herinneringen op, dan kunnen we gaan
in wie welt hier niet die regel op, de melodie
van dat ene lied, en neuriet hem niet, neuriet hem niet
II
komt men hier, ziet men alles wat men wist.
dan mist men iets, alsof er niemand is.
een hand rust op de neusrug. de open
ogen daarachter houdt men dicht. te laat
weet men dat men in dit duister zingen
moet om er iets te kunnen horen, te laat,
men staat aan een rivier die stilstaat. een
windvlaag, haar gewaad ruist zilverwilg licht.
in wie welt hier niet die regel op, de melodie
van dat ene lied, en neuriet hem niet, neuriet hem niet
III
gekomen omwille van wind
van regens, van zon, van de nevel.
van de doden zijn wilgen, zijn bomen
rode beuken, eiken, coniferen
de geluiden zijn van de doden,
gekomen omwille van wind
de stemmen, het schrijden, de merels
onder heggen die de veldjes omzomen
ogen, lippen en vingers zijn blind
vertrouw de gezichtshuid, de benen
gekomen omwille van wind
de voeten gingen, ze zullen komen
naar de laan, de laantjes, de stenen.
onder mos, onder gras murmelt grind
als ik kom, en ik kom, ben gekomen
gekomen omwille van wind
in wie welt hier niet die regel op, de melodie
van dat ene lied, en hij zingt die regel niet, hij zingt hem niet
Hans Groenewegen
Lied: Voir sur ton chemin
Vois sur ton chemin, gamins oubliés, égarés,
donne-leur la main pour les mener vers d’autres lendemains.
Sens au cœur de la nuit l’onde d’espoir,
ardeur de la vie, sentier de gloire.
Bonheurs enfantins, trop vite oubliés, effacés,
une lumière dorée brille sans fin tout au bout du chemin.
Bruno Coulais & Christophe Barratier
(vertaling)
See on your way,
children forgotten and lost.
Give them a hand,
to lead them
to other tomorrows.
Feel in the the middle of the night
the wave of hope,
the ardor of life,
the path to glory.
Childish joys,
erased and forgotten too soon.
A golden light shines endlessly
at the end of the road.
Aansporing: (Nicole Schubert)
DE MOEILIJKSTE WEGEN
De moeilijkste wegen
worden alleen gegaan,
de teleurstelling, het verdriet,
het offer
zijn eenzaam.
Zelfs de dode die elk roepen beantwoordt
en geen verzoek verzaakt
staat ons niet bij
en ziet toe
of wij het redden.
De handen van de levenden die zich uitstrekken
zonder ons te bereiken
zijn als de takken van de bomen in de winter.
Alle vogels zwijgen.
Je hoort slechts je eigen voetstap
en de stap die je voet
nog niet is gegaan maar nog gaan zal.
Stil blijven staan en je omkeren
helpt niet. Er moet
worden gegaan.
***
Neem een kaars in je hand
als in de catacomben,
het vlammetje ademt nauwelijks.
En toch, als je lang bent gegaan,
blijft het wonder niet uit
omdat het wonder altijd geschiedt
en omdat wij zonder genade
niet kunnen leven:
de kaars vlamt op in de vrije adem van de dag,
je blaast hem lachend uit
als je de zon in treedt
en onder de bloeiende tuinen
de stad voor je ligt,
en de tafel in je huis
wit voor jou is gedekt.
En de verliesbare levenden
en de onverliesbare doden
het brood voor je breken en de wijn aanreiken
en jij hun stemmen weer hoort
heel dicht
bij je hart.
Hilde Domin

Wegzending (Marieke Fernhout)
Wij zijn aan het einde gekomen van deze herdenkingsbijeenkomst.
Wij danken allen die aan deze bijeenkomst hebben meegewerkt en wij nodigen u van harte uit om zo dadelijk, als het laatste lied geklonken heeft, na te praten en elkaar te ontmoeten bij koffie en thee.
De namen van onze liefsten: ze hebben geklonken in de stilte,
ze zullen klinken in ons hart als wij op weg gaan – want er moet worden gegaan.
Neem de namen mee als een licht in de nacht, als een baken bij ontij,
als nabijheid in de leegte, op de weg die ons tegemoet komt.
Lied: An Irish Blessing
May the road rise to meet you.
May the wind be always at your back.
May the sun shine warm upon your face,
the rains fall soft upon your fields
and until we meet again,
until we meet again,
may God, may God hold you
in the palm of His hand.
Melodie en tekst: Iers
Arrangement: James E. Moore
***
Nu binnengaan in de ondergaande zon,
opgeslorpt worden in licht,
tot schaduw geroepen.
José Angel Valente
***

Aan deze viering werken mee:
Daniël Wigboldus (voorzitter College van bestuur)
Campuskoor en leden van NSK Alphons Diepenbrock o.l.v. Willibrord Huisman
Piano: Pauline Reynaud en Salomé Jabot
Studentenpastores: Jos Geelen, Nicole Schubert, Marieke Fernhout en John Hacking

My paintings on:
On Saatchi
On Weebly
On Behance
Texts about my art: Blog