Inspiratie als bron van geloof
Hoe kun je anderen inspireren als je er zelf niet in gelooft? Niet dus. Daarom is het zaak je eigen bronnen open te houden, te koesteren, je te laten voeden door deze bronnen. Net zoals je elke dag kunt genieten van helder water uit de bron, kun je opleven door gedachten en inzichten die je dieper bij de kern van je leven brengen. Wat is die kern dan?
Misschien moet ik het nog persoonlijker uitdrukken: het is jouw kern, jouw basis en jouw levensweg. Jouw zoektocht ook en ook jouw aandeel in het mysterie dat leven heet. Voor mij zijn bronnen: de beleving van de natuur, kunstwerken, filosofische gedachten en vooral poëzie. Poëzie is als geen ander in staat te verwoorden wat eigenlijk niet te verwoorden valt. In die zin is spreken over de kern van je leven eigenlijk al poëzie. Want het betreft een werkelijkheid die ‘als het ware’ onder de feitelijke werkelijkheid, de werkelijkheid van feiten en meetbare gegevens, verborgen ligt. Het is de werkelijkheid van de taal en van de ervaring die wij in taal uitdrukken en waarover wij via taal communiceren.
Liefde bijvoorbeeld, wat is dat? Wetenschappelijk en analytisch kunnen we diverse voorstellen doen om liefde te omschrijven maar dekken deze beschrijvingen de lading? Mensen die uit ervaring weten wat liefde is beseffen maar al te goed dat omschrijvingen maar een halve waarheid meedelen. En toch doen we een poging, ook in de taal van de poëzie. Het is mijn persoonlijke overtuiging dat de poëtische poging gevoelsmatig meer kans van slagen heeft om liefde te beschrijven dan de wetenschappelijke analyse. En wel omdat de poëzie gebruik maakt van de kracht om ervaringen op te roepen door ze te beschrijven. Poëzie kan performatief zijn: als iemand zegt “ik houd van jou” kan de aangesprokene reageren met een gevoel van liefde. De uitspraak doet iets, bewerkt iets. Ik geef toe het onderscheid tussen poëtische taal en wetenschappelijke taal is niet zo hard – er zijn veel raakvlakken net omdat beiden gevestigd zijn in de taal en afhankelijk zijn van die taal. Waar het mij vooral om gaat is dat ik helder kan maken dat poëzie voor mij een bron van inspiratie kan zijn omdat poëzie iets van de werkelijkheid die ik goddelijk noem of sacraal kan duiden. Die goddelijke of sacrale werkelijkheid maakt volgens mij deel uit van onze totale werkelijkheid. Ik heb hiervoor geen bewijzen, slechts vermoedens, maar die zijn voor mij al hard genoeg. Natuurbeleving, kunstbeleving en poëziebeleving zijn evocatief: zij roepen bij mij betekenis op die verwijst naar die goddelijke kant van de werkelijkheid. Je merkt het, het blijft een spel van verwijzingen, van semiotiek, van tekens met betekenis, van taalsprongen ook. Er is weinig vaste grond onder de voeten.
Maar het feit dat wij bestaan, dat wij ons bewustzijn van de werkelijkheid waarin we leven, dat wij kunnen communiceren is voor mij vaste grond genoeg. Waar het uiteindelijk op aan komt is eigenlijk heel simpel. Er is een verschil tussen leven en dood. Er is een verschil tussen daden en woorden die leven bevorderen en die tot de dood leiden. Dat is niet alleen een kwestie van ethiek, het gaat veel dieper. Het gaat om leven en dood in relatie met onze medemensen, onze wereld waarin wij leven en ons zelf-verstaan. Abel Herzberg schrijft in Amor Fati dat er een verschil is tussen dingen die mogen en die niet mogen. Hij verwijst daarbij naar de interpretatie van de geboden uit de bijbel. Het opheffen van die grens is het begin van de ondergang van alle humaniteit. Dictaturen waarin individuen worden geofferd, vermoord en uitgeroeid, waarin volken worden afgeslacht hebben van dit onderscheid niets begrepen. Zij zaaien dood. Zij zijn de boodschappers van de hel, de boodschappers van de ondergang. Zij zullen zelf door die ondergang worden ingehaald. We zien het in de menselijke geschiedenis voortdurend gebeuren.
Als het onderscheid tussen daden die tot leven en die tot dood leiden de basis is voor ons handelen en ons zelf-verstaan betekent dit dat wij een criterium in handen hebben, vaste grond onder de voeten, om onze daden gestalte te geven en te beoordelen. Het is de kracht van de bijbelse verhalen om dit handhaven van het onderscheid en het leven volgens de geboden exact samenvalt met het verlangen van God. God is gebod-geworden-woord-ten-leven. Dat is voor mij persoonlijk de kern van mijn geloven. Het woord van God krijgt gestalte in het gebod en in de uitvoering ervan: de daad. De daad bij het woord houden, in welke omstandigheid je ook komt te verkeren. Deze wilskracht is een kracht die uitstijgt boven het alledaagse. Ze transcendeert ook de omstandigheden en de beleving van de omstandigheden. Soms is de prijs hoog. Volgt de dood omdat de ontkenners van het onderscheid tussen wat mag en wat niet mag, je van het leven beroven. Maar dan nog blijft het onderscheid van kracht en kan het volgende generaties inspireren tot nieuw handelen en spreken.
Ik vermoed dat God vooral hierin te vinden is: in het volhouden van het onderscheid en het leven volgens deze geboden. De rest is aankleding, proza, poëzie om de hardheid en duisternis van de werkelijkheid te verlichten. Want sterk als de liefde is de dood. De dood is sterk, hij heerst op vele plekken en in elk leven. Liefde tot God is het houden van zijn geboden. Liefde van God tot ons is het spreken van dit levend woord om zijn gebod te onderhouden. Daar draait het om. God spreekt niet rechtstreeks uit de hemel, Hij grijpt niet in als een “deus exmachina”. Maar hij heeft in zijn woord, zijn Torah, richtingwijzers uitgezet. Zelf zullen we moeten lopen, geïnspireerd door zijn woord en door de verhalen die er verteld worden omtrent de gestalte van die woorden. Woorden die door velen in de geschiedenis in daden, grootste daden, zijn omgezet. Niet in het minst door Jezus van Nazareth, vleesgeworden woord van God. Met zijn leven en sterven is hij niet alleen voorbeeld voor ons, maar wijst hij ons ook duidelijk een manier van leven en een weg ten leven. Wij zullen zelf moeten wandelen, moeten zoeken, moeten ervaren, maar de wijze waarop hij een invulling gaf kan ons inspireren en aanmoedigen. Om vooral niet de moed te verliezen, om te blijven verlangen en te vechten om je vertrouwen te vertalen in je gedrag. “Wat heb je meer te verliezen, dan je leven? En toch zal die dag eens aanbreken.” Leef daarom het leven totdat die dag aanbreek en breng leven door je woorden en daden.
John Hacking
maandag 2 februari 2009