Mens in de kosmos

Mens in de kosmos: overweging Paaswake 2017

Welkom

Welkom in deze ontvlamde nacht. Het vuur is ontstoken, onze ziel aangesproken. Welkom waar je ook vandaan komt – bij dit mysterie van leven en dood, van dood en leven. Meer dan 3000 jaren vieren wij Pesach, Pasen, het overspringen van onze deuren door de dood. Deuren met bloed van het lam getekend – de engel van de dood, de ‘Malak vom Toid’, gaat voorbij. Dat is een van de oer-betekenissen van Pasen. Voor ons is Jezus van Nazareth, de Messias, de Christus, het lam geworden – de actualisatie van een oud verhaal van bevrijding. Lam Gods present in ons midden als wij brood, matzes, ongedesemd brood en wijn delen.  Herinnering aan die nacht van haastig vertrek uit het land der slaven. Egypteland.  Land van heersers.

Het laatste avondmaal is een paasmaal. Het laatste avondmaal vieren wij elke keer weer. Om niet te vergeten wie we zijn en waar we vandaan komen.  Om het vol te houden in een wereld vol tegenstellingen: Een wereld waarin soms teveel plaats is voor de rede, de ratio en te weinig voor het gevoel –  waarin alles wordt gezien als uitdaging om te beheersen, om op te lossen,  om te voldoen aan de eisen van de tijd –  alsof wetenschap en techniek het laatste woord hebben. Een wereld waar soms te weinig plaats is voor de rede, de ratio en te veel voor het gevoel – waar passie, waar gevoelens van haat, van eerzucht,  van wrok het handelen en denken bepalen. Hoe houden wij het uit? Hoe houden wij het vol?

Als we geen verhalen, geen gedichten zouden hebben, die ons uit kunnen tillen  boven het alledaagse? Als we ons hart niet open durven te stellen voor het onmogelijke? Daarom vanavond drie verhalen – drie plaatsbepalingen –  drie plaatsen uit ons gelovig zelf-verstaan.

El Fulgor (14)

Overweging

Topos, plaats, ruimte, de plaats, de ruimte, hierom draait het voornamelijk in ons leven.  Niet om de tijd. Die komt op de tweede plaats. Op de eerste plaats komt de plek, de ruimte. Met ons lichaam nemen we ruimte in en bevinden we ons in een ruimte  en daarom is de plaats, de plek, de ruimte voor ons het meest essentiële element in ons leven. Misschien zijn we ons dat niet altijd zo bewust. Maar als we onszelf géén ruimte geven, of als onze leefruimte door anderen wordt beperkt, dan voelen we ons ingeklemd. We leven dan niet van harte en zitten eerder in een soort van gevangenis.

Ook de ervaring van tijd beschrijven we meestal vanuit een ruimtelijk perspectief. Alle verhalen over tijd in de bijbel, verleden, heden, toekomst, vinden plaats in een ruimte. De begintijd, de schepping, de eindtijd, de Apocalyps, in ruimtelijke termen worden ze geduid. Mijn sabbatical ging over de ruimte die God nog kan innemen in ons leven:  God in de kosmos. Is er nog een ruimte, een plaats waar we iets van God kunnen ervaren in ons leven tegen de achtergrond van de ontdekkingen van de moderne wetenschap,  zoals het ontstaan van ons heelal zo’n 13,5 miljard geleden, de zogenaamde ‘oerknal’, de evolutie van deze aarde die 4,5 miljard jaar aan de gang is en de dood van de aarde als de zon zo groot is geworden dat het hier meer dan 1000 graden warm is, over 3,6 miljard jaren. Deze tijdsdimensies zijn onvoorstelbaar – we kunnen dat niet bevatten. Hoe zit het met God in dit licht? Met welke bril willen wij kijken? Of met welke brillen?

 

De ervaring van God in het groot – de kosmos – het universum – het heelal, is rechtstreeks gelinkt aan de ervaring van God in het klein, in de persoon die wij zijn, in mystiek en poëzie. Dat is ook wat we doen: vanuit het kleine, vanuit onze persoonlijke existentiële ervaringen spreken we over God, vertellen we verhalen over God en over plaatsen van   Godsontmoeting. De bijbel is een grote verzameling van dergelijke verhalen. En we kunnen er slechts iets mee, ook in onze concrete levensruimte, als die verhalen raken aan onze existentie – als ze binnenkomen, herkenbaar zijn. Met verhalen bakenen wij onze leefruimte af. Met verhalen geven we zin aan onze levens. Zonder verhalen, zonder namen, zonder deze vorm van duiding, van plaatsbepaling en oriëntatie zweven wij in een leeg, koud en mensonvriendelijk heelal op weg… op weg naar wat? Naar de ontploffing van de zon? Over miljarden jaren?

Verhalen geven ons nu een houvast. Ze vertellen waar we vandaan komen en waar we naar toe zouden kunnen gaan. Verhalen dragen ons over de grenzen heen van de dood. Ze houden het leven in tact tegen de overmacht van de alom aanwezige dood. Ze zijn de levende getuigen waarmee wij ons leven zin geven en draagkracht. Namen en verhalen, geschiedenissen, geven ons niet alleen een houvast. Ze zijn volgens de filosoof Hans Blumenberg ook een vorm van bezwering. “Ontzetting en angst zouden bodemloos en duizelingwekkend zijn als er geen namen zijn”, zo René ten Bos, in zijn boek “Dwalen in het antropoceen”. Het lijkt een beetje op het wohu ta bohu – de chaos aan het begin van de schepping.

En dan spreekt God: hij benoemt en het ontstaat. Naamgeving brengt het tot stand. Je ziet het Hem spreken en het ontstaat als het ware voor je geestesoog. Een poëtisch en een zeer performatief verhaal – zeggen is doen. Woord is daad. Dit is de geschiedenis, dit is het verhaal van de hemel en de aarde, zo eindigt het. Vanuit de kennis van toen is dit tegenover de overweldigende sterrenhemel nog niet eens zo’n gek verhaal. Het bevestigt de tijdsindeling in 7 dagen – het bevestigt de mens op aarde en de plaats van zon, maan en sterren, het duidt de aanwezigheid van de dieren in het water en op het land en straks wordt de eerste mens Adam uitgenodigd om namen te geven. Het is een kijk op de kosmos met de poëtische of mystieke bril als het ware van God zelf. En generaties hebben hiermee goed kunnen leven.  Het wordt echter anders als dit verhaal de enige en de absolute waarheid moet voorstellen omdat de bijbel als gezaghebbend boek rechtstreeks van God komt.  Dat is niet alleen illusoir, het is ook een vorm van domheid, alsof er geen meerduidigheid, geen tegengestelde betekenissen zouden bestaan.  Alsof jij als persoon het allemaal in je zak hebt!

Als we naar de lezing uit Ezechiël kijken zien we een geestelijk visioen: een dal vol beenderen. De dood is alom, een atopie, een niet-plaats. Dat is wat over is van het volk van Israël. Dood en begraven, op een hoop gegooid als de bergen as uit de crematoria in  Auschwitz. Zo is die dood ook bij ons aanwezig, in onze tijd: De bergen lijken na de uitbraak van het ebolavirus,  de doden in de hongersnood in Afrika, De doden in Jemen, slachtoffer van clusterbombardementen door de broeders in geloof, de  Saoediërs, die deze wapens weer hebben gekocht van de christenen in Engeland en de VS. De bergen doden die elk jaar uit de zee worden gevist omdat ze alles op alles zetten, hun leven wagen voor een nieuwe toekomst in fort Europa waar ze niet welkom zijn. Waar veel politici geen humaan beleid ontwikkelen en slechts denken aan hogere hekken. De doden in Syrië, in Irak, en waar ook ter wereld waar een mensenleven niks waard is.  Deze dood, deze ondergang, deze afbreking van de levensdraad, ha Tikwa, van de hoop is bij Ezechiël niet absoluut – de Heer zal doen wat hij belooft, wat hij heeft gezegd. Maar zien we dat letterlijk gebeuren? Blijft het niet bij een mooi visioen? Dus te urgenter wordt die vraag voor de doden in onze tijd.

Ons paasverhaal uit Matheus: een engel blinkend wit als sneeuw, die de steen wegrolt en wijst op het lege graf – Jezus, de gekruisigde is opgestaan. En we hebben het verhaal in vier varianten,  daar kun je niet één waarheid uit destilleren met een eenduidige betekenis.  Misschien zouden we dat wel graag willen, maar ik vermoed dat het onmogelijke opgave is.  De dood en het leven zijn daarvoor te grote mysteries. De opstanding uit de dood van Jezus  en ook hopelijk onze opstanding op het einde der tijden, (zeg ik met een zeker voorbehoud, want daar ben ik persoonlijk allerminst zeker van), vormt een van de kernleerstukken van het christelijk geloof. Maar geloven we dat? Maar als we met een wetenschappelijke bril kijken – de bril van oorzaak en gevolg – hebben we niet zoveel houvast. Het domein van de rede geeft ons geen echte toegang tot dit mysterie. In de begrijpbare, gesloten wereld houden we de dood vaak op afstand En niet alleen de dood is onbegrijpelijk, niet te vatten,  de opstanding uit de dood al helemaal niet. De dichter Rilke pleit ervoor om onze plaats in het midden in te nemen tussen dood en leven, in plaats van ons vast te klampen aan een zijde ervan.  Als we vanuit de dood naar het leven kijken, naar ons leven, is dat een andere ervaring dan als wij vanuit ons leven naar de dood kijken. Dan is ons leven een aflopende zaak. Maar vanuit het einde gedacht ligt het leven voor ons en kunnen we er het beste van maken. Dat is huiswerk om eens over na te denken de komende dagen.

Wat ik tijdens mijn sabbatical opnieuw heb ontdekt is het a-logisch naast elkaar bestaan van elkaar uitsluitende tegenstellingen, waar absoluut geen synthese mogelijk is. Leven volgt niet de patronen van de logica of de dialectiek –  dus syntheses zijn hier vaak onmogelijk. Een voorbeeld: We merken vaak helemaal niks van God –  absoluut on-ervaarbaar voor ons en wij komen thuis in de verhalen over God die alles en iedereen heeft gemaakt en waarvan Jezus met zijn hele hebben en houden getuigenis van aflegt. Hoe kan dat? Dat komt nooit bij elkaar. En dat hoeft voor mij persoonlijk ook niet.

Rabbijnen zoals Marc Alain Ouaknin stellen dat de overeenstemming, de synthese, de dood is voor het denken. Gelijk krijgen is het wat het woord al zegt: ge-lijk – een lijk blijft over – einde van het inzicht. Als we het met elkaar eens zijn houdt het denken en houdt het vragen op:  de dood in de pot! Vandaar al die tegenstelde niet te verenigen meningen in de Talmoed.  De christenen hebben daar moeite mee. Het eerste wat ze dan ook deden toen ze de macht grepen in het Romeinse rijk, was het verbranden van de Talmoed. Zoveel meerduidigheid konden ze niet aan. Ik pleit voor de Joodse, rabbijnse benadering van Ouaknin: er is geen absolute waarheid, er is meerduidigheid en een veelvoud aan betekenissen en aan zin. We zijn nooit klaar met vragen. Jezus is dood en Jezus is opgestaan.  God is volslagen afwezig en overal nabij. Houden we dat uit? Kunnen we dat geestelijk aan? Dat is de vraag.

Ons leven zit vol met deze uitdagingen: als we ziek worden, als ziekte en dreigende dood ons plotseling overvallen, als we een dierbare verliezen, een ouder, een kind, een vriend/vriendin. Grotere en kleinere rampen die in ons leven kunnen plaatsvinden: hoe houden we het dan uit. Hoe zorgen er voor dat onze levensdraad, ha tikwa, onze hoop niet wordt afgebroken. “Een leven is niets waard, maar niets is zoveel waard als een leven”  schreef de dichter Malraux. En Chris Wiman die God als heldere afgrond beschrijft stelt,

dat als je de betekenissen loslaat,  de verhalen van en rond God, dan vind je alleen afgrond – diepe diepe duisternis. Tehom uit Genesis. De wereld zonder sacraliteit, zonder God, is een chaotische wereld – het heilige werkt ordenend. Al is het maar door te benoemen. Met alleen een wetenschappelijke bril doen we onszelf tekort. Mystiek en poëzie zijn in mijn ogen nodig en onmisbaar. Zonder mystieke en poëtische kijk op onze werkelijkheid zal het niet goed met ons aflopen. Dat is mijn persoonlijke overtuiging. En in die poëzie en mystiek zijn geen eenduidige waarheden. Maar stel je eens voor:  er ís een vorm van zekerheid: dit ogenblik. Dit hier en nu! Dit aanwezig zijn bij jezelf is een vorm van eeuwigheid:  Ewigkeit im Augenblick. Ja zeggen tegen dit ogenblik, dan wordt eeuwigheid als het ware aangestipt –  en dit ogenblik is net zo zeker, als de dood die eens zal komen.

Verhalen doen ogenblikken oplichten, ze geven er gestalte aan. Ze maken ze voor ons ervaarbaar. We kunnen erin gaan wonen. Ze helpen ons om te transformeren, om pijn en lijden te ondergaan en om er niet aan onderdoor te gaan. De wonden die we oplopen veranderen ons. Stel je eens voor: wie ben je? Waar kom je vandaan, waaruit besta je? De hele mensheid vind je in jezelf terug – je bent een uitloper van een keten. 13,5 miljard jaren na het begin van het heelal, ben jij er nu. Jij neemt deel aan het avontuur mensheid in dit heelal, jij bent deel van het avontuur van het universum – het universum draag je in jou…Dat is van een onmetelijke en onbegrijpelijke schoonheid! Hoezo niet opstaan uit de dood? Hoezo het graf als laatste station? Hoezo een kosmos zonder God – Daarom: word dichter van je eigen leven –  laat mystiek toe, en geloof, vertrouw je toe. Een zalig Pasen.

John Hacking

15 APRIL 2017

 

Essays sabbatical, waaronder God in de kosmos (2017):

https://levenshorizonten.wordpress.com/essays-john-hacking/

 

El Fulgor (29)