
Holochronie
Tegenover deze lineaire visie op tijd plaatst Dōgen zijn holochronische opvatting:
(…) Op het moment dat wij de berg beklommen of de rivier overstaken bestonden wij en bestond de tijd in ons. Omdat wij bestaan, gaat de tijd niet weg. Als tijd niet het karakter van komen en gaan heeft, dan is de tijd van het beklimmen van de berg het nu (Jap. nikon) van zijn-tijd; als de tijd het karakter van komen en gaan behoudt, dan bestaat het heden van zijn-tijd in ons. Dit is zijn-tijd.
Michel Dijkstra, in: De essentie van Dōgen (pag. 108)
Wat is tijd, welke beelden zetten we in, welke metaforen om iets ongrijpbaars als de tijd te vatten? Tijd bestaat niet alleen in de vorm van een beschrijving van de duur van de beweging van A naar B, lineair, de tijd zoals we hem vaak en meestal beschrijven. Trouwens wat ervaar je werkelijk als je spreekt over een voortschrijdende tijd, tijd die nodig is om een afstand af te leggen? Gebruiken we de afstand niet veelmeer om een maat in handen te hebben om iets over de duur van de tijd te zeggen? Ouder worden ervaar je aan je lichaam, je ervaart dat de tijd voortschrijdt. Maar dat is toch niet de lichamelijke ervaring van een beweging of van duur. Hoeveel lineariteit zit het lichamelijk ouder worden als je voor de spiegel staat? En ook het uurwerk, de draaiende wijzer, de getallen die verspringen lichten nog niets op van de sluier die om de tijd hangt. Tijd blijft een mysterie als je hem wilt pakken. Tijd valt samen met het hier en nu. Tijd is hier en nu. Tijd is zijn. Zijn is tijd. Zij vallen samen. De monnik Dōgen (1200-2153) uit het oude Japan, spreekt over zijn-tijd (Japans: Uji van u (zijn) – ji (tijd). Michel Dijkstra, die een poging waagt om de kern, de essentie van het denken van Dōgen te vatten, citeert uit het werk van Dōgen als hij schrijft:
Zie tijd niet simpelweg als iets dat voorbijvliegt; bestudeer dit voorbijvliegen niet als de enige functie van tijd. Als tijd alleen maar voorbijvloog zouden er gaten zijn. Dat je het woord ‘zijn-tijd’ nog niet gehoord hebt komt omdat je de tijd alleen bestudeerd hebt als iets dat is voorbijgevlogen. In essentie is de hele wereld, is de totaliteit van de wezens tijd omdat ze verbonden zijn; omdat ze zijn-tijd zijn, zijn ze mijn zijn-tijd.
In de laatste zin verbindt Dōgen zijn soms abstract aandoende bespiegelingen over zijn-tijd opnieuw met de persoonlijke beoefening. Zodra ik ‘mijn zijn-tijd’ onderzoek, ontdek ik mijn verbondenheid met de totale zijn-tijd. (pag. 110)
In dit begrip tijd en de ervaring van de tijd als hier en nu (Japans nikon) kun je ontdekken dat jouw levenstijd, jouw zijn, jouw zijn-tijd, deel uitmaakt van de zijn-tijd van alles wat je omgeeft en wat jou draagt. Je valt in de tijd samen met alles om je heen – hoewel je onderscheiden blijft. Alles is in beweging en alles is vergankelijk, nog een bewijs voor het feit dat je met alles verbonden bent en dat je deel bent van het geheel. Jezelf onderscheiden levert inzicht op, maar het doet ook lijden omdat je de ervaring van eenheid dan mist. Je onderscheidt de dingen, de velt oordelen, je maakt keuzes, je plaats dingen tegenover elkaar en daardoor mis je de clou van verbondenheid en eenheid waar je deel van bent. Als dit besef doordringt dat jouw zijn-tijd gelijk is aan de zijn-tijd van alles, de totale zijn-tijd, dan heb je een moment van verlichting. Dōgen zegt dat de tijd stroomt. Ze is niet statisch, als ze niet lineair is in deze zin. Dijkstra hierover:
Op grond van Dōgens uiteenzettingen zou je de indruk kunnen krijgen dat zijn-tijd statisch is. Alles lijkt immers te rusten in het ene, alomvattende moment. Dat zijn-tijd wel degelijk een dynamisch karakter heeft, maakt de zenmeester duidelijk met de volgende opmerking over ‘stromen’ (Jap. kyōryaku):
Zijn-tijd heeft de kracht [deugd of werking – MD] van stromen: het stroomt van vandaag naar morgen; het stroomt van vandaag naar gisteren; het stroomt van gisteren naar vandaag; het stroomt van vandaag naar vandaag, want stromen is een werking van de tijd. Dit ‘stromen van zijn-tijd’ moet niet worden opgevat als een beweging van A naar B, maar als een simultaan of holochronisch, dat wil zeggen naar alle kanten tegelijkertijd stromen waarin alle dingen alle dingen weerspiegelen in een eindeloze dynamiek … (pag. 111)
Holochronie, je vind nauwelijks een uitleg over dit begrip als je verder gaat zoeken. Tijd die naar alle kanten tegelijk stroomt en waarin alle dingen, (alles, het totaal), zich spiegelen, als een werkelijkheid van spiegelende vlakken die alle andere vlakken weerspiegelen: zijn-tijd die zijn-tijd is (waarin ik ben opgenomen, waar ik deel van ben); een dauwdruppel die alle dauwdruppels weerspiegelt en zo de hele werkelijkheid in zich draagt. Het gaat niet om de concrete dauwdruppel. Zij is het beeld, de metafoor voor die ervaring van totale werkelijkheid die ervaarbaar is in het doorbreken van het inzicht dat je deel bent van die werkelijkheid en dat alles met alles samenhangt.
Je valt samen met jezelf en de hele werkelijkheid valt met jouw samen in de hele werkelijkheid. Het is zoals het is, jij bent zoals je bent. Jouw zo-zijn is jouw zo-zijn. In jou manifesteert de hele werkelijkheid zichzelf. Deze vorm van zijn, van tijd-zijn, maakt van jou een uniek tijd-zijn, in jouw individualiteit en uniciteit. Je bent onvervangbaar. Je bent vergankelijk maar je bent voor je zelf en in deze realiteit de meest unieke vorm van tijd-zijn en werkelijkheid in de gestalte van een mens, zoals alles in deze kosmos eigenlijk, dat wil zeggen, een eigen tijd-zijn is. Dijkstra schrijft:
Niet voor niets gebruikt Dōgen de lente, een krachtig beeld voor revitalisatie en vruchtbaarheid, om het stromen van zijn-tijd aan te duiden:
We moeten ‘stromen’ niet opvatten als, bijvoorbeeld, de regen en de wind die van het oosten naar het westen gaan. Er is niets in de wereld dat niet beweegt; er is niets dat niet naar voren komt en zich terugtrekt; er is niets dat niet stroomt. Stromen is zoals de lente; de lente heeft vele vormen en dat is haar stromen. We moeten begrijpen dat het stroomt zonder iets extra’s. Bijvoorbeeld: het stromen van de lente stroomt altijd lente. Stromen is niet de lente, maar omdat ’t het stromen van de lente is, heeft het stromen de Weg bereikt op deze tijd van de lente.
Omdat iedere metafoor haar beperkingen heeft, al is zij nog zo goed gekozen, waarschuwt Dōgen zijn lezers voor de incorrecte opvatting dat de ‘lente door iets zou stromen’. Dit zou betekenen dat ‘zijn-tijd’ zich in ‘iets anders’ beweegt en dat is nu juist onmogelijk, want ‘zijn-tijd’ is alles wat is. Daarnaast is lente een vorm van stromen maar is niet alle stromen lente. Dōgen schakelt in deze misschien mysterieuze zin van de lente als metafoor voor zijn-tijd naar de lente om ons heen. Dit jaargetijde is wat zij is dankzij zijn-tijd, maar zijn-tijd is natuurlijk ook de zomer, herfst en winter Waar het volgens Dōgen op aankomt is om het moment waarin je nu staat geheel te belichamen zodat jouw ‘zijn-tijd’ en daarmee alle ‘zijn-tijd’ geheel gerealiseerd is. (Pag. 112-113)
Als jij samenvalt met de zijn-tijd van de werkelijkheid, de totaliteit, is er geen gisteren en morgen meer, en ook vandaag verdwijnt uit het blikveld. Onze categorieën waarmee we onze tijd-werkelijkheid proberen te duiden verliezen dan hun zeggingskracht omdat we de ervaring hebben van het nu, het hier en nu, waarin we geen onderscheid meer maken, nog ervaren. Dōgen gebruikt het woord obstructie, volgens Dijkstra, in de zin van volledig samenvallen met. Hij zegt:
Zo komt Dōgen tot een definitie van de tijd ‘als de obstructie die de obstructie obstrueert’ dat wil zeggen totale inclusie is. Of, zoals hij eerder stelde: in ‘zijn-tijd’ als ‘het nu’ of nikon zijn ‘eeuwigheid’ en ‘vergankelijkheid’ onscheidbaar en in ‘zijn-tijd’ als ‘stromen’ werken heden, verleden en toekomst eindeloos op elkaar in. (pag. 117)
Holochronie: zijn we instaat om een concept of een voertuig te ontwerpen dat in onze dagelijkse praktijk deze vorm van tijd-ervaring, tijd-zijn, mogelijk en zichtbaar maakt als vorm van beleving/ervaring? Een concept dat een opstapje kan vormen naar een andere wijze van kijken en denken? Zoals we nu op het horloge kijken hoe laat het is? En kan dat wel, of wordt het dan teveel een zoeken naar een materiële vorm? Terwijl tijd niet materieel gevat kan worden, niet letterlijk gegoten kan worden in een vorm.
Dōgen stelt dat oefening en realisatie (inzicht in tijd-zijn als doorbraak van het deel zijn van het totale tijd-zijn, ‘verlichting’) onlosmakelijk en niet duaal samenhangen. Zij zijn twee kanten van hetzelfde fenomeen. Eenmaal ‘verlicht’ blijft oefening geboden en houdt deze nooit op. Je bent er nooit. Dōgen genoot ervan, net als zovele andere schrijvers en dichters om verzen te schrijven, om zijn gedachten en ervaringen neer te slaan in teksten, tekens, aanwijzingen als sporen in de sneeuw naar de ervaring van tijd-zijn als deel van het geheel. Van bestudering van het zelf, naar zelveloosheid (niet: zelfontplooiing), van zelveloosheid naar de ervaring dat je alles met allen bent en dat er geen onderscheid is.
De moeite waard om te blijven oefenen.
John Hacking
8 oktober 2021
Bron:
Michel Dijkstra, De essentie van Dōgen, Leusden 2020, (ISVW Uitgevers)
