Al bijna 150 jaar waart een spook door de wereld: het spook of de geest van het nihilisme. Maar dit veronderstelde spook is minder spook en dus minder virtueel en onschuldig als het lijkt. Het is een spook dat de kleren van de keizer niet nodig heeft om gehoord en gezien te worden. Geen opsmuk, geen reclamecampagne, geen extensieve media-aandacht is nodig om het nihilisme tot zijn recht te laten komen. Het is er al, alom aanwezig in onze maatschappij. De leegheid en oppervlakkigheid van veel amusement, levensinvulling, consumptiegedrag is het beste bewijs ervoor. Graaien en snaaien, het motto van veel ‘bankiers’, financiële ‘specialisten’, kapitalisten die alleen denken aan zichzelf en hun kortzichtige verlangens. Narcistische presidenten die zich de hele dag willen wentelen in de aandacht van de media, de kiezers, de ja-knikkers, de kontenlikkers. Zij zijn het beste bewijs van een onvoorstelbare leegte, een ballon, een nietswaardig bestaan. Alles wat door hen wordt geroepen is camouflage, verhulling, nep. Oude en nieuwe ideologiën vervullen dezelfde rol zoals nationalisme, identiteit van het ‘volk’, patriotisme, en ga zo maar door. Als je werkelijk goed gaat kijken naar deze verschijnselen ontdek je uiteindelijk veel kortzichtigheid, domheid en benepenheid, een laffe, eerloze samenleving van mensen die niks durven en die de uitdaging van het nieuwe en onbekende niet aandurven.
En toch is het nihilisme niet zomaar te pakken, zomaar aan te wijzen en benoemen alsof het een vorm van werkelijkheid is die onomstotelijk vast staat zoals een natuurkundig feit of een voorwerp dat we met onze zintuigen kunnen waarnemen. Friedrich Nietzsche waarschuwde zijn tijdgenoten al ervoor dat de tijd van het nihilisme definitief zou aanbreken en wij leven nu midden in de tijd van deze voorspelling. Die tijd is definitief aangebroken, het nihilisme is vollop aanwezig en kleurt onze relaties, onze opvattingen en ons gedrag. De filosoof Paul van Tongeren vraagt zich in een bundel over het nihilisme bij Nietzsche dan ook af waarom deze dreiging niemand schijnt te deren. We kunnen het ons nauwelijks voorstellen, is een van de vermoedelijke antwoorden. Waarom kunnen we het ons niet voorstellen?
Precies, dat is een van de kerngegevens, ons “voorstellen”: het gaat over de wijze waarop wij waarnemen, denken en conclusies trekken. Het gaat over de wijze waarop wij de werkelijkheid waarin we leven interpreteren, hoe we verbanden leggen, betekenissen vinden, ontwerpen, vastleggen. Hoe we oordelen over de wereld, de mens, de zin van het bestaan. Kortom het gaat over de hele mens en de hele werkelijkheid.
Maar mens en wereld, mens en werkelijkheid, zijn abstracties en het is niet zonder meer helder dat beide grootheden ook zomaar naast elkaar kunnen staan alsof zij van dezelfde grootte zijn. Dat ‘en’ tussen beiden noemt Nietzsche volgens van Tongeren, een ‘sublieme aanmatiging’ (pag.184) of getuigend van een ‘enorme smakeloosheid’.
Wat is er gebeurd, waarom is het nihilisme aan het licht gekomen in ons denken, ons zelfverstaan, ons duiden van de wereld? Nietzsche geeft daarop een ‘simpel’ antwoord: We hebben God gedood en nu is de wereld die gebouwd was op God, in duigen gevallen. Moraal, ethiek, gedrag, zingeving, doel in het leven, en alle theologische kategorieën die hiermee samenhangen, hebben de bodem onder hun bestaan verloren, want de ultieme verwijzing naar God is weggevallen.
De mens in plaats van God zetten als ultieme norm en als bepalend criterium voor wat waarheid is en hoe te handelen met berekking tot goed en kwaad is eigenlijk een gotspe: met de mens komt het onheil net zo hard de wereld binnen als het heil. De mens is dus zelf geen betrouwbare grond om op te bouwen. Alles wat wordt ingezet om het ervaren gemis van een basis, een bodem om op te bouwen in waarheidszoeken, in denken en handelen, op te vullen, mislukt. Het voldoet gewoon niet. Dit gat, deze ervaren leegte is niet op te vullen. Het ‘niets’ heeft bezit genomen van ons denken. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat er door of via de mens nog zekerheid gevonden kan worden met betrekking tot de ultieme zin, de waarheid, een horizon die houvast biedt, een richting, een ultiem doel om voor te leven.
Wat doet dat met ons als al ons denken een vorm van interpreteren is, dat al ons handelen berust op interpretatie zonder ooit de ervaring te hebben dat het hier om de waarheid gaat, de ultieme scheiding tussen goed en kwaad, de zekerheid waarop je kunt bouwen, zelfs tot aan de grenzen van dit leven en daarna?
Natuurlijk ging deze ontwikkeling niet vanzelf. Op een bepaald moment zijn we tot de overtuiging gekomen dat God heeft afgedaan, we hebben hem niet meer nodig. Overbleef de wereld, overbleef de mens om deze wereld te interpreteren. Maar al het menselijke handelen is fragmentarisch want de mens is zelf een doodlopende weg, een aporie. Van Tongeren schrijft:
“…we ontdekken dat we behoefte hebben aan een wereld die als onwaar moeten ontmaskeren, maar de waarheid die we daarmee aan het licht brengen, maakt ons het leven ondraaglijk. ‘Dit antagonisme, dat we voor wat we doorzien geen waardering hebben en voor wat we onszelf willen voorliegen niet langer waardering mogen hebben: – leidt tot een ontbindingsproces’ dat Nietzsche als ‘nihilismje’ aanduidt. De nihilst houdt vast aan de norm ‘waarheid’ in zijn ontmaskering van de door die norm geconstrueerde ‘ware wereld’: daarmee heeft het nihilisme zijn intrede gedaan: men heeft de oordelende waarden overgehouden – en verder niets!’ (pag. 111)
Het menselijk oordeel is een interpretatie en het menselijk denken is een verzameling oordelen en interpretaties zonder ooit vast grond onder de voeten te krijgen. Wat moeten we dan? Marc Alain Ouaknin, Franse filosoof en rabbijn, schrijft over God als vraagteken, een omgekeerd vraagteken. God is een vraagteken, omgekeerd, zodat we naar God kunnen vissen in een oceaan van betekenissen. Of we God zullen vangen? Niet waarschijnlijk, maar we kunnen wel vissen met dit vraagteken, maar we hebben niks in handen. Nihilisme wil zeggen dat God is weggevallen maar de mens is geen uitroepteken geworden. Van Tongeren schrijft:
“Het nihilisme blijkt een probleem waaruit geen uitweg bestaat, een vraag waarop geen afdoend antwoord mogelijk is (…) De beantwoording van de vraag van het aforisme (‘wie zijn wij?’) loopt daarom uit op een vraagteken: ’Dit is ons vraagteken’. Wij zijn dit probleem, wij zijn een vraag of een vraagteken.” (pag. 121)
Niet alleen voor onszelf zijn we dus een vraagteken, een vraag, maar ook alles wat ons betreft: waar we voor leven, waar we het voor doen, wat ons leven de moeite waard maakt en wat het betekent om een zinvol leven te leiden of een leven vol onzin. Is het leven een soort van spel, een sprookje met een sarcastisch, cynisch einde, dat het allemaal eigenlijk niks uitmaakt? Is ons leven een voortzetten van biologische impulsen omdat we een lichaam hebben, maar dat we op geen enkele manier een vorm van zinvolheid moeten verwachten van de natuur, de evolutie of wat dan ook? Er is geen hoger plan. Er is geen overkoepelend zinconcept waarin we ons kunnen voegen. God is dood en daarmee uit. De bodem is onder ons bestaan weggevallen.
In God we trust is dus een vorm van illusie. Je kunt er aan vast willen blijven houden maar het is een slechte opvulling van het nihilisme dat overal aanwezig is tot in de vezels van onze samenleving. Misschien zijn we er al aan gewend, misschien weten we al niet meer beter, dat die dreiging ons nauwelijks raakt? Wie zal het zeggen. Toch vermoed ik dat de basis van het ethisch handelen zoals dat in de bijbelse tien geboden is neergelegd, geschonken door God aan de mens, niet zomaar een flutgebeuren is geweest. De geboden verwijzen naar de schenker, de gever, maar ze gaan over de mens en over zijn handelen en zijn denken. God niet vastleggen in welk woord of beeld dan ook is een waarschuwing die eigenlijk zegt dat elk beeld van God een vorm van afgodendienst is. Zou het kunnen kloppen dat we met de dood van God in feite alle afgoden, alle beelden en verwachtingen van God hebben gedood, maar niet uiteindelijk de onbekende, nooit te kennen, nooit vast te leggen God? Een transcendente God die zich aan elke interpretatie ontrekt omdat een interpretatie altijd tekort schiet, nooit de waarheid in pacht heeft? Dus een God buiten ons kennen, ons spreken en denken, ons interpreteren en buiten onze wijze van betekenisgeven? Absoluut transcendent? Elk woord over God, en het woord God, is dan al een woord teveel? Nietzsche stelt dat die God dood is, hij is overbodig geworden. Maar is Hij overbodig? Kunnen we wel zonder? Of vallen we dan weer terug in de oude valkuilen, de antwoorden die niet meer kunnen gelden omdat de tijd definitief anders is geworden?
De toekomst zal het leren. De wereld van de virualiteit schept haar eigen waarheid en de mens zal hoe dan ook steeds blijven vragen en zoeken. Maar als God een onbeantwoord vraagteken is, en de mens ook, dan is het misschien verstandig om dit vraagteken te laten staan als vraag vanuit het besef dat een antwoord misschien een klein beetje op weg helpt, maar dat we niet de illusie moeten hebben om verder te komen. Kunnen we leven met deze vorm van waarheid waarin illusie en schijn een manier zijn om het spel van het leven te spelen, wetende dat we er nooit zullen zijn? Het is het proberen waard lijkt me, we leven toch al, en waarom dan niet zo, dat iedereen tot zijn recht kan komen? En niet alleen die paar harde schreeuwers die nu alle aandacht opeisen in naam van volk en vaderland!
John Hacking
7 maart 2018
bronnen:
Tongeren,Paul van, Het Europese nihilisme. Friedrich Nietzsche over een dreiging die niemand schijnt te deren, Nijmegen 2017 (Vantilt)
Ouaknin, Marc-Alain, ¿, God en de kunst van het vissen, Tielt 2016 (Lannoo)
