La Saeta
Dijo una voz popular:
¿Quién me presta una escalera,
para subir al madero
para quitarle los clavos
a Jesús el Nazareno?
¡Oh la saeta, el cantar
al Cristo de los gitanos,
siempre con sangre en las manos,
siempre por desenclavar!
Cantar del pueblo andaluz,
que todas las primaveras
anda pidiendo escaleras
para subir a la cruz!
¡Cantar de la tierra mía,
que echa flores
al Jesús de la agonía,
y es la fe de mis mayores!
¡Oh, no eres tú mi cantar!
¡No puedo cantar, ni quiero,
a ese Jesús del madero,
sino al que anduvo en el mar!
Antonio Machado

The Arrow
Said a popular voice:
“Who can lend me a ladder,
to climb the tree
to remove the nails
to Jesus the Nazarene?”
Oh the arrow, the singing
to the Christ of the gypsies,
always with blood in the hands
always for taking nails off!
Song of the Andalusian people
that every spring
is asking for ladders
to climb up the cross!
Song of my land,
that throws flowers
to the Jesus of agony,
and it’s the faith of my elders!
Oh, you are not my song!
I can’t sing, nor do I want to,
to that Jesus on the wood,
but to the one who walked in the sea!
De Saeta
Wie leent me een ladder,
om naar het hout te klimmen
en de spijkers te verwijderen
van Jezus de Nazarener?
O, de saeta! Het lied
voor de Christus van de zigeuners,
altijd met bloed aan de handen,
altijd om te ontbinden!
Lied van het Andalusische volk,
dat elke lente
ladders vraagt
om naar het kruis te klimmen!
Zingen over mijn land
dat bloeit
voor de Jezus van de pijn
het is het geloof van mijn ouderen!
O, niet voor mij is dit lied!
Ik kan niet zingen, noch wil ik het
aan deze Jezus van het hout
maar voor hem die in de zee liep!
(vertaling: Jules Grandgagnage, 2024)
7 kruiswoorden 2015 70×50 cm pigment, inkt op papier







1. Lucas 23,34
33 Toen ze op het zogeheten Schedelveld kwamen, sloegen ze Hem daar aan het kruis, en ook die twee misdadigers, de een rechts en de ander links van Hem. 34 Jezus sprak: ‘Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.’ Ze verdobbelden zijn kleren. 35 Het volk stond toe te kijken. De leiders lachten Hem uit en zeiden: `Anderen heeft Hij gered; laat Hij nu zichzelf redden als Hij de Messias van God is, de uitverkorene!’ 36 Ook de soldaten dreven de spot met Hem; ze kwamen Hem wijn brengen 37 en zeiden: `Ben jij de koning van de Joden? Red dan jezelf!’ 38 Boven zijn hoofd hing het opschrift: Dit is de koning van de Joden. 39
2. Johannes 19,26-27
25 Intussen stonden bij het kruis van Jezus zijn moeder, de zuster van zijn moeder, Maria de vrouw van Klopas, en Maria van Magdala. 26 Jezus zag zijn moeder, en bij haar de leerling van wie Hij hield. Toen zei Hij tegen zijn moeder: ‘Vrouw, daar is nu je zoon.’ 27 Vervolgens zei Hij tegen de leerling: ‘Daar is je moeder.’ Toen, van dat uur af, nam de leerling haar bij zich in huis op.
3. Lucas 23,43
Eén van de misdadigers die daar hingen zei smalend tegen Hem: ‘Ben jij de Messias? Red dan jezelf en ons erbij!’ 40 Maar de ander wees hem terecht: ‘Heb zelfs jij geen ontzag voor God, nu jij ook deze straf ondergaat? 41 In ons geval is dat terecht, want wij krijgen ons verdiende loon. Maar Hij heeft niets verkeerds gedaan.’ 42 Daarop zei hij: ‘Jezus, vergeet mij niet wanneer U in uw koninkrijk komt.’ 43 Hij zei tegen hem: ‘Ik beloof je, vandaag nog zul je bij Mij zijn in het paradijs.’
4. Matheus 27,46
45 Vanaf het zesde uur viel er duisternis over het hele land, tot aan het negende uur. 46 Rond het negende uur riep Jezus met luide stem uit: ‘Eli, Eli, lema sabachtani?’ Dat betekent: Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij in de steek gelaten? 47 Sommigen die daar stonden, hoorden dat en zeiden: ‘Hij roept Elia.’ 48 Meteen rende een van hen weg om een spons te halen, doopte die in wijn, stak hem op een rietstok en wilde Hem te drinken geven. 49 Maar de anderen zeiden: ‘Niet doen! Laten we eens kijken of Elia Hem komt redden.’ 50 Maar Jezus schreeuwde opnieuw luidkeels en gaf de geest.
5. Johannes 19,28
28 Jezus wist dat alles thans volbracht was. Daarom zei Hij – want de Schrift moest ten volle in vervulling gaan – ‘Ik heb dorst.’ 29 Er stond daar een kruik met zure wijn. Ze doopten er een spons in, staken die op een hysopstengel en brachten die aan zijn mond.
6. Johannes 19,30
30 Toen Jezus van die wijn gedronken had, zei Hij: ‘Het is volbracht.’ Daarop boog Hij het hoofd en gaf Hij de geest.
7. Lucas 23,46
44 Al rond het zesde uur werd het donker in heel het land, tot het negende uur. 45 Er was een zonsverduistering. Het voorhangsel in de tempel scheurde middendoor. 46 Toen riep Jezus luidkeels: ‘Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.’ Na deze woorden stierf Hij.

7 Kruiswoorden 2002 pigment op doek 90×90 cm






