Naakt

Naakt

Mijn huid is mijn grens.
Ik leef erbinnen en erbuiten.
Tussenin ben ik naakt.
Van schittering en sterven,
zo ben ik in mijn vel gemaakt.

Bernard Dewulf

In deze wereld waar de tijd vliedt en waar mensen elkaar naar het leven staan, alsof de beloning voor eeuwig is als zij hun doelen hebben bereikt, is het goed om te relativeren, om stil te staan bij gedichten die een ander perspectief onthullen en die laten zien in welke bubbel wij eigenlijk leven.
De dichteres Roberta Dapunt woont in een klein boerendorp op een boerderij. Die levenskeuze kleurt haar kijk op de wereld en vormt de stof voor haar gedichten. Zij schrijft over het landschap, haar ouders, de gebruiken op het platteland, de dieren en de seizoenen. Zij schrijft over dichterschap en haar taal, haar lichaam en de dood. Een van haar gedichten luidt:

über das Fleisch und über die Sprache

In diesem Fleisch habe ich die Jahre verwurzelt, sie erzogen.
In diesem Körper die Materie meiner Gedanken
und die Wörter und die Fragen.
Auf dieser Haut das Umfeld ihrer Antworten,
bis sie sich spannte, Vokale und Konsonanten.
Jedem Knochen meines Gerippes wies ich einen Buchstaben zu
und sodann die Wörter, jedes einzelne habe ich gehegt
und ich habe gelernt,
während ich heranwuchs, wurde das Fleisch zu Wort.

Ein Gefüge von Gliedern, geordnet schwollen sie an,
weiteten sich ihre Höhlungen, und von dort horchte ich,
und es war die Stimme meines Körpers. Die mich rief,
und ich taub für das, was sie sagte, bis
ich die Lippen an ihre Mündungen legte,
organische Beziehung, ich formte die Sprache
und sie nahm den Geschmack wahr
und so redete ich schliesslich zu ihr.

Wat is er kwetsbaarder dan een woord, vergankelijker dan een gebaar, en stille blik, een geslaakte zucht…? Toch houden we zo contact met elkaar, leven we met elkaar, houden we het vol met elkaar en maken we het leven de moeite waard met elkaar.
Problemen in deze wereld lijken zich elke dag meer en meer op te stapelen zonder dat wij er iets aan kunnen doen. Zo lijkt het. Wij hebben een lichaam en wij zijn lichaam – dat ‘hebben’ is trouwens zeer relatief want voor we het weten is het getransformeerd. En dat elke dag weer, telkens opnieuw, worden we ouder, zwakker, kleiner, met minder mogelijkheden. Hoe illusoir is het om te denken dat niets je kan gebeuren en dat je daarom maar doen en laten kunt wat je wilt. Politieke ‘onmenselijke’ doelen nastreven, denken dat je tot een beter soort behoort omdat je toevallig geboren bent in een ‘wit’ nest, anderen beschouwen als objecten die je kunt doden ook al hebben ze je nooit kwaad gedaan…de bodem vergiftigen met pesticiden/ecociden omdat geld belangrijker is dan een gezonde ecologie…rijk worden tegen elke prijs ondanks de kankerdoden door glyfosaat en andere giftige troep…

Als we naar de aarde kijken in een ander perspectief – stel 10.000 jaar verder, of nog verder 100.000 jaar, wat zullen we dan zien: is er nog sprake van een mensheid – of heeft die zichzelf al lang omgebracht?
De religies hebben tot nu toe niet de kracht om de gebeurtenissen op aarde ten goede te keren omdat de meeste aanhangers er met de pet naar gooien: ze nemen de teksten – de ‘heilige’ woorden – nauwelijks echt serieus. Ze belijden met de mond maar niet met hun hart. De belangen zijn te groot, de opofferingen te zwaar, de beloftes te onzeker.
Christenen die populisten steunen lezen in de verkeerde boeken – ze ‘aanbidden’ als het ware ‘Lucifer’ – en de gevallen engelen die uit zijn op wraak en die de wereld naar hun hand willen zetten. Geen williger slachtoffer voor hen dan de verliezers met een minderwaardigheidscomplex. Deze ‘lichtbrenger’ is in feite de schaduw des doods: en zijn aanhangers brengen oorlog en geweld, ze houden de armoede in stand en verzieken de aarde.
Natuurlijk, de ‘mythologie’ is niet letterlijk te nemen, maar ze levert mooie metaforen om het kwaad in mensengedaante waar te nemen en vorm te geven.

De dichter Peter Härtling schrijft op het einde van zijn leven in het gedicht ELEGIE AUF DAS KOMMENDE AUS DEN VERZWEIFLUNGEN DER GEGENWART de volgende woorden in het vierde couplet:

4.
Lass uns austreiben, was uns als Gift
eingetrieben wird, die falsche Fährte
in die Zukunft, oder was die Besserwisser
uns als Buckel aufpacken, die Dreckschleudern,
die Atomrechner, die Müllverteiler -wohin
soll ich gehn mit diesem Packen? Ich brech
in die Knie, endlich in die Knie, damit
ihr meine Schwäche erkennt, die ich
als Hass ausgab, als ausgespiene Wut, nichts
davon ist es, nichts, mein Schweiss ist es,
mein Angstschweiss, der eine Fährte zeichnet
für meine Verfolger: Ihr werdet mich haben,
mich packen, verderben;
doch nicht bis aufs Mark.
Das fliesst rein aus und glüht und legt
den Kindern die Spur, den Lahmen, den wieder
Glücklichen, die ihr übersehen hattet. Sie
kommen, sie kommen nach und leben, was wir
aus Angst vergassen, verdarben, verwarfen,
leben neu, was sich leben lässt, endlich
Ieben lässt. Aber warum so spät?

De generatie die na ons komt zal het niet gemakkelijk krijgen omdat wij tekort schieten in deze wereld: we verspillen onze tijd met vergaderen en met overleg – dat door lobbygroepen gekleurd – alle strengere wetgeving op het terrein van klimaat en vervuiling afzwakt of uitstelt. De wal keert het schip. De boeren betalen met hun lichaam de prijs van het pesticide-gebruik. Ook hun kinderen dragen de gevolgen en alle consumenten die de producten zullen nuttigen. Maar dan is het te laat. Klimaatontkenners in de politiek en de maatschappij zijn niet alleen blind en doof: ze zijn crimineel in hun gedrag en plegen moord met voorbedachte rade op de generaties na ons. Aanbid de sterke man, de autoritaire leider, gooi alle democratische verworvenheden maar op de mesthoop van de geschiedenis omdat de sterke man wel even orde op zaken zal stellen. Wat een verschrikkelijke illusie! Het geloof in de Sint is er niets bij.
En crisis in Nederland? In Oekraïne, in Gaza, in Libanon, in Soedan, en overal waar mensen moedwillig worden vermorzeld, vermoord, door de hand van wraakengelen in een onmenselijke oorlog – daar is het crisis – een gevecht op leven en dood…maar voor velen toch ‘ver van mijn bed’…
De schrijver en dichter Bernard de Wulf schrijft:

Levenslessen

Weinig dat zo dwaalt als wij.
Daarom hebben wij moraal bedacht.
Lessen, wijsheid en verhalen.
Veel haalt het niet uit,
dwalen zullen wij tot in de eeuwigheid.

We worden geboren, groeien op en sterven. We denken dat de wereld er voor ons is, en dat ons toevalt wat ons toevalt: soms goed, soms slecht, soms heel slecht. Gelovige moslims noemen het Allah’s wil. Anderen voorziening, weer anderen geloven er niet in: gewoon dikke pech. Zonder God valt goed te leven, met God is het al een stuk lastiger. Dan hangt helemaal maar van af hoe oprecht je deze weg wilt gaan. Roberte Dapunt heeft haar eigen kijk op de dingen en de dingen die voorbijgaan, een mooi slotakkoord om over te peinzen.

An die Kindheit, die die Jahre der Reife erhöhte, erinnere ich mich,
nun hat sie kein Erbarmen mehr mit mir.
So verfestigen sich mir die Schatten und ich, die ich
mit jedem Tag
mich ferner von ihrer Erinnerung sehe.
Begehrenswerte Anemone, ein Kranz von dunklen Locken,
und doch das Weiss im Haar, das sich zärtlich darbietet.
Schutzschild eines Lebens und kein Märchen, trotzdem
bin ich durch diesen Körper gegangen, seinen Glanz.

Und du, mein Freund, zeigst mir Gemälde geschlossener
Augen, Gemälde über den Tod,
und meine Augen schauen das Lächeln, das du
in jedes Bild legst.
Das zufriedene Dasein, am Ende abgelegt hinter
geschlossenen Blicken.

Wir sind, denke ich, jeden Tag unseres Lebens in Begleitung
eines Schädels,
der dort unter jedem Gefühl, jeder erlebten Empfindung,
die Augen offen hält. Er schliesst sie nicht, auch nicht als Toter.

Een inspirerend herfst met veel durf om de goede keuzes te maken en de menselijke kant van jezelf te laten zien en te laten gelden.

John Hacking
1 oktober 2024