getragen
von den Gedanken die leicht sind wie Pfeile
Laufen wir durch die Tore des Lichts
aus der Helle in die Blendung
Zbigniew Herbert
Uit: An Athene
Als je door de leugendracula bent gebeten rest je niks anders dan ook te gaan bijten. De euforie van het begin slaat snel om in nieuwe honger naar bloed. Zo ben je opeens in de greep van een kracht die sterker lijkt dan jezelf. Afkicken zou een optie kunnen zijn maar dan verlies je de grond onder de voeten die je dacht gevonden te hebben. En je verliest je medestanders die met jou maar al te graag willen doorgaan met bijten. Klinkt dit abstract? Vul dan maar eens voor bloed en bijten het begrip racisme in. Als je eenmaal racistisch gaat denken en handelen is er nauwelijks een weg terug en alles wat in je straatje past klinkt dan als de waarheid. Hiervan loskomen is niet makkelijk en vereist nogal wat openheid en durf, vereist een onder ogen zien van je eigen kortzichtigheid en vooral ook je verlangen naar zekerheid en grond onder je voeten.
XIX
El casca-nueces-vacías,
Colón de cien vanidades,
vive de supercherías
que vende como verdades.
Antonio Machado
Empty walnut shells,
vainglorious Columbu
lives on broken promises
which he sells as truths.
Vertaling Paul Archer
Zwart-wit denken en handelen lijkt de makkelijkste weg. Maar dat voert je bij elke stap verder weg van je menselijkheid, je kwetsbaarheid die je ook hebt maar die je vooral niet wilt laten zien. Zeker niet aan anderen. De sterke man of vrouw moet je dan uithangen om je eigen onzekerheid de mond te snoeren. Zo presenteren zich alle autocratische leidersfiguren, alle ‘grote’ mannen en vrouwen die een fascistisch gedachtengoed aanhangen waarin de leider alles is en de volgeling slechts kanonnenvoer op het slagveld dat spoedig zal volgen.
Want dat is het schema (heel in het kort): aan de macht komen, de natie plunderen voor eigen gewin, interne vijanden scheppen en als dat niet voldoet ook externe vijanden. Om zo je incompetentie om de echte problemen op te lossen en je graaizucht te verhullen. De oorlog is het eindstadium en de uitkomst is de ondergang want een dergelijk proces leidt absoluut tot zelfvernietiging.
Alle menselijkheid wordt aan de kant geschoven, alle vormen van humaniteit afgedaan als zwakheid. Je bent voor of je bent tegen, je bent vriend of je bent vijand. Er is geen tussenweg, geen nuance, en geen begrip voor de anders denkenden.
XVI
El hombre es por natura la bestia paradójica,
un animal absurdo que necesita lógica.
Creó de nada un mundo y, su obra terminada,
«Ya estoy en el secreto -se dijo-, todo es nada.»
Antonio Machado
Man is by nature a paradoxical beast,
an absurd animal lacking in common sense.
He created a world out of nothing and, when his work was done,
“I’m in on the secret,” he told himself, “everything is nothing.”
Vertaling Paul Archer
Een autocraat is alleen met zichzelf bezig en al het andere dient ter meerdere eer en glorie van hemzelf. Wat hij ook moge beweren over volk en over natie, het is gelul, een verzameling leugens, hypocrisie. Als je daarin trapt ben je gebeten en word je op termijn van hetzelfde laken en pak. Het onderscheid vervalt. Alles wat de leider doet en zegt krijgt een stralenkrans. En jij hoopt in die glorie te delen. Zeker als je dan een uniform aantrekt. Dan kun je je oude ik achter te laten en voelen dat je iets voorstelt in de nieuwe orde. Een nieuwe kleine god. Waarvoor anderen moeten gaan buigen. Dat is de tragiek van de verblinding, van de overkill aan behoefte om bevestigd, om gezien te worden. Omdat er nooit anderen waren die jou die waardering gaven. Omdat je altijd anderen waren die beter waren in jouw ogen. Omdat anderen altijd voorgingen en jij pas achteraan kwam. Dat sentiment is het voedsel voor je woede, je eis om gelijk behandeld te worden. Die historie vormt de bron voor je aanhankelijkheid aan de leider die belooft het allemaal beter te doen. Een groot land met ‘grote’ mensen…niet meer dat lilliputter gedoe van gedweeheid en volgzaamheid.
Maar als je eenmaal gebeten bent, wat is dan werkelijk je voordeel? Is het niet een illusie, een fata morgana die zich dan gaat afspelen? Want een aantal jaren kun je marcheren en paraderen in je nieuwe pakje, kun je de beul uithangen en de wreker, maar er komt een einde aan als de leider om offers vraagt voor het vaderland, voor de natie die dan in oorlog is…

DER BLAUE BUNKER (ipotesi sul nemico)
Letti blu, pareti blu.
Geometria perfetta di forme.
Calcolata volumetria degli spazi
sotterranei. Ombre verticali,
perennemente immobili, simmetriche
alla tangibilità reale.
Incroci di linee rette, tubi neri,
dall’alto al basso, condotti d’alluminio
orizzontali. Pochi gomiti, mai casuali.
Tutto previsto, prevedibile, funzionale.
….
Letti blu, pareti blu. Silenzio
irreale.Appena percepibile ronzio,
vortichio dell’aria nel condizionatore.
A tratti un lieve crosciare d’acqua
nei tubi neri.
…
Rilàssati sei nel centra del cristallo
(quarzo rosa, quarzo occhio di tigre,
ametista prisma durissimo) circondato
da spalti di granito (quarzo feldspato e mica)
al sicura dietro porte blindate.
….
Tutto è pronto. Da tempo.Vengano pure ora.
Attenderemo gli eventi nel cuore delle montagne.
….
Letti blu, pareti blu. Echi di passi
(ma pochi) metallici in corridoi paralleli.
Locali comunicanti, labirinti,
prospettive ingannevoli.
….
I defolianti, gli aggressivi
chimici (nervini), lo strisciante
napalm, gli allarmi atomici.
La guerra tradizionale, il confutto nucleare,
gli scontri stellari: tutto previsto.
….
Monitor on, light off. Immagine:
macerie fumanti, carri armati,
cingolati leggeri con sopra granatieri
dal volto nero. Buio. Clic.
Nuova immagine: elicottero
solitario sulla valle. Si stacca
una nuvola bianca, vischiosa,
come a spegnere un incendio immaginario.
Poi: volti deformi, cadaveri nerastri,
gonfi; braccia e gambe puntinate
di colori vari. «E anche questo –
fa lo speaker – potrebbe succedere.»
….
Il nemico (pare)
arriverà all’alba
(inutilmente inatteso)
o giú di lí.
L’importante
è chiudere sempre bene la porta.
….
Nell’immobile notte il sogno.
Di scivolare fuori, di aggirarsi
all’aperto. Richiudere il loculo.
Camminare opalescenti.
Sdraiarsi su luc cic anti erbette.
….
Letti blu, pareti blu. Formìche
bianche. Convergenza di linee,
incroci d’ ombre. Silenzio.
Immobilità. Ronzio.
Temperatura costante.
….
Non no stro questo luogo certo.
Altri magari: filiformi, raggi
di luce mobili, intelligenze angeliche
o perfette si muoveranno qui.
Amianto e nichelio saranno le insegne del re.
….
Coprire di scritte le pareti, sventrare
i materassi, scardinare i bulloni.
Svellere gli infissi, forare i tubi.
Le coperte, le lenzuola: brandelli.
….
Poi un giorno sarà riscoperto.
Come i denti
dell’ ominide di Agrigento, o le mura di Troia.
Si faranno ipotesi, indebite illazioni.
Qualcuno dirà qui viveva
una volta eccetera eccetera.
(Oppure con un po’ di fortuna
ci penserà un terremoto a cancellare tutto.)
Fabio Pusterla
DER BLAUE BUNKER (Theorie über den Feind)
Blaue Betten, blaue Wände.
Perfekt geometrische Formen.
Errechneter Rauminhalt
der Untergeschosse. Senkrechte Schatten,
fortdauernd unbeweglich, symmetrisch
zur greifbaren Realität.
Kreuzungen grader Linien, schwarze Röhren
von oben nach unten, horizontale
Aluminiumrohre. Biegungen selten, nie zufällig.
Vorgesehen, vorauszusehen, funktionsgerecht alles.
…..
Blaue Betten, blaue Wände. Irreale Stille.
Kaum vernehmbares Summen,
Luftströme in der Klimaanlage.
Leises Wasserrauschen dann und wann
in den schwarzen Röhren.
…..
Sei ruhig, du bist in der Mitte des Kristalls
(Rosenquarz, Tigerauge, härtestes Prisma
des Amethysts) und umschlossen
von lauter Granit (Quarz, Feldspat und Glimmer)
in Sicherheit hinter gepanzerten Türen.
…..
Alles bereit. Schon länger. Sie sollen nur kommen.
Wir harren der Dinge im Herzen der Berge.
…..
Blaue Betten, blaue Wände. Widerhall (selten)
von metallischen Schritten durch parallele Gänge.
Kommunizierende Räume, Labyrinthe,
irreführende Perspektiven.
….
Entlaubungsmitte1, chemische Kampfstoffe
(Nervengas ), schleichendes Napalm,
Atomalarm.
Konventioneller Krieg, Nuklearangriff,
Zusammenstoß im Weltraum: alles vorgesehen.
….
Monitor on, light off. lm Bild:
rauchendes Trümmerfeld, Panzerwagen,
leichte Raupenfahrzeuge mit schwarzgesichtigen
Grenadieren. Dann Dunkel. Klick.
Neues Bild: Hubschrauber
einsam über dem Tal. Eine Wolke
löst sich, weiß, schleimig, wie um
ein nichtexistentes Feuer zu löschen.
Danach: entstellte Gesichter, geschwollene
schwärzliche Leichen; Arme und Beine
verschiedenfarbig gepunktet. “Auch das”,
sagt der Sprecher, “könnte passieren.”
….
Der Feind kommt (scheint es)
am frühesten Morgen (unnötig unerwartet)
oder so ungefähr.
Wichtig ist, dass die Tür
immer gut zugemacht wird.
….
Der Traum in der reglosen Nacht.
Hinauszugleiten, im Freien
herumzustreifen. Die Grabnische
hinter sich schließen. Durchscheinend hingehn.
Sich betten auf funkelnden Gräsern.
….
Blaue Betten, blaue Wände. Weiße
Kunststoffplatten. Linien, die sich treffen,
Schatten, die sich kreuzen. Stille.
Keine Bewegung. Ein Summen.
Gleichmäßige Temperatur.
….
Gewiss nicht unser der Ort.
Anderer, ja: Lichtstrahlen fadenförmig
beweglich; Intelligenzen, engelhaft oder
vollkommen, werden hier umgehen,
Asbest und Nickel die Königsinsignien sein.
….
Die Wände mit Wörtern bedecken,
die Matratzen aufschlitzen, die Bolzen herausziehn.
Die Türen ausheben, die Röhren durchlöchern.
Die Decken, die Laken: in Fetzen.
….
Und eines Tages wird man ihn wiederentdecken.
So wie die Zähne
des Hominiden von Agrigent, wie die Mauern von Troja.
Man wird aus Theorien falsche Schlüsse ziehen.
Jemand wird sagen, hier lebte
einstmals – etcetera.
(Oder wenn alles gut geht,
lässt ein Erdbeben alles verschwinden.)
vertaling Hanno Helbling
uit: Pusterla, Fabio, Solange Zeit bleibt. Dum vacat. Gedichte Italienisch und Deutsch, Zürich 2002 (Limmat Verlag) – vertaling Hanno Helbling
Oorlog is nooit ver weg. Grote ego’s vechten het liefst hun strijd uit met de hulp van duizenden pionnen. Zij mogen hun leven geven, zij mogen creperen op het slagveld. Grote ego’s die vol zijn van zichzelf verkopen dat als nieuwe glorie, als roemruchte strijd voor het vaderland, als herstel van oude glorie, eindelijk gerechtigheid na al die historische verliezen. Grote ego’s die geen enkel oog hebben voor een ander doen alles om de macht te behouden want in hun ogen is het door God geschonken macht. Zeker als ze al een keer een aanslag op hun leven hebben overleefd, alsof God hen dan zou hebben beschermd. Wat een illusie en wat een zelfbedrog.
Grote ego’s pluizen de religieuze teksten erop na om hun gelijk te halen ook al zijn die teksten 3000 jaar oud en hebben ze niks maar dan ook niks met de actualiteit te maken. Alsof een belofte aan vage (waarschijnlijk verzonnen figuren) uit de bijbel 2000 jaar verdrijving uit een land zomaar teniet kan doen. Diaspora, verdrijving uit het land van lang, zeer lang geleden wordt niet ongedaan gemaakt als je er wat papier bij haalt. Geen enkel papier vormt een legitimatie om anderen zonder pardon af te slachten. Papier – hoe heilig ook – wat dat dan ook moge zijn – kan nooit daarvoor een legitimatie zijn, niet voor moord en niet voor genocide, niet voor ontmenselijking van anderen en niet voor marteling, etc. hoe hard er ook wordt geroepen in ronkende taal die de boel moet legitimeren door de moordenaars…
XXVII
¿Dónde está la utilidad
de nuestras utilidades?
Volvamos a la verdad:
vanidad de vanidades.
Antonio Machado
Where is the fruit
of all our activities?
We go back to the truth:
the vanity of vanities.
Waar is toch het grote nut
van al onze nuttigheden?
Naar de waarheid keer ‘k terug:
ijdelheid der ijdelheden.
Hoe kun je jezelf wapenen tegen de leugens en het bijten van de leugendracula? Ken je eigen zwakheden, weet waar het in het leven om draait, laat je geen knollen voor citroenen verkopen, kijk naar de daden en niet alleen naar de woorden, wordt er menselijkheid bevorderd of net afgebroken, komen mensen echt tot hun recht of is het enkel buitenkant en egocentristisch egoïsme? Misschien leveren de woorden van de filosoof Cornelis Verhoeven uit zijn boek “Rondom de leegte” nog wat op om over na te denken: wat biedt troost? Wat is echte troost? Daarom een paar citaten uit dit werk als slot.

Troost en religie
Zo is het ook met de religie. Marx heeft heel goed begrepen, dat religie vertroosting is. Zij kan de mens verzoenen met de noden van zijn bestaan. Zij is inderdaad opium voor het volk. Religie, die geen vertroosting is, is onmenselijk. Maar troost is een veel totaler fenomeen dan in deze uitspraak gedacht werd. Troost wekt het verdriet op en neemt het niet weg. Iets wat alleen maar troost is, is onbestaanbaar, als daaronder maar een deel van het gehele proces verstaan wordt. Religie, die in deze zin alleen maar troost zou zijn, zou ongoddelijk zijn en hersenschimmig. Want voordat religie troost is, is zij iets anders. Zij is evenals de kunst van een zelfstandige orde. Zij troost alleen diegenen, die haar gehoorzamen. Religie is niet identiek met troost; zij is een totaliteit met een consolatorische betekenis. Zij is ook gebod, harde plicht, dienstbaarheid, angst en onrust. Alleen de totaliteit is troostend; de consolatorische betekenis is van het geheel niet los te maken. En bovendien: als troost mobiliseert zij de onrust eerder dan die te verdoven. Wie de religie alleen gebruikt om zich te vertroosten, is er veel erger aan toe dan de opiumschuiver of de drinker.
*
Troost is onmogelijk zonder een erkenning van het verdriet. Het is een illusie troost te zoeken in vergetelheid. De drinker zegt: laten we drinken en genoegens beleven, want we moeten alien sterven. Het thema is zo oud als de cultuur. De drank is vanouds een drankje, een geneesmiddel. Niet alleen de alcohol, zelfs de thee en de koffie, het ‘bakje troost’ hebben de faam het verdriet te doen vergeten en de zenuwen te sterken. Zij zijn een fysische therapie tegenover een metafysische melancholie; daarom zijn zij niet meer dan magische pogingen. Deze troost vervangt de therapie, waar die onmogelijk is. Wat voortdurend present is, kan men niet lang vergeten, tenzij men daarvoor de meest menselijke faculteiten wil opofferen. Want de dood, waarvan hier gesproken wordt, is niet zomaar het einde van het leven, dat eens zal aanbreken.
Hi] is een mogelijkheid van elk moment. En dit betekent weer niet, dat wij misschien morgen of overmorgen zullen sterven, maar dat elk ogenblik de dood in het leven present is. De presentie van de dood bederft het leven tot in de wortel; zij verhindert elke voltooiing. Het onvoltooide draagt het niets van de onvoltooidheid met zich mee, als een worm in het hart, zegt Sartre. Het bestaan, waarin de dood present is, is een luchtbel in het niets. Drinken, zich verdoven, is vergeten. Het is een medicijn tegen de crisis. Ook hier wekt de troost het verdriet op; de drinker wordt melancholisch.
*
Het is een bekend verschijnsel, dat dronkenschap begint met vrolijkheid en eindigt met verdriet. Dit wijst erop, dat het verdriet minder gemakkelijk te herleiden is dan de vrolijkheid. De vrolijkheid is een laatste verzet tegen het oer-verdriet, dat op het punt staat zijn realiteit te doen gevoelen. Het verdriet zelf is het onherleidbare. De dronkenschap is een mislukt verzet tegen een onherleidbaar en niet te verdringen verdriet. De dronkenschap zelf neemt de beletselen weg, die het het verdriet onmogelijk maakten in het leven door te dringen. Zij doorbreekt de verdringing. En het eigenlijke wat in onze cultuur verdrongen wordt, is niet de seksualiteit, maar veelmeer het verdriet. Er zou, hiervan uitgaande, een geheel andere psychoanalyse te denken zijn.
Het dronkemansverdriet is weliswaar een decadentieverschijnsel, maar het heeft ook de geweldige onthullende betekenis van alle decadentieverschijnselen. Het is het oorspronkelijke, dat zich pas na lang verzet en ondanks de mens zelf mag uiten. Decadentie is de beschaving, die op het punt staat haar masker te verliezen en aan dat verlies ten onder te gaan. De beschaving, die in de dronkenschap ten onder gaat, is de verdringing van het verdriet. De vrolijkheid is ons masker. Het duidelijkst blijkt het oer-verdriet een werkelijkheid te zijn uit het gedrag van het volk. Alles wat volkskunst heet, is pessimistisch in zijn inspiratie. Voor geen enkele kunst geldt dit wellicht sterker dan voor de muziek. De muziek van het volk is niet sentimenteel, maar pessimistisch. Sentimenteel wordt de volksmuziek pas, wanneer de kunstenaars zich daarmee gaan bemoeien. Authentieke volksmuziek is voor het grootste deel droevig en daardoor vertroostend. Wie naar etnische muziek luistert, ontkomt niet aan de indruk, dat elk lied dat hij hoort, een klaaglied is. Zelfs het vrolijke lied klinkt verdrietig, omdat het een troost tegen het verdriet wil zijn. Vrolijkheid is een dialoog met het oer-verdriet. De slaapliederen zijn troostliederen; zij zijn de tot muziek geworden armen van de moeder die het kind tegen de avonturen van de nacht beschermen. Het verdriet inspireert het volk tot zingen. De toon van de volksmuziek is klagend, weemoedig of bitter, maar altijd geladen met een groot en ongeneeslijk verdriet. Etnische muziek klinkt als het ware op uit een diepe put, zonder hoop de hoge hemel te bereiken of het uitspansel te vullen.
Als in Spaanse volksliederen geschreeuwd wordt, is het of men de blauwe lucht wil vullen van zijn geluid, om zich niet in die oneindigheid te verliezen. De hemel is zo ver en zo hoog en de lucht is zo leeg en ijl. Het menselijke geluid gaat erin verloren, het is een vergeefs geluid, waarop geen antwoord komt. De muziek is de wijze waarop de mens een vraag stelt, waarvan hij weet dat er geen antwoord op gegeven zal worden. De openheid van de hemel is de openheid van de mens en zijn verdriet. Als de mens naar de hemel kijkt, is hij nergens meer en verliest hij zich in de oneindigheid van zijn vrijheid. Hij kan de hemel niet vullen. Daarom is zelfs zijn schreeuwen een klagen, een vibrerend blaten, dat trapsgewijs opstijgt. De oneindigheid van de ruimte schijnt de zanger te irriteren en op te winden. Hi] slingert zijn stem de hoogte in en danst alsof hi] zich wilde dwingen te ontwaken uit de boze droom van zijn bestaan. De primitieve dans is even duister als de muziek. Misschien houdt deze duisterheid verband met de melancholie en is zij er een uitdrukking van. Het is een reactie op de werkelijkheid ervan of een poging eraan te ontsnappen.
In het primitieve leven heeft de beschaving niet de betekenis van een verdringing van de melancholie. De primitieve mens wordt er telkens mee geconfronteerd en reageert erop op een wijze, die wij ‘beschaafden’ soms pathologisch noemen. In de beschaafde muziek wordt het verdriet gesublimeerd of geheel verdrongen. Dat laatste is het geval met de beschaafde volksmuziek, een contradictie, maar toch wel de juiste benaming voor wat wij ‘schlagers’ noemen. De schlager is het telkens wisselende wijsje, waarmee de moderne mens vlucht voor de melancholie, die hem achtervolgt. Het gehele amusement draagt het stempel van verdringing; het is een hardnekkige loochening van alles wat naar melancholie zweemt, een poging de mens op te sluiten in een schijfje vrolijkheid, waarin hij het meest productief of sociabel wordt geacht. Dat is misschien de oorzaak, waardoor deze muziek zo gauw gaat vervelen en weer door een ander wijsje vervangen moet worden. Een nadrukkelijk verkondigde leugen irriteert.
Troost identificeert het verdriet met zichzelf. En in deze beweging wordt de wereld betrokken. De troost rechtvaardigt zich aan de wereld. Zijn compacte en van bestaansrecht verzadigde identiteit biedt zich aan als een schuilplaats van de menselijke melancholie.
De cultuur als de wijze waarop de mens de wereld bewoont, is te beschouwen onder het aspect van de eerste menselijke werkelijkheid, het verdriet. Natuur en cultuur, om een oude tegenstelling te gebruiken, verhouden zich als verdriet en troost. Wat cultuur ook is, zij is de wijze waarop de mens zich zijn bestaan bestaanbaar maakt. Zij ordent de wereld en maakt van de chaos een kosmos. Zij werpt een wal op tegen de chaos en maakt de wereld bewoonbaar; zij past die aan bij de menselijke bestaanservaring. Maar zij is ook het kanaal, waarlangs de mens zich de dingen toeëigent, zich ermee identificeert. In de cultuur maakt de mens via de wereld zichzelf identiek met zichzelf. Dat is immers de zin van elke toe-eigening.
*
Troost is onmogelijk zonder een erkenning van het verdriet. Het is een illusie troost te zoeken in vergetelheid. De drinker zegt: laten we drinken en genoegens beleven, want we moeten allen sterven. Het thema is zo oud als de cultuur. De drank is vanouds een drankje, een geneesmiddel. Niet alleen de alcohol, zelfs de thee en de koffie, het ‘bakje troost’ hebben de faam het verdriet te doen vergeten en de zenuwen te sterken. Zij zijn een fysische therapie tegenover een metafysische melancholie; daarom zijn zij niet meer dan magische pogingen. Deze troost vervangt de therapie, waar die onmogelijk is. Wat voortdurend present is, kan men niet lang vergeten, tenzij men daarvoor de meest menselijke faculteiten wil opofferen. Want de dood, waarvan hier gesproken wordt, is niet zomaar het einde van het leven, dat eens zal aanbreken.
Hi] is een mogelijkheid van elk moment. En dit betekent weer niet, dat wij misschien morgen of overmorgen zullen sterven, maar dat elk ogenblik de dood in het leven present is. De presentie van de dood bederft het leven tot in de wortel; zij verhindert elke voltooiing. Het onvoltooide draagt het niets van de onvoltooidheid met zich mee, als een worm in het hart, zegt Sartre. Het bestaan, waarin de dood present is, is een luchtbel in het niets. Drinken, zich verdoven, is vergeten. Het is een medicijn tegen de crisis. Ook hier wekt de troost het verdriet op; de drinker wordt melancholisch.
*
Troost is iets. Dat is al heel wat. Want er zijn veel dingen, die niets zijn. Wereldvrede is niets. Het is een constructie, een thema van gesprek. Maar zij is er niet, nog niet; zij heeft nog geen aanwijsbare gestalte aangenomen. Zij zou heel wat zijn, als zij er was, maar zij is er niet. Haar enige realiteit is het feit, dat zij gemist wordt. Maar troost is iets; hij is er als de concrete verwerkelijking van een kluwen mogelijkheden. En hij is er op de plaats, waar hij iets is, niet elders. Hij is nog aan te wijzen op het punt, waar het kluwen een eenheid wordt en de mogelijkheid neerslaat tot werkelijkheid. Ook dat is heel wat. Want vele dingen zijn wel iets, maar zij zijn het niet meer op de plaats, waar zij het zijn; zij zijn van zichzelf vervreemd. De kunst is ongetwijfeld iets, maar het is de vraag of zij dat nog is op de plaats waar zij het zou moeten zijn. De geschiedenis kan de dingen van hun plaats wegsleuren. Zo’n vervreemding heeft de troost misschien ook ervaren in de literaire consolatio; het iets, dat hij is, zou daar bv. verworden kunnen zijn tot een bellettrisch gewauwel.
Als de troost iets is, dan is hij niet iets anders en is hij alle andere dingen niet. Hij is geen begoocheling zonder meer, want hij is iets en we ervaren het iets dat hij is. Maar dat is al gezegd. Hier moet nog aan toegevoegd worden, dat hij met niets anders verwisseld kan worden, ook al lijkt dat andere er veel op, bv. de godsdienst, de kunst, het woord, de nabijheid van de ander, de streling van een hand. Hij is dat alles niet, al openbaart hij zich hierin. Hij is ook niet het oer-verdriet, waarmee hij in de diepte samenspeelt; hij is daarvan geen product. Hij is anders dan al het andere.
Dat alles is negatief. Positief is hij dat bepaalde onontwarbare, maar ook onverwisselbare kluwen van mogelijkheden, dat opeens werkelijkheid kan worden. Die mogelijkheden zijn intelligibel en laten zich in grote getale opsommen. Maar de werkelijkheid van de troost is, zoals elke werkelijkheid, onbegrijpelijk. Hij is werkelijk in zijn werking en uitwerking. En deze is misschien nog het beste beschreven door Bollnow, die daarbij steunt op de etymologie van het woord en het verband met ‘trouw’ en ‘vertrouwen’. “Der Trost geht immer dahin, dem Menschen trots seiner Bedrohtheit im Endlichen eine tiefere Geborgenheit – sagen wir kurz: im Unendlichen – bewust zu machen. Und indem der Mensch sich in dieser Geborgenheit weisz, trotz aller seiner innerweltlichen Bedrohtheit, ist er eben getrost”. Dit ‘trotz’ is zeer wezenlijk. De troost komt over de brug van een ‘ondanks’.
Verhoeven, Cornelis, Rondom de leegte, Utrecht z.j. (Ambo)
John Hacking
15 mei 2025
