Eenheid

 

Eenheid

Door John Hacking

Studentenpastor in de Studentenkerk

Mystici spreken over ervaringen die eigenlijk niet in woorden zijn uit te drukken. Toch doen zij een poging. Waarom is hun zoveel gelegen aan die communicatie van dat onuitspreekbare moment van ervaring waarop zij iets van de goddelijke werkelijkheid hebben meegemaakt? Misschien kunnen zij niet anders, misschien willen en moeten ze hun medemensen meedelen wat hen is overkomen.

Van Johannes van het Kruis is bekend dat hij diverse keren een ervaring van de goddelijke aanwezigheid heeft gehad. Als je zijn gedichten leest kun je een vermoeden krijgen wat deze ervaring behelst. Je kunt het een ervaring van eenheid noemen, maar misschien is dat te zwak uitgedrukt. Spreken over eenheid doen we teveel vanuit een idee dat wij gescheiden zijn van iets dat dieper ligt en ons misschien draagt en waar we op de een of andere wijze los van zijn geraakt. De eenheid die wij niet dagelijks meemaken, veronderstelt  dat we leven in een vorm van verloren of onbekende eenheid omdat onze ogen nog niet geopend zijn of omdat wij vervreemd zijn. Wij zijn als het ware letterlijk afgescheiden. Misschien is dit wel, Bijbels gesproken, het gevolg van de verdrijving uit het paradijs. Wie zal het zeggen?

Ik drong binnen, waar ik niet wist, en bevond me in een niet-weten, alle weten overstijgend.  

 

Ik wist niet waarlangs ik inging, maar toen ik zag dat ik daar was, zonder dat ik wist waar ergens,

kreeg ik zicht op grote dingen; toch uit ik niet wat ik zag; want ik bleef in een niet-weten, alle weten overstijgend.

Aldus beschrijft Johannes van het Kruis dit niet-weten, een vorm van weten die niet rationeel te bevatten is en zich daardoor niet laat beschrijven. Waarom zouden we ons er dan nog druk om maken? Omdat  ik vermoed, dat onder al de pogingen die religies ondernemen om spirituele eenheid te beschrijven,  een groot verlangen schuil gaat: het verlangen naar verbondenheid met het goddelijke. Broeder Malachias, abt van Abdij Lilbosch,  trappisten te Pey Echt, spreekt over een puntig verlangen naar God. Dat verlangen wil de monnik ervaren en cultiveren. Hier wijdt hij zijn leven aan. Dat doet hij voor een groot deel “monos”, alleen, maar gesteund door zijn medebroeders en de regel van Benedictus. De grootste angst voor broeder Malachias, zo vertelde hij ons tijdens het abdijweekend, is dat zijn verlangen niet sterk genoeg is, of niet diep genoeg gaat. Vandaar dat de monniken proberen de afleidingen van de wereld zoveel mogelijk te mijden om zich met alle kracht  te richten op God.

Vrede en vroomheid ging ze aan, deze zeer volkomen kennis, in de diepste eenzaamheid zonder middel aangeworven; en het was iets zo verborgens, dat ik er slechts van kan staam’len, alle weten overstijgend.

 

Zó zeer was ik opgetogen, zo verdiept en zo van zinnen, dat mijn zelfbesef ontledigd achterbleef van alle ervaren en de geest verrijkt werd met een door-niet-te-verstaan begrijpen, alle weten overstijgend.

Johannes van het Kruis vat dit proces in zijn gedicht samen. Dichter in optima forma, brengt hij onder woorden wat zich in zijn binnenste heeft afgespeeld. Dat is de kern: het gaat niet om een ervaring van eenheid buiten jou, in de wereld, maar het is een ervaring van eenheid in jou, in jouw beleving van de werkelijkheid. En jouw ervaring vindt altijd plaats vanuit een perspectief. Misschien is de eenheidservaring wel even het loslaten van het perspectief – de bril wordt je als het ware afgenomen en je mag meemaken dat je deel bent van een groter geheel omdat de details, waar je anders zo op gefocust bent, alles wat met je ego te maken heeft, even uit het zicht verdwijnen.

Wie daartoe geraakt – ja waarlijk – houdt zichzelf niet meer in handen;  wat tot dan hij heeft geweten

komt hem voor als zeer onedel;  en zo machtig groeit zijn kennis,  dat hij blijft in een niet-weten,

alle weten overstijgend.

 

Stijgt men hoger, des te minder kan men er begrip van krijgen,  wat het is: die duist’re wolkzuil die de donk’re nacht verheldert;  wie eens van dit weten weet had,  blijft dan ook in een niet-weten, alle weten overstijgend.

De duistere wolk roept herinneringen op aan de wolk bij Mozes, in het boek Exodus. God die in een wolk met Mozes praat – op die wijze aanwezig is. Geen wetenschap, geen manipulatie via technieken kan dit bewerkstelligen want het is een kwestie van genade, van mogen ervaren, een geschenk uit de hemel. Johannes van het Kruis noemt het een (op)stijgen. Het lijkt alsof er een weg wordt afgelegd, een eenzame weg waarin de zintuigen een andere rol spelen. Maar als je dit gedicht goed leest, weet je het niet meer. Hoe heeft dit plaats kunnen vinden? Johannes van het Kruis weet het zelf niet. Staan blijft als een terugkerend refrein dat het een weten overstijgend is. Daar zit je dan met je goede bedoelingen, met je intenties dit gevoel van verlichting ook een keer mee te maken. Ik merk het wel eens in gesprekken met mediterende studenten. Sommigen zijn aangeraakt door de verhalen uit het (zen)boeddhisme en hebben één doel: Satori, verlichting. Maar hoe hard je ook je best doet met mediteren, dit doel is niet te verwezenlijken door je inzet. Je kunt het  niet forceren, niet afdwingen, niet veroorzaken.

En dit niet-wetende weten is van een zo hoog vermogen, dat de wijzen met hun denkkracht het nooit kunnen overtreffen;  nooit bereikt hun weten dit  door-niet-te-verstaan begrijpen,  alle weten  overstijgend.

 

Van zo hoge uitnemendheid ook is dit allerhoogste weten,  dat er wetenschap noch geestkracht  is, die dit bewerken kan;  wie zichzelf ertoe kan brengen  door-niet-te-verstaan te weten,  zal steeds meer hierin doordringen.

 

En als ’t u belieft te horen: d’aard van deze hoge kennis is een allerhoogst besef van het Wezen van de Godheid;  ’t is het werk van haar erbarmen  als Zij alle weten in dit  niet-weten doet overstijgen.

 

Johannes van het Kruis is eigenlijk ondanks alle niet-weten resoluut: deze ervaring is een ontmoeting met God, het wezen van de Godheid. Een geschenk van God aan jou waardoor je iets van die goddelijke werkelijkheid mag ervaren. Maar hoe moet dat dan nou?

Wanneer mogen wij dat cadeautje ontvangen? Komt er ooit een moment waarop we het zullen krijgen? God zal het weten. Dat ligt niet in onze macht. Maar misschien helpt het als wij ons verlangen  cultiveren, dat we ontdekken dat er ook in ons een verlangen naar God, de goddelijke dimensie van onze werkelijkheid leeft. Hoe dat moet? Nou dat is vrij eenvoudig: ga bij jezelf maar eens na wat de kracht is waaruit je leeft. Ben jij de oorzaak daarvan? Sta jij aan het roer, deel jij de energie uit, bepaal jij hoelang je leeft en hoe je gezondheid ervoor staat? Kortom, er werkt een levenskracht in jou waarvan jij niet de oorzaak bent. Voor een gelovige is dat duidelijk: God werkt in mij. Voor een niet-gelovige is dat misschien “gewoon” het leven. Maar wat is hét leven, wat is verlangen naar het diepste wezen? Het is met al onze kennis niet echt goed te verklaren. Ik houd het maar op goddelijke kracht, goddelijke geestkracht die ons bezielt, die ons in leven houdt en die in de vorm van verlangen terugverlangt naar zichzelf. God verlangt in de vorm van verlangen in ons naar zichzelf. Het verlangen is goddelijk, het verlangen maakt ons wakker om mee te verlangen. Het verlangen doet onze weerstand smelten, veegt onze argumenten van tafel.

Proviand 2010