Zondag 15 mei jongstleden, om 6 uur in de morgen heb ik mijn Pinksterervaring gehad. Dat was in de meditatieruimte van de abdij te Echt, na het ochtendofficie. Nou bent u natuurlijk heel nieuwsgierig hoe dat was – of er vurige tongen waren en daarna een spreken in tongen, een “begeisterd” naar buiten treden en het uitroepen. Niets van dat alles. Het bleef stil in mij, ik bleef rustig maar ik heb wel iets nieuws ontdekt, een inzicht, een beeld dat mij verder helpt. En natuurlijk kwam het niet uit de lucht vallen, er ging iets aan vooraf. Dat zal ik eerst vertellen.
Na mijn sabbatical heb ik een boeiend boek gelezen over de poëtische kracht van de bijbelse verhalen. De taal van de poëzie is bij uitstek geschikt om de wonderbaarlijke gebeurtenissen te beschrijven waar de bijbel over spreekt. Exacter uitgedrukt: de poëzie en de metaforische beeldspraak verbeelden de gebeurtenissen. Dus vandaag geen mechanische beschrijving van het vuurtongenwonder, of een rationele verklaring vanuit een metapositie over dit gebeuren vanuit een tekstanalyse. Er staat trouwens het woordje alsof, alsof er tongen van vuur…dat zegt al genoeg, onze verbeelding wordt hier aangesproken. Nee, we blijven in de tekst staan en gaan mee in de beeldspraak en laten ons door de poëzie ervan leiden. Geen gemaar, van hoe dat kan of het wel echt is, enzovoort. We nemen de tekst voor lief want het is poëzie.
Nou blijkt dat veel bijbelse verhalen een typische structuur hebben die alles te maken heeft met de waarneming van de werkelijkheid… wie oren heeft, die hore… Die structuur heeft drie kernbegrippen of stadia: irritatie, ontdekking en transformatie. In ons Pinksterverhaal is dat goed te lezen: het volk is in verwarring na het spreken in tongen als iedereen zijn eigen taal hoort. Noem het verwarring, noem het irritatie, of noem het het stellen van een goede vraag – dan is de basis geschapen voor iets nieuws.
Wij ontdekken door de citaten die Petrus aanhaalt, dat hij het gebeuren duidt vanuit een nieuw perspectief, vanuit een nieuwe ontdekking die hem door de Geest zonet is ingegeven, namelijk dat Jezus de Christus is, de Messias. Het kwartje is gevallen. De citaten worden stuk voor stuk ingezet als argument in zijn betoog. Zie je wel, we hadden het kunnen weten, het stond er al, lang voordat wij het wisten. Herkenning dus.
En het gevolg is dat velen zich laten dopen, transformatie omdat ze diep getroffen zijn. Zonder irritatie, zonder open gaan voor nieuwe dingen, zonder het stellen van goede vragen is er niet zoveel mogelijk. Dan blijven wij in onze eigen sentimenten steken, spelen taalgrenzen een rol, hebben nationalistische opvattingen de overhand.
Pinksteren is een grenservaring, de limes, de grenzen overschrijdend. Liminaliteit is hier aan de orde, het spel van grensoverschrijding en dan en daar precies kunnen nieuwe dingen plaatsvinden. Met Pinksteren worden de leerlingen gedoopt met vuur en vol vuur spreken hun tongen een boodschap voor iedereen, de hele wereld. Maar hoe is het zover kunnen komen en nog belangrijker hoe kunnen wij dit ervaren?
Ik vermoed dat de citaten die Petrus aanhaalt misschien voor ons toch minder zeggingskracht hebben want we zijn niet zo bijbelvast, we geloven niet in sprookjes, we willen bewijzen en geen citaten, we zien en horen en dan misschien geloven. Kortom boter bij de vis. Petrus en de leerlingen zijn natuurlijk zelf het levende bewijs dat de geest in hen werkt. Op hen is de kerk gebouwd – niet als een stenen constructie, maar als een doorgeven van dezelfde geest aan een telkens nieuwe generatie. En wel over de hele wereld. Maar brandt de geest ook bij ons, kunnen wij Pinksteren in ons leven ervaren?
Daarvoor heb ik twee dingen meegebracht: dit aardewerk object en dit stuk karton. Dit stukje klei heeft twee kanten: een gesloten en een open kant. Het is gemaakt door een van de studenten van de rouwgroep. Het zijn twee kanten van een houding. Gesloten voor je verdriet en open voor je verdriet. Dat is zijn de mogelijkheden die de leerlingen van Jezus hadden na zijn gruwelijke dood. Door wat er gebeurd is zijn ze zacht geworden, zijn ze open gaan staan, hebben ze het verdriet en vooral de pijn en de teleurstelling toegelaten. Hemelvaart en vooraf het blijde weerzien met Jezus doen daar niets aan af. Want na Hemelvaart staan ze er toch weer alleen voor. Moeten ze het zelf doen.
Doorgaan met leven, verder leven op de brokstukken van wat is gebeurd. Het is een keuze die wij allemaal hebben als ons iets ernstigs overkomt: We kunnen ons afsluiten of we kunnen opengaan en het opnemen en ondergaan. Misschien met veel tranen, veel gehuil en geschreeuw, dat hoort er soms bij. Dat brengt met op het tweede object: het (cirkelvormig) karton met een gat hier in ons midden.
Afgelopen donderdag had ik een workshop zingen tijdens de bijeenkomst van de VPW. Jan Kortie schetste een beeld van de mens aan de hand van een cirkel: In het midden van de cirkel zit de essentie, het diepste zelf, het diepste innerlijk. Daar resoneert en trilt alles, daar is het leeg en is eenvoud het kenmerk. Erom heen, zit de persoon, misschien wel veel stukjes persoon. Die persoon is vaak een zwoegende, zwetende, ploeterende stakker die probeert om het beste ervan te maken. Maar met zingen heb je daar niet zoveel aan. Als je zingt vanuit je essentie zing je anders dan vanuit je persoon.
De kunst is nou om dat te laten gebeuren en daarvoor heb je je stem. Alles wat in de weg zit om je diepste zelf te laten klinken kan materiaal zijn om over te zingen: alle pijn, alle verdriet, alle teleurstelling in het leven, in je medemens, kan eruit komen als lied, als rauwe kreet, als fado, als psalm, als smartlap. Zo komt er langzaam ruimte in je binnenste zelf. Dat was donderdag een wijze les.
Maar nu bent u natuurlijk nog niet wijzer geworden over mijn persoonlijke pinksterervaring. Ik zal eerst een kleine handeling verrichten. (Het karton wordt met moeite gevouwen en vastgeplakt tot een kom) Ziet u wat gebeurt is? de mens is een beker, een kelk, een vat geworden. Dat gaat niet vanzelf, en vaak lukt het ook niet. Maar het is het pogen waard. Dat heb ik die ochtend in de abdij ontdekt.
De abt zei het al in een prachtig gesprek dat wij met hem hadden de avond ervoor. Elk mens, zo zei hij, heeft diep van binnen een niet op te vullen leegte. We sterven tenslotte allemaal alleen, ten diepste alleen. Als kloosterling kun je je hier extra van bewust zijn omdat zij het ontbreken van intimiteit ook als pijn kunnen ervaren. Maar ook al ben je getrouwd, heb je veel vrienden, er blijft een stukje dat niet vervuld kan worden en drank en drugs, kicks en passies, hobby’s en vakanties vullen dit niet op.
“Wij houden deze leegte, die soms kan aanvoelen als een schrijnende wond, open” zei de abt. Zie daar in onze kartonnen mens: de leegte in het midden, de essentie. De ochtend daarna dacht ik: als je de leegte niet moet opvullen, als de leegte ook de plek is waar je misschien iets van God mag ervaren omdat hij in deze leegte woont, in jouw innerlijk niets, dan kun je je leven ook beschouwen als een beker, als een kelk.
“Kun jij de kelk drinken die ik drinken moet” vroeg Jezus aan zijn leerlingen – kun jij het lijden ondergaan wat mij te wachten staat? Dat maakte in mij de pinksterervaring los: als wij niet om het lijden gevraagd hebben maar het toch op ons bordje krijgen, in onze beker krijgen uitgegoten, dan is er eigenlijk geen andere weg dan het te ondergaan en te aanvaarden zoals een kelk de wijn aanvaardt en vasthoudt. Wijn van pijn en van belofte. De beker met wijn – die tevens het symbool is van mijn naamgenoot Johannes.
Wij kunnen ons proberen af te schermen of we kunnen proberen het te doorstaan. Beide mogelijkheden staan open. Ik geloof, en daar ben ik na mijn pinksterervaring wel van doordrongen dat openstaan en ondergaan vrijheid kan geven, onnoemlijk veel vrijheid en veel ruimte. Want in mijn diepste wezen, mijn diepste zelf is geen pijn: alleen de persoon voelt die. Ze is van voorbijgaande aard, mijn persoon lijdt, maar dat kan ik uitschreeuwen. En als dit misschien irritatie bij u oproept, des te beter…
Pinksteren is dus niet een ontvangen van een geest die van buiten komt – duifjes op je kop, vuurtjes boven je hoofd. Nee het is de geest die in je woont ruimte geven, de leegte in jezelf accepteren, kelk en beker zijn. Dan kan de geest gaan stromen. Daarom van harte een zalig Pinksteren.
John Hacking
Studentenkerk Radboud Universiteit Nijmegen
Overweging gehouden met Pinksteren 12 mei 2011
gelezen Handelingen 2,1-42