Het zelf in het lichaam (4)


Het zelf in het lichaam (4)

De verheerlijking van het zelf in het lichaam vindt allereerst plaats via dit zelf dat voor het gemak de ruimte van het lichaam overspringt. Het zelf start niet bij die concrete ruimte en laat zich erdoor gezeggen maar maakt de ruimte automatisch al groter, zodat het zelf ook groter wordt, uitgebreid. Deze hang naar extensie, naar uitbreiding, naar vervolmaking, is religieus gemotiveerd. Ik noem dat religieus, niet zozeer omdat het kenmerkend is voor religies, maar omdat in het religieuze streven een hang zit naar verbinding tussen het aardse (beperkte) en het hemelse (onbeperkte). Het zelf wil groeien, groter worden, een gevoel van almacht. Nietzsche vertaalde dit gevoel in het esthetische concept van de Übermensch, een grensfiguur en einddoel van de ontwikkeling van de mens van dier tot dit ideaal. Nietzsche zocht zijn heil in een volstrekte autonomie. Een menselijk zelf dat tegen alles opgewassen was en dat niet kon falen. Een illusoir project met hoog utopisch gehalte. Dat de nazi’s dat in daden hebben willen omzetten doet daar niets aan af.

De Faustiaanse mens zoals die door Goethe wordt geschilderd wil ook de wereld beheersen. De prijs die hij hiervoor betaalt is zijn ziel. Uitbreiding over de wereld van het zelf heeft een kostenplaatje: het verlies van zijn innerlijk evenwicht, het verlies van zijn kern waardoor hij kan genieten en passief zijn. Activiteit  vervangt alle passiviteit met als gevolg een eeuwig streven, nooit rust en alles zogenaamd binnen handbereik. Ook dat is een onderschatting van de passieve krachten in de mens, het ervaren van zijn eigen (lichamelijke) existentie en een overschatten van de verlangens en mogelijkheden van het zelf. Een zelf dat zijn lichaam vergeet en achter zich laat of eraan voorbij wil streven om zo groter te worden doet aan zelfverheerlijking en dat heeft gevolgen voor zijn zielenheil. Nietzsche en Faust illustreren dit.

In feite zijn beide modellen literaire modellen, pogingen om vanuit de literatuur het zelf te betrekken in een drift tot expansie. Concreet wordt dit zelf groter door technische uitvindingen waardoor reizen en voortbewegen mogelijk worden. Niet de afgelegde afstand te voet wordt de norm maar de snelheid van de machine waarin de mens zich beweegt. Nadat de aardbol is verkend is de ruimte aan de beurt. Dit heeft echter nogal wat voeten in de aarde omdat de ruimte die de planeet aarde omgeeft mensonvriendelijk is. Het lichaam is er niet op gebouwd en er moet volledig worden vertrouwd op hulpmiddelen en dat kost nogal wat.  Peter Sloterdijk spreekt over ontremming van de mens: de mens verliest het gevoel voor zijn grenzen. Werden die grenzen van het zelf nog bepaald door de mogelijkheden van het lichaam, nu zijn die grenzen al lang overschreden en zet de techniek nieuwe grenzen. Dat heeft ook gevolgen voor de beleving van het zelf. Concreet zijn de reizen over de wereld niet alleen een verkenning van die wereld als aarde, maar geven zij ook de grenzen aan van deze aardbol. Daarbuiten is er leegte, een oneindige kosmos. Wat Nietzsche nog beschreef als los van God, drijvend op de planeet aarde, is inmiddels voor het zelfbesef van de mens die de hele aarde heeft verkend, werkelijk geworden. Daarnaast heeft deze mens volgens Sloterdijk ook door zijn reizen ontdekt dat zijn eigen cultuur er een van velen is en dat de standaarden op andere plekken heel anders kunnen zijn. Ook dat schept verwarring en haalt het vertrouwde weg uit de wereld van de mens. Opeens is veel of bijna alles mogelijk, waar is dan nog houvast.

De mens is dus helemaal opeens aangewezen op zichzelf om heteronome systemen zoals lichamelijke beperkingen, de eigen traditie en cultuur, de overgeleverde gebruiken en religies beetje bij beetje aan invloed hebben verloren zodat de grenzen niet meer vast liggen. Een aantal mensen zoekt zijn heil dan ook in de techniek om een nieuwe utopie mogelijk te maken: een onsterfelijk lichaam, een lichaam en een zelf dat voort blijft bestaan. Invriezen lijkt voor sommigen een oplossing te zijn. Het valt te bezien. Alle virtuele mogelijkheden zijn in feite uitbreidingen van het zelf. Een zelf dat zo zijn mogelijkheden verkent en uitbreidt. Het omgekeerde effect op het zelf van al deze toegenomen mogelijkheden begint langzaam zichtbaar te worden. Het zelf als subject ontdekt dat het subject zijn van een relatief gehalte is. De grenzen ontbreken om zich aan te spiegelen en het vestigen van het subject in de ratio, met als kracht het zelfbewustzijn, is al eeuwen geleden ontmaskerd als een halfslachtige poging die niet waarmaakt wat ze stelt. Het rationele zelf is maar een van de vele mogelijkheden. Het zelf is pluriform net als het lichaam en de betekenisgeving is in principe oneindig. Het zelf is lichaamgekleurd zou je kunnen zeggen, hoeveel virtualiteit er ook in het spel is.

De droom echter van een verheerlijkt zelf en een te verheerlijken zelf in een nieuw mogelijk lichaam (al is het maar virtueel) blijft vooralsnog een droom omdat de mens complexer in elkaar zit dan misschien verwacht. Het lichaam en de dood horen bij elkaar. Dit ontkennen of proberen te overstijgen kan legitiem zijn vanuit een utopisch verlangen, maar miskent de werkelijkheid van het menselijk zelf in het lichaam. Er zou wel eens helemaal geen zelf meer kunnen overblijven als het lichaam voorgoed is afgestorven. Er zou wel eens helemaal geen substantie kunnen bestaan los van het lichaam. Sleutelen aan het lichaam zodat het in leven blijft, het voorzien van hulpmiddelen, het overplanten van hersenen in andere modellen, het zijn volgens mij visionaire pogingen die niet zullen slagen omdat wij als zelf ook niet samenvallen met ons lichaam. Dat laatste wordt voor het gemak in al deze verlangens maar even over het hoofd gezien. Het zelf is gelijk aan het lichaam, het zelf wil meer dan het lichaam, het zelf wil groter worden dan het lichaam en laat het achter zich, maar het verliest dan het besef dat het zelf niet gelijk is aan het lichaam. Als het lichaam verloren gaat, gaat het zelf verloren. Gaat het zelf verloren, dan is er voor het lichaam ook geen leven meer. Een vreemde ambiguïteit waarmee we het zullen moeten doen. Zelf en lichaam zijn vooralsnog onlosmakelijk en vallen toch niet samen, een mooie uitvinding toch?

John Hacking

23-4-2011