‘In elk gedicht ontbreekt een stap verder. En als men een stap verder zet, ontbreekt weer een andere, enzovoort. Men kan zo de mogelijkheid van een eindeloos gedicht bedenken, onuitputtelijk, doorlopend, oneindig. Waaruit misschien het verband ontspringt tussen poëzie en het mystieke visioen van een woord in voortdurende evolutie, in eeuwige expansie.
Men kan met andere woorden zeggen dat een gedicht altijd onvolledig zal zijn. Niet alleen omdat alles onvolledig is, maar omdat het gedicht zich moet ontplooien en tot stand komen bij diegene die het ontvangt. Meer nog, het gedicht moet in staat zijn zich te herscheppen en zich eindeloos te vervolledigen bij zijn schepper en bij de anderen.’
Roberto Juarroz
Geciteerd in: Ouaknin, Marc-Alain, ¿, God en de kunst van het vissen, Tielt 2016 (Lannoo)
Dat is de kracht van poëzie, dat ze ruimte schept, gesloten (bekende/oude) ruimtes kan openbreken door een gebaar, een woord, een verschuiving van betekenis. De dichter Paul Celan is hier een meester in. Met enkele woorden, met een naam roept hij een wereld aan betekenissen op en nodigt hij de lezer uit zelf nieuwe stappen te zetten, om te onderzoeken waar de namen voor staan. Een voorbeeld: “Margarete, Sulamith” twee namen, die in zijn gedicht “Todesfuge” voorkomen. Namen van vrouwen met een bijbelse context, een Duitse geschiedenis, een gruwelijk verleden waaraan wordt herinnerd. Geen ‘Fuge’ van Johannes Sebastiaan Bach deze keer, maar van de uitvinders van het vernietigingskamp. Geen doordacht muziekstuk maar een doordacht en kunstig bedacht vernietigingsplan. Een werkelijkheid die niet in een gedicht is te vangen. Over dit gedicht zijn veel teksten geschreven, er is veel betekenis aan verleend. En toch is elke invulling, elk commentaar, elke stap op weg naar een duiding niet definitief. Er blijft een open ruimte. Niet alleen omdat de werkelijkheid niet te vangen is in de beschrijvingen, niet alleen omdat woorden te kort schieten, maar vooral ook omdat het gedicht zich volgens Juarroz kan ontplooien in de ontvanger zelf. Elke nieuwe lezer voegt iets toe, kan een bijdrage leveren aan het ‘oneindige’. Dat is wat plaatsvindt: de openbaring van oneindigheid in het ogenblik, steeds die stap verder…nooit thuis. Het gedicht luidt:
Todesfuge
Schwarze Milch der Frühe wir trinken sie abends
wir trinken sie mittags und morgens wir trinken sie nachts
wir trinken und trinken
wir schaufeln ein Grab in den Lüften da liegt man nicht eng
Ein Mann wohnt im Haus der spielt mit den Schlangen der schreibt
der schreibt wenn es dunkelt nach Deutschland
dein goldenes Haar Margarete
er schreibt es und tritt vor das Haus und es blitzen die Sterne
er pfeift seine Rüden herbei
er pfeift seine Juden hervor läßt schaufeln ein Grab in der Erde
er befiehlt uns spielt auf nun zum Tanz
Schwarze Milch der Frühe wir trinken dich nachts
wir trinken dich morgens und mittags wir trinken dich abends
wir trinken und trinken
Ein Mann wohnt im Haus der spielt mit den Schlangen der schreibt
der schreibt wenn es dunkelt nach Deutschland
dein goldenes Haar Margarete
Dein aschenes Haar Sulamith
wir schaufeln ein Grab in den Lüften da liegt man nicht eng
Er ruft stecht tiefer ins Erdreich ihr einen ihr andern singet und spielt
er greift nach dem Eisen im Gurt er schwingts seine Augen sind blau
stecht tiefer die Spaten ihr einen ihr anderen spielt weiter zum Tanz auf
Schwarze Milch der Frühe wir trinken dich nachts
wir trinken dich mittags und morgens wir trinken dich abends
wir trinken und trinken
ein Mann wohnt im Haus dein goldenes Haar Margarete
dein aschenes Haar Sulamith er spielt mit den Schlangen
Er ruft spielt süßer den Tod der Tod ist ein Meister aus Deutschland
er ruft streicht dunkler die Geigen dann steigt ihr als Rauch in die Luft
dann habt ihr ein Grab in den Wolken da liegt man nicht eng
Schwarze Milch der Frühe wir trinken dich nachts
wir trinken dich mittags der Tod ist ein Meister aus Deutschland
wir trinken dich abends und morgens wir trinken und trinken
der Tod ist ein Meister aus Deutschland sein Auge ist blau
er trifft dich mit bleierner Kugel er trifft dich genau
ein Mann wohnt im Haus dein goldenes Haar Margarete
er hetzt seine Rüden auf uns er schenkt uns ein Grab in der Luft
er spielt mit den Schlangen und träumet der Tod ist ein Meister aus
Deutschland
dein goldenes Haar Margarete
dein aschenes Haar Sulamith
Paul Celan
Je kunt het gedicht ook beluisteren op: https://www.youtube.com/watch?v=gVwLqEHDCQE
Al luisterend en meelezend kan het weer nieuwe gevoelens bij je opwekken, nieuwe emoties, nieuwe lagen. Een gedicht dat in mijn ogen behoort tot het cultuurgoed van onze samenleving – hoe gruwelijk ook de werkelijkheid waaraan het is ontleend.
Het proces van betekenisgeving, semiose, is nooit afgesloten. Met de geboorte van elke nieuwe mens is er een voortzetting, een vervolg. De mens, betekenisgever bij uitstek, vestigt zich zo in de aarde op de aarde, een soort van literaire boom, een plant met de wortels in de vruchtbare grond en de takken in de wolken. En alle effecten van het klimaat, de omgeving, het weer doen hun invloed gelden en dragen hun sporen bij aan het eindresultaat. Als de mens schepper is van teksten, van poëzie, van betekenis, betekenissen als bladeren aan een boom, dan is dat een mooie metafoor om zijn gegrond zijn, en zijn wolkenvlucht te duiden. Als kind van de aarde, stof tot stof, en dromer van gedachten en idealen, wolkenverkenner, hemelbestormer, draagt hij beide dimensies in zich. Materie en geest, dood en leven, water en vuur, grond en lucht, aarde en hemel. “Van grond en vuur zult Gij ons maken”…luiden de woorden van een lied van de dichter Oosterhuis.
„dein goldenes Haar Margarete
dein aschenes Haar Sulamith“
Deze namen waren voor de Duitse kunstenaar Anselm Kiefer aanleiding voor veel schilderijen. Talloos keren ze terug in zijn werk. Kunstwerken die letterlijk de aarde verbeelden, de hemel zichtbaar maken, de vergankelijkheid nabootsen. Ze zijn een poging, in mijn ogen, om in de voetstappen van Celan, het onmogelijke te duiden, aan te wijzen, van betekenis te voorzien. Kiefer heeft zich zijn hele leven al bezig gehouden met de Duitse geschiedenis en zijn werk is een voortdurende reflectie op deze thematiek. Het is dan ook niet vreemd dat hij in zijn latere werken ook stilstaat bij de Joodse mystieke thema’s die in de Kabbala naar voren worden gebracht. Aarde en hemel gaan hier een verbond aan, de mens is het tussenwezen. De mens ontvangt eeuwigheid, oneindigheid en geeft deze weer verder. Een vorm van transformatie die de mens zelf niet onberoerd laat.
Dat is als je durft open te staan voor het onverwachte, de kracht van de poëzie, de draagkracht van betekenissen die telkens weer nieuwe wegen, nieuwe vragen, nieuwe (ontbrekende) stappen openbaren. Openbaring in het hier en nu. Geen afgesloten hoofdstukken, geen religie die eens en voor altijd is vastgelegd. God is grijpbaar, het sacrale tastbaar en jij bent doorgeefluik. Jij bent schepper, neemt deel aan een schepping die nooit is voltooid, waar geen apocalyps tegen op kan. “Naar zijn beeld schiep Hij hen…” luidt het bijbelvers helemaal aan het begin. Dat wil zeggen: met toegang tot de oneindigheid. Toch mooi dat het eeuwige oneindige zo aan ons leven mag raken, zo in ons leven mag binnenkomen.
John Hacking
18 september 2017