Overweging 23 oktober 2016
Gelezen Jer 14,7-10 en 19-22; Luc 18,9-14
De farizeeër heeft in de geschiedenis van het christendom slechte papieren gekregen: hypocrisie, achterbaksheid, lafheid, letterknechterij, en wat al niet meer, is hem in de schoenen geschoven. En vandaag ook nog hoogmoedigheid en over het paard getild zijn. Kortom verachting valt hem ten deel.
Maar als je wat beter kijkt en ook iets over de geschiedenis van het jodendom weet kun je ontdekken dat de farizeeërs aan de wieg staan van de huidige vorm van het Jodendom: zij hebben door schriftstudie, door hun praxis, de synagogen gesticht. Zij hebben er garant voor gestaan dat de geschriften die eerst mondeling werden doorgegeven op schrift kwamen te staan. Zonder hen geen bijbel met verhalen uit de tijd voor Jezus, vermoed ik, zonder hen geen Talmoed en ook misschien geen Nieuwe Testament zoals wij dat nu kennen. Voor het behoud en het bewaren van de traditie waren zij van levensbelang. In die zin is Jezus ook een Farizeeër, een schrift-geleerde, die het geleerde in praktijk brengt en het niet laat bij de dode letter. De teksten over Jezus zijn grotendeels verzameld en geschreven na de val van Jeruzalem – door de verovering van de Romeinen.
Dat de christenen zich waarschijnlijk afzijdig hielden in die confrontatie heeft er niet toe bijgedragen dat de relaties tussen Joden en Christen-joden zich positief konden ontwikkelen. Maar dat blijft grotendeels koffiedik kijken. Vandaag moeten we het doen met de tekst uit Lucas. Een prachtige tekst: vuurwerk! Laten wij eens goed gaan lezen – kijken wat er staat.
Jezus vertelt een gelijkenis, hij wil de mensen iets leren – een parabel. Vaak gebeurt dat door hen op het verkeerde been te zetten – zodat ze hun eigen vooroordelen, hun eigen valse zekerheden ontdekken en daarvan mogen leren. Met het oog op sommigen, vertelt hij deze parabel. Er staat niet allen. Het is geen algemene kritiek op de mens in de trant van de mens is slecht… Sommigen, sommigen die zich rechtvaardig vinden en die anderen minachten. Hierin zit het grote verschil met alle mensen. Met het gedrag van allen.
Jezelf verheffen, jezelf bijzonder vinden, hoog boven alles en iedereen verheven en, dat is nog het allerergste, anderen daarom minachten, op anderen neerkijken. De overigen, allen die niet zo zijn als jij, verachten, verstoten, verdrijven….
U hoort het misschien al: de “exoten” – zij die van buiten komen, zij die er niet bij horen. In onze tijd kennen we dat ook: de vluchtelingen. Gelukszoekers, criminelen, zij waarvan sommige politici en hun aanhangers minder, minder, minder roepen… of les Hombres Mexicano aan de overzijde van de oceaan – een groot hek tussen de VS en Mexico om hen te weren….
Het zit allemaal in dat woordje minachten opgesloten. In het Grieks ‘Ezouthenountas’ van ezootheo: uitstoten – verstoten. ezoothen: buitenstaander, vreemde, van buiten. Ons woord exoot komt er vandaan. En wie zijn dat dan, de overigen? De Loipoi, de overgeblevenen? Het plebs? Loipoi in het Grieks komt van leipo: overgelaten, weinig, resterend, achtergebleven… De farizeeër zegt dus eigenlijk: ik en de rest, ik en de rest kan stikken. De Griekse woorden hebben in het Oude Testament hun voorlopers. Talloos zijn de citaten waarin ze voorkomen. U merkt dus, dat als Jezus, als schrift-geleerde deze woorden gebruikt klinken voor de goede verstaander heel wat betekenissen mee.
En nu zijn nog maar pas begonnen met het lezen van de tekst en er is al zoveel gezegd en zoveel gebeurd. De farizeeër is heel expliciet als hij spreekt over deze loipos, deze overigen.
Het zijn arpages: grijpgragen, roofzuchtigen.
Het zijn adikoi: onrechtvaardigen, rechtsverkrachters
Het zijn moixoi: echtbrekers, vreemdgangers, ontrouwen.
Het zijn mensen als de belastingophaler, de NSB-er, corrupt en samenwerkend met de bezetter, de Romeinen – een verachtelijk sujet. “O God, ik dank u dat ik niet zo ben als de rest, als deze overblijfsels van mensen.” Zo bidt de Farizeeër. U hoort het goed: hij is aan het bidden.
Beiden, Farizeeër en tollenaar stijgen omhoog, de trappen op van de tempel, dichter naar God, naar de hemel, om te bidden. Om aan God voor te leggen waar hun hart vol van is.
Het is belangrijk om te beseffen wat hier gebeurt – welke bewegingen in de tekst zichtbaar worden – je ziet de farizeeër als het ware opstijgen…. Zich groot maken, dichter bij God willen zijn door zich op de borst te kloppen. Maar dan in negatieve zin, want ook de tollenaar klopt zich op de borst maar dan in tegenovergestelde zin. Hij staat ver weg, durft niet eens naar de hemel te kijken en vraagt aan God om genade, om verzoening. De tollenaar vraagt net als de mensen in de tekst van Jeremia: God verstoot mij niet! Wees niet afwezig – of zoals ook in de kloosters wordt gezongen – elke dag weer bij de getijden: “U bent toch in ons midden, Heer, Wij behoren U toch toe?”
Voor Jezus is de conclusie duidelijk. De mensen die over het algemeen goed denken over de Farizeeën – dat mag ook en dat klopt ook – want ze leven de wet stipt na – ze volgen in het spoor dat God heeft uitgezet met zijn geboden – krijgen nu te horen dat ook een farizeeër, ook een voorbeeld voor allen, in de fout kan gaan en smadelijk ernaast kan zitten.
Het is een smaad die hij over zichzelf afroept door zijn hovaardig gedrag. De Farizeeër denkt dat hij door zijn prestatie in aanzien stijgt bij God. De relatie met God heeft hij in zijn zak – hij is bijzonder – een voorbeeld voor allen. Daarom kijkt hij neer op hen die deze prestatie niet leveren. Of niet in staat zijn om te leveren. Hij is een superman in het vervullen van geboden. Maar bij God gaat relatie voor prestatie. Hij vraagt geen offers, geen buitenkant, maar omkeer van het hart. Relatie voor prestatie. Een mooi gezegde dat wij veel meer in onze dagelijkse praktijk zouden moeten toepassen: eerst de mens en dan de prestatie. De Anglicaanse theoloog Wells zegt dat Being with belangrijker is dan working for. Daarom gaan zoveel mensen eronder door omdat ze alleen maar bezig zijn met het behalen van doelen en zichzelf daarbij vergeten, of hun relatie met hun naaste!
Relatie voor prestatie. Dat geldt ook voor Jezus: hij is met en bij de mensen. Als zijn doel was om allen te genezen en te redden waren er geen zieken, geen blinden en melaatsen. Hij geneest exemplarisch om te laten zien dat hij bij en met mensen is, zoals God bij en met mensen wil zijn.
Niet nadat ze eerst hebben gepresteerd. Maar dat laatste wordt allemaal niet met zoveel woorden in de tekst gezegd. En alsof het nog niet duidelijk is voor de mensen tegen wie Jezus spreekt, in ons verhaal, alsof het nog niet genoeg gezegd is, komt ook nog de conclusie:
Wie zich verheft zal vernederd, wie zich vernederd zal verheven worden.
Ook hier hebben de begrippen een rijke geschiedenis en verwijzen ze naar het OT. Pateo, vertrapt, vertreden worden – tapeinos: laag, nederig, arm, gering, deemoedig Etc etc etc. kortom een waslijst aan betekenissen en aan situaties uit de bijbel. En idem dito: ufoo, een afgeleide van ufos: verhogen, oprichten, verheffen… Nu even geen buitenaards vliegtuig, het woord stamt ervan af, maar hoog verheven zijn, trots, en hier zich hoogmoedig gedragen.
En hier trilt ook nog mee een andere verheffing: de nederige die verheven wordt door zijn lijden, verheven aan het kruis, als lijdende… U merkt het: de tekst is op vele manieren betekenisvol. Een omkering van waarden. Een op het andere been worden gezet. Opdat je gaat nadenken waar het werkelijk over gaat – waar het werkelijk om draait in relatie tot God. Relatie voorop in plaats van prestatie!
Jezus staat niet zoals de presidentskandidaten in de VS op de foto met een of twee opgeheven vingertjes om mekaar daarna even voor de camera af te maken. Hij vertelt een parabel en nodigt ons uit om onze eigen conclusies te trekken. Dat is genoeg en dat is voldoende, lijkt me. Wie ore heeft die hore. Amen.
John Hacking
23 oktober 2016