Beelzebub:
Nu brengt het wieroockvat, ghy Godtgetrouwe schaeren: Bewieroockt Lucifer met wieroockkandelaeren,
Lucifer. Treurspel 3e bedrijf
De mens (wat een abstractum is) is (ook) een meeloper, volger, aanbidder van macht en van degenen die deze macht inzetten om hun wil door te drijven. De mens is een onderdaan, onderdanig, slaaf, volgeling, met slaafs gedrag als het om macht gaat en om bezit en rijkdom. De mens laat zich maar al te graag overhalen om mee te doen met de winnaars, met de onderdrukkers, zeker als die aan de winnende hand zijn en er nauwelijks nog perspectieven overblijven dan de eigen dood als gevolg van verzet.
Natuurlijk dit is slechts een kant van de medaille. Het tegenovergesteld is ook waar, net zo waar, maar wat de overhand heeft in de lange geschiedenis van de mensheid is niet zomaar duidelijk aan te wijzen. Waar geen geweld heerst, waar mensen in vrede met elkaar samenleven, kan een bewijs zijn voor de positieve krachten die mensen beheersen en die ze inzetten. Maar overal waar geweld tegen andere mensen plaatsvindt, waar massagraven getuigenis afleggen van een zekere barbaarsheid van de mens, waar mensen massaal worden geëxecuteerd, vaak op de meest gruwelijke wijzen, daar heerst het kwaad in mensengedaante. Onbeschrijflijk kwaad, onbeschrijfbare gruwelijkheden. Degenen die het toch hebben geprobeerd om dit excessief geweld in woorden (en beelden) te vatten slagen er slechts gedeeltelijk in: voor de lezer, de toeschouwer die de beelden aanschouwt, blijft het nauwelijks voorstelbaar en navoelbaar. Daarom is er veel zwijgen. Zwijgen slachtoffers die het geweld hebben overleefd vaak lang. Iets communiceren wat niet te communiceren valt lijkt zo hopeloos. Het slachtoffer blijft achter, alleen in zijn herinneringen en nachtmerries.
Toch wil ik mij zelf hier niet bij neerleggen: de schrijvers die hun eigen ervaringen beschrijven verdienen het om gelezen te worden, ook al is het bijna onvoorstelbaar. De filmmakers, de fotograven, en de (echte) getuigen van de excessen verdienen het om gehoord en gezien te worden, ook door de latere generaties. Daarom gebruik ik beelden in mijn werk van moordpartijen en ander excessief geweld en vernietiging om deze op een nieuwe manier te laten spreken. Opgenomen in een abstract geschilderd landschap leggen zij getuigenis af over een deel van de menselijke geschiedenis en het menselijk gedrag. In veel politieke discussies worden deze gewelddaden soms goedgepraat of als dat niet kan, ontkend. Moordenaars die later een standbeeld kregen worden door lafhartige volgelingen op een voetstuk gezet en hun wandaden komen niet voor het voetlicht. Als kritische groepen de beelden neerhalen worden ze soms later weer in ere hersteld omdat de heersende partij de gewelddaden als gerechtvaardigd beschouwt. Zo wordt er niet geleerd van de geschiedenis en spant men alles en iedereen voor zijn eigen karretje, maakt men dezelfde fouten, en gaat vroeg of laat het moorden weer verder. De ontkenning van genocide, terwijl de bewijzen liggen opgestapeld, het toedekken van de misdaden door op de massagraven bomen te planten, de vernietiging van alle mogelijke vormen van bewijs, het laat zien dat de moordenaars heel goed weten dat ze fout zitten. Dat hun gedrag verwerpelijk is en dat er zo mogelijk straffen dreigen. De geschiedenis van de moord op de Armeniers door de Turken, de moord op de Joden en al die andere groepen in Wereldoorlog Twee, het uitroeien van de bevolking in Rwanda, het zijn slechte enkele voorbeelden in een heel lange reeks van wandaden in de menselijke geschiedenis.
Ik gebruik foto’s van deze excessen, fotografische getuigenissen die bewaard zijn gebleven en die ik vind op Internet en in publicaties, waaronder films, als uitgangspunt voor een nieuw soort landschap. De foto kan zo op een nieuwe wijze geduid worden: het exces blijft bestaan, de geschiedenis wordt niet ontkend en de toeschouwer wordt uitgenodigd om te reflecteren op de gebeurtenis die nu op een geheel andere wijze wordt gepresenteerd. Het gaat daarbij niet om het tonen in detail van het geweld zelf. Alsof je er naast staat als het plaatsvindt. Het gaat eerder om de gevolgen ervan, wat er overblijft na de moorden, de lijken, de gesneuvelde slachtoffers, die getuigenis afleggen van de wandaden van mensen. In feite gaat het eigenlijk ook niet om de beelden van de lijken zelf, maar soms zijn zij het enige bewijs van wat heeft plaatsgevonden. De moordenaars zijn of vertrokken, wassen hun handen in onschuld, of kijken vanaf de zijlijn toe, tevreden over hun daden. Zo zijn er tal van beelden van deze excessen uit de menselijke geschiedenis en sinds de uitvinding van de fotografie wordt dit dus ook in beeld vastgelegd. Zijn we niet alleen maar afhankelijk van geschilderde en getekende verhalen, van leesbare teksten uit de mond van getuigen en slachtoffers.
Op deze wijze probeer ik een klein monument, kritisch en kunstzinnig, op te richten om de slachtoffers te eren, en de geschiedenis te laten spreken. Opdat de huidige en toekomstige moordenaars en tirannen niet het eerste en niet het laatste woord hebben en krijgen. Ook het kwaad delft eens het onderspit, ook de moordenaars komen aan hun einde. Geen God kan hen redden, geen duivel uit de hel zal hun kunnen behoeden voor een bitter einde. En hopelijk ook niet voor een gerechte straf. Is het niet in dit leven, dan hopelijk in een leven daarna. Zoals ook de kwade lichtengel uit het toneelstuk van Joost van den Vondel moet toegeven als zijn einde in de strijd om de macht duidelijk wordt.
Lucifer:
Of ergens schepsel zoo rampzaligh zwerft als ick? Aen d’een zy flaeuwe hoop, aen d’andre grooter schrick. De zege is hachelijck, de neerlaegh zwaer te mijden. Op ’t onwis tegens Godt en Godts banier te strijden? Den eersten standert op te rechten tegens Godt, Zijn hemelsche bazuin, en openbaer gebodt? Zich op te worpen, als een hooft van Godts rebellen, En tegen ’s hemels wet een wederwet te stellen? Te vallen in den vloeck der snootste ondanckbaerheit? Te quetsen de genade en liefde en majesteit Des rijcken Vaders, bron van alle zegeningen, Die noch t’ontfangen staen, en wat wy reede ontfingen? Hoe zijn we nu zoo wijt verzeilt uit onzen plicht! Ick zwoer mijn’ Schepper af. hoe kan ick voor dat licht Mijn lasterstucken, mijn verwatenheit vermommen? Hier baet geen deizen, neen, wy zijn te hoogh geklommen. Wat raet? wat best geraemt in dees vertwijfeltheên? De tijt geen uitstel lijdt. een oogenblick is geen Genoeghzaemheit van tijt; indien men tijt magh noemen Dees kortheit, tusschen heil en endeloos verdoemen. Maer ’t is te spa, en hier geen boete voor ons smet. De hoop is uit. wat raedt? daer hoor ick Godts trompet.
Lucifer. Treurspel 4e bedrijf
John Hacking
29 oktober 2025
Dezelfde afbeeldingen en verbeeldingen op mijn andere blog: