God in de leegte – leegte als Theotopie (7)

1.4 God in de ontmoeting van de openbaring

Himmel und Erde
das Herz der Welt liegt
entblösst vor Augen:
in seinem vollen Glanz
der hohe Fuji-Gipfel

Winter 1927

Wakayama Bokusui(1)

Een God die zich heeft teruggetrokken en die ruimte geschapen heeft voor het ontstaan van het universum treedt soms aan het licht in bijbelse verhalen. Maar dan op een heel bijzondere wijze. Een aanwezige afwezigheid, een afwezige aanwezigheid. Dat wil zeggen: God is niet vast te leggen in een definitie, een beschrijving, een omschrijving op basis van zijn optreden en zijn kwaliteiten, waardoor we misschien meer houvast zouden kunnen krijgen en ontdekken wie God is.
Krachtig wordt dit ‘ onbepaalde’ ondersteund in het verhaal bij de brandende braamstruik waar Mozes de opdracht krijgt om zijn volk te bevrijden – in Naam van God. Als Mozes vraagt wie dat zal gaan doen is de conclusie deze, (ik persifleer): jij zult dat gaan doen. Jij zult Mijn Naam waar gaan maken. Jij zult dit misschien omzetten in daden. Dan zal (misschien) blijken wie ik ben en waar ik voor sta.
Marc-Alain Ouaknin vestigt hier de nadruk op als hij stelt:

“God legt uit wat hij van Mozes verwacht: dat hij het volk van de Hebreeërs zou bevrijden uit hun slavernij in Egypte. En Mozes antwoordt dat de Hebreeërs hem zullen vragen: ‘Wat is zijn naam?’, ‘Wat is de naam van die god die jou naar ons stuurt?’ En God antwoordt (in Exodus 3,14): ‘Je zult hen zeggen dat ik Ehejeh asjer ehejeh heet’, letterlijk ‘ik zal zijn wat ik zal zijn’, wat heel wat vertalingen weergeven door ‘ik ben hij die is’, een onmogelijke vertaling, zoals ik al zei, omdat het werkwoord ‘zijn’ in feite in het Hebreeuws niet bestaat in de tegenwoordige tijd, uitgezonderd die ene keer in Exodus 9:3.”(2)

Een God die zijn naam omschrijft met “wat ik zal zijn”, of beter, want het is geen echte omschrijving, maar eerder een beschrijving, een duiding, een vingerwijzing die meer is dan een richting, namelijk een weg om te gaan. Die God verhult zich achter zijn opdracht, die door Mozes moet worden uitgevoerd. God en opdracht vallen samen, route en naam worden zichtbaar als Mozes het aandurft om ja te zeggen en de taak op zich te nemen. In feite is de vraag van Mozes naar ‘de Naam’ al een acceptatie van het eerste deel van de opdracht – want hij sputtert niet meer tegen, tegen het feit dat hij moet gaan bevrijden. Maar wil wel meer garanties omtrent zijn zending, zijn missie. Het ‘spel’ dat hier aan het licht komt rond de naamgeving is er een van vragen, antwoorden, verder vragen, zichtbaar maken van aanwezige afwezigheid. Vuur lokt Mozes naderbij, vurig zal zijn hart ontvlammen als hij de goddelijke opdracht aanneemt en vurig zal hij het volk verdedigen tegenover God als het volk misstappen begaat en het gouden kalf aanbidt of als het twijfelt aan Mozes en aan Gods belofte. Maar niet alleen bevrijding van het volk uit de slavernij staat op het spel. Als het volk onder leiding van Mozes dit avontuur aandurft en hem volgt kan geluk het resultaat zijn – als glans van het gebeuren van bevrijding. Ouaknin merkt dan ook op dat dit geluk als het ware al opgesloten zit in Gods naam:
“Het koppelen van de eerste ‘ik zal zijn’ met de tweede ‘ik zal zijn’ gebeurt door het ‘betrekkelijk voornaamwoord’ (asjer) dat ook ‘geluk’ betekent (osjer)!(3)

Wat hier op het spel staat is het welzijn en het geluk van het volk dat vrij gemaakt moet worden uit de slavernij. Niet meer en niet minder. Een God waar we vaak niks van merken, neemt het op zich om in zijn naam die bevrijding in gang te zetten door de mensen die hij uitkiest. De naam, die de inzet is van dit ‘spel’, is een naam die het in zich heeft om waar te worden. Het is geen definitie, geen omschrijving, geen theologie, maar een paradoxaal gegeven. God wordt werkelijk als wij, als zijn boodschappers, Hem werkelijk maken. Hem werkelijkheid geven in onze daden. De leegte kan pas worden ingevuld in onze daadkracht, met onze wilskracht, met onze woorden die aan onze daden vooraf gaan en die onlosmakelijk verbonden zijn met onze daden. Pas als wij zoals God, sprekend de daad op het woord laten volgen, zal er iets gebeuren, veranderen wij de wereld, brengen wij vrijheid in de wereld en verlossen wij uit slavernij. Dat betekent dat de leegte niet alleen een uitnodiging is maar voorwaarde om te handelen. Geluk, toekomst, welzijn, kunnen pas tot stand komen als een soort van invulling van de daad, de daad die gericht is op het goede, het losmaken van de banden van de slavernij. In feite bevat de naam van God hier een geheim dat zich pas onthult door de daad bij het woord te voegen. Ouaknin ziet dit zo, en daarmee brengt hij de bekende exegetische uitleg van de tekst een stuk verder:

“De tekst brandt van betekenissen, maar wordt niet tot as herleid, wordt niet verteerd, want de betekenis is oneindig.
Elke keer kan de lezer dit ‘brandend braambos’ opnieuw ervaren, zeggen ‘hier ben ik’ en een vreemd woord horen dat hem opdraagt zijn schoenen uit te doen, zijn veters los te knopen, zich te ontdoen van wat knoopt en sluit.
Dit is de betekenis van heiligheid! Niet opgesloten zijn, je niet laten opsluiten. Dan vindt de openbaring plaats. Geen openbaring van een zijn dat ‘is’ maar van een zijn in wording, Ik zal zijn wat ik zal zijn…”(4)

God in wording, die waar wordt in het proces van bevrijding en die hoopt dat het volk onder leiding van Mozes die weg durft te gaan: de leegte van de woestijn tegemoet, de tochten door de hitte zonder grote hoeveelheden water en brood. Op hoop van zegen. Water en brood zijn nodig om te overleven in de woestijn. Ze spelen dan ook een hoofdrol in dit Exodusverhaal. Overleven kan alleen met Gods hulp en het volk zal dat pijnlijk aan den lijve ervaren. Eenmaal op weg gegaan is er geen weg terug. Mozes blijft jong van geest en standvastig om dit volk, hard van nek, koppig en eigenzinnig, te leiden en aan te voeren. Mozes die voor God staat – die God ontmoet in zijn naam en in zijn opdracht – en die later van aangezicht tot aangezicht mag spreken met God in de tent van de ontmoeting – als God in een wolk neerdaalt. Bij het brandende braambos, als Mozes door God gelokt wordt, opdat God zich kan openbaren door zijn naam en zijn opdracht, wijkt Mozes af van zijn weg die hij gaat. Hij wijkt af van de gebaande paden, van de vertrouwde weg die hij gaat als herder. Dit afwijken, of met andere woorden, niet willen vasthouden aan het vertrouwde, het risico durven aangaan, een vraag stellen, dat wil zeggen geen genoegen nemen met het bestaande, het vertrouwde en vanzelfsprekende, dat alles brengt Ouaknin mooi tot uitdrukking in de relatie tussen rechtop staan en jong van geest zijn:

“De openbaring, en dat is het wonder, is die mogelijkheid om de weg te verlaten en een vraag te stellen, te zeggen: ‘waarom / madoe’a’, een prachtig Hebreeuws woord waaraan een van de anagrammen ontleed is, wat ‘rechtop staan’ betekent.
Op het ogenblik van deze gebeurtenis is Mozes 80 Jaar!
Doordat hij in staat is om z’n schoenen uit te doen en zich staande te houden op een been, toont hij dat hij zijn jeugdigheid bewaarde, wat de Talmoed als volgt formuleert: ‘Tot wanneer wordt een mens als jong beschouwd? Zolang hij in staat is zijn schoenen uit te doen terwijl hij zich staande houdt op een been. Zolang hij in staat is rechtop te blijven op een been!’”(5)

De leegte als voorwaarde voor de schepping, is ook de leegte in dit verhaal als voorwaarde voor de daden van bevrijding. Het is de leegte om ‘hier ben ik’ tegen het appèl van God te zeggen, in een oneindig spel van betekenissen, midden in de woestijn, waar de leegte je tegemoet treedt. In dit spel van betekenissen is de leegte essentieel. Het geluk hangt er van af. Rechtop staan, recht voor God staan, ontdaan van alle bindingen, verbindingen, alle knopen die knechten en verslaven, heiligheid als apart staan, los van het gewone en dagelijkse, het hangt allemaal met elkaar samen. De doornstruik verbrandt niet, wordt door het vuur niet verteerd, zoals de verklaringen nooit tot een einde komen, de betekenis nooit definitief, tot as wordt. En zelfs as, het stof van de aarde, heeft de potentie om in nieuwe constellaties een plek in te nemen: stof tot stof, aarde tot aarde… De kringloop is telkens weer rond en wordt telkens weer opengebroken. De mens is door zijn taal de persoon met het breekijzer, de werkelijkheid is nooit definitief een gevangenis, de slavernij is van voorbijgaande aard, als het besef doorbreekt dat het ook anders kan. Dat is op eigen benen staan, door het leven gaan op eigen kracht. En als dat niet meer lukt zijn er anderen om te ondersteunen. Zoals God mensen zendt om zijn taak van bevrijding handen en voeten te geven. Zo wordt toekomst mogelijk en het scheppen van toekomst een levensmodel. Een opdracht en een weg, een weg ten leven.

Winterpsalm

Dein Name
ist gefallen
Dein Name
fällt
und ist kein
anderer Name
auf den sich mein
weggeschnittener
Atem reimt
Und er heisst
Wunderbar Rat
Stecken und Stab
Begehbarer Weg
Eis
über meinem Bodensee

Geheiligt werde
dein zugefrorenrer Name

Eva Zeller(6)


Noten:

1 Wakayama Bokusui, In der Ferne der Fuji wolkenlos heiter. Moderne Tanka, München 2018, (Manesse Verlag)., p. 112
2 Marc-Alain Ouaknin, ¿God en de kunst van het vissen, Tielt 2016 (Lannoo),, p. 145
3 Ibid., pp. 145-146
4 Ibid., p. 144
5 Ibid., pp. 144-145
6 in: Paul Konrad Kurz, (Hrsg.), Psalmen vom Expressionismus bis zur Gegenwart, Freiburg Basel Wien 1978 (Herder Verlag), p. 252



Dit is een deel uit mijn essay: God in de leegte. Het hele essay is te lezen (eventueel te koop) (en te downloaden) op: