Een kerstwens in een ander jasje….

De soldaten aan het front in Oekraïne krijgen aan alles gebrek. De Russische soldaten worden als kanonnenvoer op de linies van de Oekraïners afgestuurd en als ze weigeren worden ze geëxecuteerd door hun eigen officieren. Datzelfde vond al veel eerder plaats in Wereldoorlog 2 en ook in Wereldoorlog 1. Er is dus nog niet veel veranderd en het blijft onbegrijpelijk waarom mensen zich als slachtvee laten behandelen in plaats van in opstand te komen. Ze hebben toch eigenlijk niets te verliezen?
Meer dan 100 jaar geleden schreef een jonge soldaat aan het Italiaanse front, met Oostenrijk-Hongarije als tegenstander, gedichten. Ook toen heerste er een bloedige oorlog en bracht kerst daar geen verandering in. Ik heb altijd al gezegd dat toen de ‘mensen op waren’ – toen er te weinig soldaten overbleven – kwam er pas een einde aan deze gruwelijke oorlog op wereldschaal. Misschien gebeurt hetzelfde wel in Oekraïne.
Hemelse Overmacht
Je zou verwachten dat de dichter de gruwelijkheden zou beschrijven in zijn gedichten, zoals veel anderen, of de grote verliezen die zijn geleden. Hier en daar komt dit wel ter sprake als het over de doden gaat, maar er is ook een andere teneur in zijn gedichten. Diepe duisternis, en ervaringen aan het front, slaan plotseling om in een mystiek gevoel van verbondenheid. Dat doet me ook denken aan de herders in het veld die – zoals de evangelist Lucas zo poëtisch beschrijft – overweldigd worden door een engel en een koor van engelen die hun een blijde tijding brengen:
Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen dat grote vreugde betekent voor heel het volk: vandaag is in de stad van David jullie redder geboren. Hij is de messias, de Heer. Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in doeken gewikkeld in een voederbak ligt.’ En plotseling voegde zich bij de engel een groot hemels leger dat God prees met de woorden: ‘Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor de mensen die Hij liefheeft.
En het enige bewijs hiervoor: ga maar kijken in Beth-lehem, Huis van het brood, daar zul je een pasgeboren kindje vinden. Meer wordt hier niet als argument aangevoerd. Het is dan ook geen theologische of politieke boodschap die hier wordt verkondigd maar een poëtische, een alles overstijgend woord dat vreugde, zelfs verlossing brengt. Goed nieuws voor hen in het donker, zij die het niet meer zien zitten, zij die gebukt gaan onder geweld, onder armoede, honger, verdrukking, verdriet. Hen voor wie er geen toekomst meer leek te bestaan krijgen hier weer een hoopvol woord aangeboden. rGiuseppe Ungaretti, de dichter over wie ik sprak, dicht:
La Notte bella
Devetachi il 24 agosto 1916
Quale canto s’è levato stanotte
che intesse
di cristallina eco del cuore
le stelle
Quale festa sorgiva
di cuore a nozze
Sono stato
uno stagno di buio
Ora mordo
come un bambino la mammella
lo spazio
Ora sono ubriaco
d’universo
Giuseppe Ungaretti
Die schöne Nacht
Devetachi, 24. August 1916
Welch ein Gesang erhob sich heute nacht
und wob
kristallnen Widerhall des Herzens
den Sternen ein.
Welch eine Feier stieg
hochzeitlich aus dem Herzen.
War ich
ein Teich aus Finsternis.
Jetzt beisse ich,
so wie ein Kind die Mutterbrust,
den Raum.
Jetzt bin ich trunken
von Weltall.
De mooie nacht
Devetachi op 24 augustus 1916
Welk lied verhief zich deze nacht
Dat met kristallijne echo
van het hart
de sterren weefde
Wat een lentefeest
steeg op uit dit bruiloftshart
was ik
een poel van duisternis
Nu bijt ik
als een kind de moederborst
de ruimte
Nu ben ik dronken
van het universum

Dood als deur
Ungaretti, veel jaren later, als hij bekend en beroemd is geworden om zijn dichtkunst schrijft over deze tijd in de loopgraven. Vooral ook over wat hem raakte, wat hem be-zielde en waarom hij dichtte zoals hij dichtte. En over zijn keuze voor deze vorm van dichten, de keuze voor deze ervaringen, de dingen die hem overweldigden. Hij schrijft niet over de gruwelijkheden op een realistische manier. Hij doet geen poging om de lezer deel te laten worden aan de ervaringen van bloeddorst, moord, elkaar afslachten. Je hoort niet het kanongebulder in zijn verzen noch proef je het effect van een aanval met dodelijk gas. In de contradictoire werkelijkheid waarin hij zich bevindt wordt de dood voor hem een poort naar een relatie met het absolute. Dat veroorzaakt bij hem opluchting omdat een deur geopend wordt naar een nieuwe werkelijkheid, groter en veelomvattender, mooier en dieper dan de werkelijkheid van de oorlog waarin hij zich bevindt. Hij schrijft:
I was in the presence of death, in the presence of nature, of a nature that I learned to know in a new, terrible way. From the moment that I became a man who makes war, it wasn’t the idea of killing that tormented me: I was a man who wanted nothing for himself but relationship with the absolute, the absolute that was represented by death, not by danger, that was represented by the tragedy that brought man to meet himself in massacre. In my poetry there is no trace of hatred for the enemy, nor for anyone: there is the grip of consciousness of the human condition, of the fraternity of mankind in suffering, of the extreme precariousness of its condition. There is the will to expression, the necessity of expression; there is elation, in Porto sepolto, that almost savage elation of vital impulse, of the appetite for living, that is multiplied in the proximity and daily company of death. We live in contradiction. (pag. 264) Giuseppe Ungaretti, Selected Poems,
Ungaretti had het geluk, misschien moeten we het een vorm van genade noemen, om in zijn poëzie die relatie met een overstijgende werkelijkheid te kunnen ervaren en verwoorden. Hij schrijft ook dat al zijn gedichten verbonden zijn met zijn persoonlijk leven. Dat is de bron waaruit hij put en die hem de inspiratie levert om die ervaringen in poëzie om te zetten. De blijde-boodschap brenger Lucas heeft zijn geboorteverhaal waarschijnlijk niet zelf meegemaakt – hij was geen herder en ook geen wijze uit een ver land. Pas veel jaren na de dood van Jezus zijn deze woorden op papier verschenen en dat gebeurde in verzen met een hoge poëtische lading. De lezer kan zich nauwelijks een beeld vormen van de economisch-maatschappelijke en politieke situatie in die tijd. Dat wordt pas helder uit heel andere bronnen en heel andere studies. Niet de theologie levert hiervoor inzichten maar de studie naar de politieke en religieuze geschiedenis van die tijd. Maar dat staat dan weer voor een groot deel los van de poëtische verwoordingen van onze evangelist die hoop wil bieden en geen verklaring van de politieke situatie. Keizer Augustus en de landvoogd Quirinius van Syrië zijn slechts kleine ankerpunten in de tijd om het verhaal een schijn van authenticiteit te geven, dat wil zeggen, dat het niet uit de duim is gezogen.
Mens als Schets
De mens is in dit universum, tegenover de ervaring van het numineuze, het alles overweldigende van de oorsprong van ‘alles’, de transcendente goddelijke werkelijkheid – ervaarbaar voor de herders – slechts een schim, een pennenstreek in de geschiedenis van de aarde. Een zucht en zijn bestaan is voorbij. Waarom dan die hartvochtigheid, die allesoverheersende haat, de hebzucht, de drang om de ander te vernietigen? Is het ter compensatie van een gemis, een opvulling van een innerlijke leegte, een falend bestaan dat kost wat kost moet worden verborgen achter een verlangen en een streven naar absolute autonomie? Dictators en autocraten worden geen democraten, hoe hard ze ook hun best doen om de schijn op te houden. Verkiezingsoverwinningen maken van leugens uit het voortraject nog geen waarheid. Een hele verzameling spreuken is in de loop der tijden opgetekend om dit soort gladjanussen die enkel uit zijn op macht te beschrijven.
Het is hybris, hoogmoed en overmoed om te denken dat je de waarheid in pacht hebt en dat je de weg weet naar de toekomst. Politiek krijgt hier een theologische lading en veel verdwaalden en verdwaasden zien opeens een kans om mee te tellen. Eenmaal aangesloten bij de beweging en de nieuwe ‘messias’, zijn ‘ze weer iets’, stellen ‘ze weer iets voor’, hervinden ze hun zelfrespect. De offers zijn er altijd voor de anderen, zij die in de weg staan en daarom moeten worden opgeruimd. Het is van alle tijden en de keizers zonder kleren kunnen alleen maar rondlopen en hun lakeien bevelen als er onderdanen zijn (sub-jecten) die deze illusie in stand houden omdat ze er zelf ook beter van denken te worden. De Chinese dichter Du Fu heeft er eigenlijk geen woorden voor, zijn penseel maakt lege gebaren in de lucht. Een lucht die nu gevuld is met de geesten van de doden. De doden van toen, en van nu: slachtoffers van onmenselijk en onverbiddelijk geweld, vaak terreur: Gaza, Soedan, Myanmar en waar al niet op deze wereld.
Im Schnee
Nach der Schlacht viel neuer Geister Weinen.
Traurig singt ein alter Mann allein.
Der Abendstreif von Wolken tief zerzaust.
Der Wind verwirbelt Schnee zu wildem Tanz.
Kein Grün im Krug, die Kelle werf ich fort.
Noch wähne ich im Ofen rote Glut.
Aus mancher Provinz ist jede Kunde verstummt.
In Trauer gefangen schreibe ich hier in die Luft.
Du Fu

In onze tijd vormt een moderne Chinese dichter, Yang Lian, die niet meer welkom is in zijn land, een samenspel van woorden, tekens, die onze aarde, het tegenover van de hemel, beschrijft. En op de aarde, onvermijdelijk, gebonden, vastgeroest, de mens, een moordenaar, een fatale droom, niet meer dan een handvol as.
GAIA 坤
man is a sketch
the heartbeats of sand a fatal dream
more reticent than a room
ocean leaks down along the beautiful waist of a glass
more ignorant than light more like a single night than love
language gives you the theme
sand grips you in slow motion
a pair of tiny dancing breasts
deny dying in death
the more delicately a moment is depicted the shorter it becomes
the more a bright window between the legs hears
a glass of wine next door
lies teach you
create a dark truth in your own eyes
ocean’s pattern placed above a non-human aim
more familiar with destruction than bird claws
in dreams under golden skin a murmuring
grain of
unreachable by even the prettiest finger
sand
Yang Lian
坤 aarde (uit hemel en aarde)
Poëzie als een begaanbare weg
In een wereld waarin absolute autonomie een leugen is, en de rechtstreekse weg naar de ondergang, een afgrond aan je voeten, kan de acceptatie van de heteronomie, de werkelijkheid die groter is dan jezelf, de werkelijkheid waaraan je jezelf wilt onderwerpen (zoals bijvoorbeeld aan de grondwet en aan het fatsoenlijk omgaan met elkaar, als politicus) of aan God, zoals de gelovige, een weg naar meer humaniteit zijn. Beiden terreinen met elkaar verwarren brengt onheil. Mensen die in naam van God oordelen vellen en anderen uitsluiten en straffen hebben het niet begrepen. Evangelische (VS en hun boodschappers in Afrika bv.) en andere christenen die menen in naam van God, andere gezinsvormen dan het huwelijk tussen man en vrouw en andere seksuele geaardheden, te moeten bestrijden, in plaats van zich druk te maken over het onrecht in de wereld, de armoede en de oorlogen, – daar zou hun echte zorg moeten liggen bij de slachtoffers hiervan — kiezen een makkelijke prooi. Hun theologie leidt tot politieke onrechtvaardigheid. Hun theologie heeft niks met geloof te maken, niks met christendom, en alles met het streven naar invloed en naar politieke macht. Ook voor hen geldt de vraag: wat moet hier worden gecompenseerd? Welk Calvijns gedachtegoed van een verdoemde mens zoekt hier een uitweg?
Poëzie is geen theologie. Het zou mooi zijn als theologie meer poëzie zou zijn – een open weg naar de toekomst, een route waarin de goddelijke heteronomie leidraad is om te volgen, ná te volgen en niet om zelf op de stoel van God te gaan zitten. Mozes trok niet voor niets 40 jaar door de woestijn om met vallen en opstaan te leren wat God van hen wilde. Dat er een beloofd land op het einde wachtte, doet niets af aan de opdracht om die heteronome kracht telkens opnieuw te zoeken en te volgen. Geboden in steen gegrift, voor nu en later, voor altijd…
De dichte Roberto Juarroz spreekt zich in een rede uit over de noodzak en de kracht van de poëtische weg. Hij zegt:
Ich vermute schliesslich, dass die Poesie eine Notwendigkeit ist, eine fundamentale Forderung des Menschseins, geäussert oder nicht. “Wenn ich sage, was ich sage, dann deshalb, weil mich das, was ich sage, besiegt hat”, schrieb auf einleuchtende Weise unser Antonio Porchia. “Die Wörter sind Heiligtümer”, wie auch der Chassidismus bekräftigt. Das poetische Wort, wie der Flügel, ist die Bedingung, um den Abgrund zu ertragen, denn ansonsten blieben allein das Schwindelgefühl und der Sturz übrig. An den Grenzen des Menschen ist die Poesie das bewegliche Ziel, das ihn begleitet und beschützt. Eine unnötige Poesie ist keine Poesie. Deshalb konnte Rilke folgendes sagen, wahrend er vor allem an die Poesie dachte: “Ein Kunstwerk ist gut, wenn es aus Notwendigkeit entstand. In dieser Art seines Ursprungs liegt sein Urteil: es gibt kein anderes.” Oder an einer anderen Stelle seiner Briefe an einen jungen Dichter schreibt Rilke: “Kunst-Werke sind von einer unendlichen Einsamkeit und mit nichts so wenig erreichbar als mit Kritik. Nur Liebe kann sie erfassen und halten und kann gerecht gegen sie sein.” (pag. 77) Roberto Juarroz, Poesie und Wirklichkeit.
Woorden zijn heiligdommen. Je kunt ze niet achteloos over de mensen verspreiden alsof het knikkers zijn, confetti, opwellingen. Op woorden wordt je afgerekend. Als woorden leiden tot verzet, als woorden leiden tot haat en tot onverdraagzaamheid wordt daarvoor een prijs betaald. De Nederlandse belastingbetaler betaalt ook een letterlijke prijs voor de vrijheid van meningsuiting. Bijvoorbeeld heel concreet voor de veiligheid van een speciale politicus die meester is in het verdraaien van de werkelijkheid door overdrijving (tsunami’s – zelf heeft hij dat nog nooit aan den lijve ervaren) – al bijna twintig jaar 4 à 5 keer per jaar wordt een jaarsalaris betaald van een beveiliger: voorzichtig geschat € 200.000 x 20. Alleen omdat de man meent te moeten zeggen wat hij denkt en waar hij zegt overtuigd van te zijn. De gevolgen van zijn woorden gooit hij achteloos naast zich neer. Hij is geen dichter. Hij zit vastgeroest in een zelf geconstrueerde werkelijkheidskooi.

Eenzaamheid als habitat
Dichters zijn woordkunstenaars die de poëtische weg kiezen om hun ervaringen te verwoorden. De politicus heeft dat niet echt begrepen. Hij wil overtuigen, hij wil aanhang, hij wil gezag en macht. Hij neemt deel aan de hybris in de wereld en denkt er beter van te worden. Hij verzamelt aanhangers en aandacht. De dichter daarentegen is vaak eenzaam. Eenzaamheid is zijn kenmerk, zijn habitat. In die eenzaamheid vindt hij woorden, beelden, uitdrukkingskracht. Ungaretti schrijft over deze eenzaamheid van de dichter:
Poetic experience is an exploration of a personal continent of hell, and the poetic act, in being fulfilled, provokes and frees, at whatever price it may exact, the sense that only in poetry can one search for and find freedom. Continent of hell, I said, because of the absolute loneliness that the act of poetry demands, because of the singularity of feeling one is not like others, but alien, like the damned, or as if under the weight of a special responsibility— that of discovering a secret and revealing it to others. Poetry is discovery of the human condition in its essence, that of being a man of today but also a man of fable, like a man from the times of the expulsion from Eden: in his human act, the true poet knows that the act of unknown ancestors is prefigured, in the succession of centuries impossible to go back through, beyond the origins of his darkness. (pag. 246) Giuseppe Ungaretti, Selected Poems
Ook de Slowaakse dichter Kajetan Kovič weet van die eenzaamheid. En het komt bij veel dichters terug. Niet een plek voor het voetlicht is wat ze ambiëren. Ze willen de wereld niet veranderen, geen politieke programma’s ontwerpen. De dichters die wel een dergelijke poging wagen zijn dan ook meteen verdacht – want hun perceptie van de realiteit is dan niet meer onbevangen. Dictators zijn bang voor de kracht en de macht van de dichters. Daarom worden ze vermoord of naar verre kampen verbannen zoals in Rusland of China. Dictators, autocraten vrezen de kracht van het woord. En ze hebben gelijk. De eenzame dichter is sterk, ook al heeft hij niet veel van het leven (meer) te verwachten zoals Kajetan Kovič schrijft:
Besuch
Besucht alte Dichter
nicht.
Ihre langen Einsamkeiten
verstreichen schwerer
als eure eilige Zeit.
Von ihren Stirnen scheint nicht
der Glanz der fünften Auflage
ihrer Gesammelten Werke.
Mit verlöschendem Blick
starren sie
in verkohlte Kladden,
in die sie einst
mit brennenden Stiften
Eintragungen machten.
Auch unglückliche Lieben
können sie nicht mehr retten.
In ihren Busen blieb
von den türkischen Bräuten
nur kalte Asche.
Sie liegen auf alten Sofas,
zurückgeworfen auf ihre Niedergeschlagenheit,
und knarrt eine Stufe,
fragen sie sich,
wer das hölzerne Treppenhaus hochsteigt,
ein Arzt oder der Tod.
Kajetan Kovič
vertaling Fabian Hafner
Overgave als verwonde mens
Je zou poëzie ook een vorm van bidden kunnen noemen, een groot gebed waarin de zin van het bestaan, de wereld, de mensheid, het geloof op het spel staat. De dichter, overweldigd door het absolute van de werkelijkheid zichtbaar in de transcendentie van het goddelijke, in principe voor iedereen ervaarbaar die daar voor open staat, zoekt en vindt woorden om dat uit te drukken. Ungaretti bekeerde zich later tot het katholicisme. Hij dacht in jaren daarvoor dat de beweging van Mussolini de armoede en het onrecht zou beëindigen, maar dat alles monde uit in een oorlog net zo gruwelijk als de oorlog waarin hij zelf moest vechten. De zwarthemden brachten enkel terreur en Italië was na 1945 een verdeeld land – grotendeels verwoest – en niet alleen materieel. In een gedicht ‘medelijden’ drukt Ungaretti zijn vragen naar God uit, en smeken, een vorm van bidden, en hij heeft er veel woorden voor nodig, die ik hier allemaal weergeef:
La pietà
1928
1
Sono un uomo ferito.
E me ne vorrei andare
E finalmente giungere,
Pietà, dove si ascolta
L’uomo che è solo con sé.
Non ho che superbia e bontà.
E mi sento esiliato in mezzo agli uomini.
Ma per essi sto in pena.
Non sarei degno di tomare in me?
Ho popolato di nomi il silenzio.
Ho fatto a pezzi cuore e mente
Per cadere in servitù di parole?
Regno sopra fantasmi.
O foglie secche,
Anima portata qua e là …
No, odio il vento e la sua voce
Di bestia immemorabile.
Dio, coloro che t’implorano
Non ti conoscono più che di nome?
M’hai discacciato dalla vita.
Mi discaccerai dalla morte?
Forse l’uomo è anche indegno di sperare.
Anche la fonte del rimorso è secca?
Il peccato che importa,
Se alla purezza non conduce più.
La carne si ricorda appena
Che una volta fu forte.
È folle e usata. l’ anima.
Dio, guarda Ja.nostra debolezza.
Vorremmo una certezza.
Di noi nemmeno piu ridi?
E compiangici dunque, crudeltà.
Non ne posso più di stare murato
Nel desiderio senza amore.
Una traccia mostrarci di giustizia.
La tua legge qual è?
Fulmina le mie povere emozioni,
Liberami dall’inquietudine.
Sono stanco di urlare senza voce.
Mercy
1928
1
I am a wounded man.
And I hope someday to leave
And finally arrive,
Mercy, where the solitary man
At last is heard.
I have nothing hut pride and goodness.
And I feel exiled among human beings.
Yet I’m in pain for them.
Am I not worthy to find myself again?
I have peopled the silence with names.
Have I ripped mind and heart to pieces
To fall into servitude to words?
I am king of phantoms.
O dry leaves,
Soul carried here and there …
No, I hate the wind and its beastly
Immemorial voice.
God, do those who call on you now
Know you only by name?
You have cut me off from life.
Will you cut me off from death?
Maybe man doesn’t even deserve to hope. H
as even the well-spring of regret gone dry?
What difference does sin make
If it no longer leads to purity?
The flesh can scarcely recollect
A time when it was strong.
The soul is used and foolish.
God, consider our frailty.
We would like a certainty.
Do you not even mock us anymore?
Well then. pity us. cruelty.
I can no longer stay walled off
In longing without love.
Show us some sign of justice.
Which law is yours?
Blast my poor emotions with a thunderbolt,
Free me from restless thought.
I am tired of shouting without a voice.
2
Malinconiosa carne
Dove una volta pullulò la gioia,
Occhi socchiusi del risveglio stanco,
Tu vedi, anima troppo matura,
Quel che sarò, caduto nella terra?
È nei vivi la strada dei defunti,
Siamo noi la fiumana d’ombre,
Sono esse il grano che ei scoppia in sogno,
Loro è la lontananza che ei resta,
E loro è l’ ombra che dà peso ai nomi.
La speranza d’un mucchio d’ombra
E null’altro è la nostra sorte?
E tu non saresti che un sogno, Dio?
Almeno un sogno, temerari,
Vogliamo ti somigli.
È parto della demenza piu chiara.
Non trema in nuvole di rami
Come passeri di mattina
Al filo delle palpebre.
In noi sta e langue, piaga misteriosa.
2
Languishing flesh
Where pleasure used to throng and thrive.
Heavy-lidded. listlessly waking eyes.
Can you see, my overripe soul.
What I will be, fallen on earth?
The road of the dead passes through the living.
We are the spate of shadows.
They are the grain that splits open in us in dream, \
Theirs the distance that is left to us,
And theirs the shadow that gives weight to names.
Is it our fate to be only
The hope of a heap of shadow?
And are you nothing but a dream. God?
We rashly want you to resemble this,
At least: a dream.
It’s the birth of lucidest madness.
It doesn’t quiver in clouds of branches
Like morning sparrows
At the edge of eyelids.
In us it lives and withers, inscrutable wound.
3
La luce che ei punge
È un filo sempre più sottile.
Più non abbagli tu, se non uccidi?
Dammi questa gioia suprema.
3
The light that spurs us
Is an ever more tenuous thread.
Do you no longer dazzle, without killing?
Grant me this crowning joy.
4
L’ uomo, monotono universo,
Crede allargarsi i beni
E dalle sue mani febbrili
Non escono senza fine che limiti.
Attaccato sul vuoto
Al suo filo di ragno,
Non terne e non seduce
Se non il proprio grido.
Ripara il logorio alzando tombe,
E per pensarti, Eterno,
Non ha che le bestemmie.
4
Man, monotonous universe,
Believes he can expand his goods,
While from bis panicking hands
Issue endlessly only limits.
Attached over the void
To his spider thread,
He waits in dread, enticing
Nothing hut his own outcry.
He wards off his demise by raising tombs,
And to think of you, Eternal,
He has only blasphemies.
Giuseppe Ungaretti

Een Messias in een donkere nacht
Toen de wereld meer dan donker was, toen het licht van de sterren van de hoop bijna leek gedoofd, een soort zwarte kerstnacht, maar dan zonder engelen, zonder boodschap van hoop, waren er toch mensen, mannen, vrouwen, die de pen ter hand pakten en schreven. Een van die dichters is Maria Günzel. Zij schreef in het concentratiekamp Ravensbrück over lijden en troost, over de eenzaamheid van de goede mens in een slechte wereld, over de eenzaamheid van de mens die liefheeft, de dichter die in menselijkheid gelooft, de mens die ten onder gaat in lijden, toegebracht door zijn beulen die voor God denken te moeten spelen. Uit dit soort teksten, deze gedichten, put ik mijn troost. Ik hoef niet een woord uit de hemel, poëzie uit de mond van engelen, geen overweldigende ervaring van het goddelijke. Voor mij is al het goddelijke al aanwezig in een mens, als deze durft te spreken over liefde, goedheid, barmhartigheid. Zoals Maria Günzel dicht:
Leid und Trost
Unendlich
Einsam sind
die wahrhaft
Sehnenden.
Unendlich
einsam sind
die wahrhaft
Liebenden.
Unendlich
einsam sind
die wahrhaft
Denkenden.
Sie sind
Kein Heer,
gehen
einzeln einher.
Sind bedrückt
vor der Zeit
Und gebeugt
vom Leid
der ganzen
Menschheit.
Aber sie sind
rein
wie die Quelle,
die rieselt und rinnt.
Und sie sind
wie
wärmende Helle,
die Sonne uns bringt
nach schauriger Nacht.
Und
sie sind!
und
werden sein!
und
wieder voran
der Menschheit gehen
und sicher sie geleiten
durch bewegte Zeiten.
Werden Kraft ihr leihn
und ihr Hilfe sein
und der Wunden Brand
mit liebender Hand
stillen und heilen.
O lasst sie
nicht länger mehr
einsam sein!
Lasst sie
in Eure Reihn!
Lasst sie
eure Führer sein!
Die Sehnenden,
Liebenden,
Denkenden!
Sie sind
die zum Guten
Lenkenden!
[Ravensbrück]
Maria Günzel
Verdriet en troost
Oneindig
Eenzaam zijn
de waarachtig
verlangenden
Oneindig
eenzaam zijn
die waarachtig
liefhebben
Oneindig
eenzaam zijn
de waarachtige
denkers.
Zij zijn
geen leger,
maar gaan
alleen
Zijn teneergeslagen
voor de tijd
En neergebogen
door het lijden
van de hele
mensheid.
Maar zij zijn
zuiver
als de bron,
die druppelt en stroomt.
En ze zijn
als
verwarmend licht,
dat de zon ons brengt
na een griezelige nacht.
En
dat zijn ze!
en
zullen zijn!
en
opnieuw uitgaan
voor de mensheid
en hen veilig leiden
door turbulente tijden.
Zal haar kracht lenen
en haar hulp zijn
en de wonden die branden
met een liefdevolle hand
stillen en ze helen.
O laat hen
niet langer
meer eenzaam zijn!
Laat ze
in uw gelederen!
Laat ze
jullie gidsen zijn!
De verlangenden,
liefhebbenden,
denkers!
Zij zijn het
die naar het goede
leiden!
[Ravensbrück]
Maria Günzel
Durven wij hen als leider te kiezen, hen te volgen? Zij zijn als sterren aan het firmament, de ster die de wijzen, de magiërs eerst via Herodes, maar dan naar het kindje leidt. De wereld is vol met valse Herodessen die zeggen te willen aanbidden, maar die heimelijk hun messen slijpen. Ze wonen in grote paleizen en bespelen hun volgelingen met leugens en valse beloftes. En al branden die sterren ook boven het slachtveld – aangericht door deze moordenaars – , boven het oorlogsfront, nauwelijks, ze zijn er wel. Durf je omhoog te kijken, durf je die ster te volgen, deze mensen die menswaardigheid voor-leven in doen en spreken, die hun nek uitsteken voor hun medemens, het goede in de mens, de hoop voor de toekomst, zij die
de bijna onzichtbare engelster geloven – ook al spreekt deze niet? Moge kerstmis zalig zijn voor allen van goede wil….
Engel
In tagen,
als ob sie nicht wären,
im wirrwarr des abgrunds,
wo in uns die nacht herrscht,
erstrahlst du nur schwächlich,
flackernd wie der morgenstern,
als wärst du nicht Gott.
Gorazd Kocijancic (1964)
vertaling Matthias Göritz und Amalija Maček
John Hacking
21 december

bronnen:
Giuseppe Ungaretti (Italiaans Duits)
uit: Ungaretti, Giuseppe, Die Heiterkeit. L’Allegria. Gedichte 1914-1919 Italienisch-Deutsch. Übertragen von Hanno Helbling, München 1990, (Carl Hanser Verlag)
Giuseppe Ungaretti (Engels)
uit: Ungaretti, Giuseppe, Selected Poems, translated, annotated, and with an introduction by Andrew Frisardi, New York 2002, (Farrar, Straus and Giroux)
Du Fu, Gedichte. Aus dem Chinesischen übersetzt und kommentiert von Raffael Keller, Mainz 2009 (Dieterich’sche Verlagsbuchhandlung)
Yang Lian, Concentric Circles, translated by Brian Holton & Agnes Hung-Chong Chan, Highgreen, Tarset, Northumerland 2005, (Bloodaxebooks)
Roberto Juarroz, Poesie und Wirklichkeit. Poesía y realidad
Aus dem argentinischen Spanisch van Juana und Tobias Burghardt
Stuttgart 2010 (Edition Delta),
Maria Günzel
uit: Draussen steht eine bange Nacht. Lieder und Gedichte aus deutschem Konzentrationslagern, Frankfurt am Main 1994 (Fischer)
Kajetan Kovič en Gorazd Kocijancic
uit: Mein Nachbar auf der Wolke. Slowenische Lyrik des 20. und 21. Jahrhunderts. Im Auftrag der Deutsche Akademie für Sprache und Dichtung herausgegeben von Matthias Göritz, Amalija Macěk und Aleš Šteger, München 2023, (Hanser)

Lucas, 2,1-20 (NBV 21)
1 In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven. 2 Deze eerste volkstelling vond plaats tijdens het bewind van Quirinius over Syrië. 3 Iedereen ging op weg om zich te laten inschrijven, ieder naar de plaats waar hij vandaan kwam. 4-5 Ook Jozef ging op weg om zich te laten inschrijven. Samen met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was, reisde hij van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem heet, aangezien hij van David afstamde.
6 Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, 7 en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het gastenverblijf.
8 Niet ver daarvandaan brachten herders de nacht door in het veld, ze hielden de wacht bij hun kudde. 9 Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door de stralende luister van de Heer, zodat ze hevig schrokken.
10 De engel zei tegen hen: ‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen dat grote vreugde betekent voor heel het volk: 11 vandaag is in de stad van David jullie redder geboren. Hij is de messias, de Heer. 12 Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in doeken gewikkeld in een voederbak ligt.’
13 En plotseling voegde zich bij de engel een groot hemels leger dat God prees met de woorden:
14 ‘Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor de mensen die Hij liefheeft.’
15 Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: ‘Laten we naar Betlehem gaan om met eigen ogen te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt.’ 16 Ze gingen meteen op weg, en troffen Maria aan en Jozef en het kind dat in de voederbak lag.
17 Toen ze het zagen, vertelden ze wat hun over het kind was gezegd. 18 Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat de herders tegen hen zeiden, 19 maar Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en bleef erover nadenken.
20 De herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd.
