De mens is niet alleen een vat vol tegenstrijdigheden, hij is ook een vat waardoor hij ontvankelijk kan zijn – een soort kelk of beker – waarin hij iets kan bevatten, zoals een kelk de wijn kan vasthouden. In een gesprek met de abt van het trappistenklooster van de Abdij Lilbosch, waar ik afgelopen weekend met studenten op bezoek was om een klein stukje van het leven in een abdij te delen kwam het volgende naar voren. Hij vertelde over een openhouden van een leegte in jezelf, een leegte die je niet moet willen opvullen met wereldse, lichamelijke of andere genoegens. Ieder mens is in zekere zin eenzaam, een eenzaamheid die niet is te ontkennen of te negeren. Op een bepaald moment in je leven kun je daar achter komen. Het is een eenzaamheid die in feite bestaat uit het feit dat je als mens nooit samenvalt met een ander, hoe graag je misschien ook soms zou willen versmelten om een einde te maken aan dat gevoel van eenzaamheid. Ieder mens sterft alleen, dat is de sterkste indicatie en het krachtigste argument in de bewijsvoering dat iedereen eenzaam is in het diepst van zijn wezen. Dat is een existentiële eenzaamheid die een goede relatie niet in de weg hoeft te staan, het is een soort ontologisch gegeven op basis van je lichamelijkheid.
Ken uzelf, ken uw eigen wezen, ken uw diepste wezen, ken uw eenzaamheid en accepteer wie je bent. Dat laatste is volgens de abt misschien wel het meest moeilijk omdat we geneigd zijn ons ego op te hemelen, ons ego te tonen en van anderen te verwachten dat die ons ego een beetje kietelen en strelen. Hoeveel acties en handelingen zijn niet gericht op ego-vergroting in onze maatschappij? Dan kunnen we ons voor even lekker voelen, gevleid, “King of the world”.
Maar God doet geen zaken met ego’s, noch met opgeklopte zelven, of zich beter voordoende ikjes. Volgens de abt treedt God je pas tegemoet als je ontledigd bent van alle ego(ismen). Dat is natuurlijk een onmogelijke opgave want het ego zit diep in je verworteld. Ik zou het willen vergelijken met een paardebloem. Ook deze heeft diepe wortels. Ze verspreid zich zelf over de wereld doordat de wind de zaden verder brengt. Ijdelheid der ijdelheden? Het ego als paardebloem toont zich in verschillende gedaantes. Velden met bloemen zijn eerst groen, dan geel en dan wit van de pluisjes. Het ego is nooit helemaal van het toneel verdwenen want het ego zit aan het lichaam vastgeklonken zoals het zelf aan de psyche. Maar je kunt als individu wel steeds verder graven en de macht van het ego relativeren en inperken, dat wil zeggen je bewust zijn van de ijdele genoegens en verlangens van dit ego. En dat is het meest belangrijke, beseffen dat er diep in dit ego, of misschien wel op een andere plek, een brandend verlangen smeult, een diep gat, een kloof, een “rupture” in het Frans, een schrijnende wonde, zou Johannes van het Kruis zeggen, die je voortdurend eraan herinnert dat er meer is dan de wereld, meer dan het ego en meer dan de vervulling van kortstondige verlangens. Dit schrijnend bewustzijn van een open gat in je leven, deze leegte, die moet je koesteren, openhouden, vers houden want dan kan het gebeuren dat God deze leegte wil opvullen. God ont-moeten wordt mogelijk precies binnen deze leegte. Het is een ont-moeten, het moeten ontbreekt volledig, het is genade, ontvangen, zonder dat je daar zelf een aandeel in hebt. Jij bent de kelk waarin God zijn liefdeswijn schenkt. Jij wordt volgestort met God,met Geest, met inspiratie, met liefde. Hoe dat voelt? Ik weet het niet want ik ben nog nooit zo leeg geweest. Maar schrijvers uit de mystieke traditie getuigen ervan. In het weekend kwam ik vroeg in de ochtend na het nachtofficie tot het besef dat je al beschouwend, dus niet mediterend (overwegend), maar contemplatief, dat wil zeggen je zo inlevend dat je getransformeerd kunt worden, dat ik ook een kelk, een beker kan zijn en dat in feite ook ben als ik steeds meer leeg kan worden. Of met andere woorden, wil laten gebeuren, wil ontvangen, wil aannemen wat er op mijn pad komt zonder dat ik me wil afschermen, beschermen, zonder dat ik me al ongerust maak hoe ik daar nou weer mee om moet gaan. De dingen in het leven komen op je af, maar ben je er klaar voor om ze te ontvangen? Durf je de houding van willen bepalen en besturen af te leggen. Durf je toe te geven dat het najagen van genoegens en het vervullen van verlangens je diepste wezen niet vervullen en ook de diepste leegte niet opvullen? Durf je de leegte in jezelf vast te houden, open te houden, te koesteren, ook al doet het soms pijn? De monniken proberen zich daarom af te zonderen van de wereld om zich niet te laten verleiden door de genoegens van de wereld, door zich niet te laten afleiden en door zich volledig te concentreren om hun leegte die diep van binnen gevoeld wordt. Een leegte die eerder aan een woestijn, een donkere nacht, een pelgrimstocht zonder einde doet denken dan aan een abstract vacuüm.
In de iconografie wordt de apostel Johannes afgebeeld met een kelk en een slang in de buurt. Die ochtend ging mij een licht op: deze naamgenoot maakt zichtbaar dat het niet alleen om de kelk gaat die herinnert aan de laatste maaltijd van Jezus, niet alleen aan de kelk die Jezus moest drinken, ondergaan, zijn lijden en dood, niet alleen de kelk van de eucharistie, maar aan het feit dat wij zelf kelk kunnen zijn om te ontvangen, waarin wijn, bloed, liefde worden uitgegoten en waarmee wij vervuld worden. Vervulling, is niet opvulling, is tot ons diepste wezen geraken, worden wie we zijn, waarvoor we door God bedoeld zijn. Kelk zijn is dus leeg zijn, leeg worden, ons leven nemen zoals het komt. Wie weet kan op een dag een tijd, een moment, een ogenblik plaatsvinden waarin het ongelooflijke kan gebeuren: God ont-moeten. Wie weet. Wie weet.
John Hacking
17 mei 2011