Zacht*

Als een babyhuidje, zo zacht. Je eigen huid, onder je armen, in je zijde, het kietelgevoelige deel, delen waar geen haren groeien, of de donshaartjes op je wangen. Een veertje van een klein vogeltje, dat dwarrelt door de wind. Paardebloemzaadjes ook gedragen door een zuchtje. De neus van een lammetje. Zacht, zachtheid, het roept een zekere vertedering op. Een gevoel van oohhhh, ‘wat lief’, emoties van verwondering en betrokkenheid. Zacht, zachtheid staat haaks op hardheid, op stekelige, harde oppervlaktes. Toch kan ook beton een zekere zachtheid vertonen, ondanks het harde uiterlijk. De Japanse architect Tadao Ando staat bekend om zijn zachte betonoppervlaktes. Dus hard en zacht en de tegenstelling tussen beiden is niet meteen evident.

Afgelopen woensdag kocht ik een kleine encyclopedie van het zachte. De titel was onweerstaanbaar voor mij. Het idee om een dergelijke encyclopedie te maken vind ik schitterend. Volledigheid wordt niet nagestreefd maar wel een zekere poëzie. De samensteller Anne Brannys citeert dichters en filosofen, schrijvers en religieuze en spirituele bronnen. Maar haar boek bevat ook een akelige verrassing. Akelig omdat dit verrassende ingaat tegen het zachte. Een groot deel van de pagina’s zijn dicht zodat ze eerst opengesneden moeten worden om de inhoud te ontdekken. Deze verborgen pagina’s bevatten vooral afbeeldingen van kunstenaars die met het thema verwantschap hebben. Om ze te zien moet voorzichtig de pagina worden opengesneden. Een te ruwe behandeling is funest. Maar hoe dan ook moet iets worden verstoord, krijg je rafelranden en krijgt het boek een ander aanzien. Je moet dus vernietigen om inhoud te ontdekken, dwars tegen het principe van zachtheid in. Eigenlijk gruwelijk, vanuit het idee om de zachtheid te willen behouden. Deze daad van verstoring is ook een filosofisch statement: zachtheid wordt hoe dan ook op de een of andere wijze aangetast, ze is niet absoluut, niet onverstoorbaar. Maar toch…. Ze heeft een eigen domein, een ‘onaantastbaar’ domein zolang wij dat maar willen respecteren.

Hiermee zitten we midden in ons leven, midden in onze maatschappij, midden in de wijze waarop wij zin geven aan het leven. Doen we dat met oog voor het zachte, het kwetsbare, het tedere en kostbare? Of gaan we als een wilde tekeer, zetten we alles in hokken, dwingen we het weerbarstige onze wil op, hakken de randen eraf die uitsteken en die niet passen in onze schema’s en mallen? Is betekenis geven, zin geven aan je leven een vorm van zachtheid respecteren, intuïtief benaderen, aanvoelen, een plek geven? Of is het knopen doorhakken, ook gordiaanse, zonder mitsen en maren doortastend optreden? Kortom gedragen wij ons als botte boeren of werken we subtiel en vol aandacht voor datgene wat we misschien zouden kunnen verstoren met ons gedrag? Willen we het zachte behouden, behoeden, koesteren of maakt het ons geen fluit uit? Achter beide manieren van handelen zit een mens, een mens die een bepaald beeld van zichzelf en van de wereld heeft. De ‘botte boer’ handelt autonoom als middelpunt van zijn wereld. Wat hij doet en denkt staat centraal, het andere, dat buiten hem is ondergeschikt. Zacht of niet, het moet worden aangepast aan de eigen maat. Handelen om het zachte te behoeden, om het te bewaren, veronderstelt allereerst dat het zachte wordt opgemerkt. Het zachte vraagt meestal geen aandacht, het is er gewoon en is bescheiden. De oplettende beschouwer merkt het op, ontdekt zijn waardering ervoor en handelt hiernaar. Het zachte krijgt zo een bijzondere betekenis: het gaat ongemerkt deel uitmaken van een betekenissysteem, een waardenpatroon, een leefwijze. Als je geen oog hebt voor het zachte, als je geen voelsprieten hebt voor het kleine, kwetsbare, zachte in het leven, heb je waarschijnlijk ook weinig mededogen met jezelf. Dan wordt het kind dat je in jezelf meedraagt en dat je eens bent geweest niet gehoord en niet gezien. Dan leg je jezelf een regiem op want ambities en doelen die kost wat kost gehaald moeten worden ook al gaat je gezondheid er aan ten gronde. Niet slim dus, zeker niet op de lange termijn.

In een maatschappij waar het kleine, het zwakke, het zachte, er minder toe doet geldt het recht van de sterkste. Met andere woorden, oorlog is geoorloofd, oorlog is een legitiem middel om je doel te bereiken. Ongeacht de prijs die wordt betaald, als het doel maar wordt behaald. In een van de verhalen over Jezus neemt deze de kleine kinderen tot voorbeeld. “Als je niet wordt als deze kinderen, zul je het rijk Gods nooit aanschouwen”. “Geef mij terug de open van een kind” en “Wek mijn zachtheid weer”, zo luiden fragmenten uit een lied. Misschien is dit wel een kerngegeven ook in een religie, in een betrokkenheid op de sacrale dimensie van de werkelijkheid. Zonder openheid hiervoor, zonder een intuïtieve zachte benadering van de werkelijkheid, de subtiele tekens, de zachte elementen, de semiotische aanknopingspunten waarin het sacrale en waargenomen en geduid kan worden, is er van sacraliteit geen sprake. Het sacrale laat zich op een zachte wijze zien en benaderen. Niet via donder, niet via geweld, niet via een overvloed aan overweldigende tekens die je de adem benemen, maar via stilte, het suizen van een zachte bries zoals bij de bijbelse profeet Elia. De medemens is ervaarbaar en benaderbaar tot in zijn diepste wezen enkel via zachtheid, openheid, kwetsbaarheid die zichtbaar wordt. Niet via de weg van afgedwongen toestemming, marteling, gewelddadig verhoor, maar via het zachte. Je laten zien aan de ander, aan elkaar kan alleen maar in een context waarin het zachte, het kwetsbare mag zijn. Je tonen als stoer, onoverwinnelijk, schitterend, stralend, in de zin van ‘mij kan niks gebeuren’, roept eerder het tegenovergestelde op. Niet slim om diepgaande relaties met elkaar aan te gaan. Van zachtheid, van het zachte is dus nog veel te leren. Een leerschool die een leven lang aanhoudt.

John Hacking

20 april 2018

Meer afbeeldingen van mijn werk: Saatchi –  Weebly – Behance