Poëzie: Char, Celan, Hernandez, Mu Tan, T’ang Ch’i en I Men

IX 

A DEUX MÉRITES. – Héraclite, Georges de La Tour, je vous sais gré d’avoir de longs moments poussé dehors de chaque pli de mon corps singulier ce leurre: Ia condition humaine incohérente, d’avoir tourné I’anneau dévêtu de la femme d’après le regard du visage de I’homme, d’avoir rendu agile et recevable ma dislocation, d’avoir dépensé vos forces à Ia couronne de cette conséquence sans mesure de la lumière absolument impérative: I’action contre Ie réel, par tradition signifiée, simulacre et miniature. 

René Char

IX 

TWEE VERDIENSTEN. – Heracleitos, Georges de la Tour, ik ben jullie dank verschuldigd dat je in lange ogenblikken uit iedere vezel van mijn lichaam deze illusie hebt verdreven: de onsamenhangende conditie van de mens. Dat je de ontklede ring van de vrouw naar de blik op het gezicht van de man hebt gekeerd. Dat je mijn ontwrichting weer beweeglijk en toegankelijk hebt gemaakt. Dat je je krachten hebt ingezet voor de kroon van deze onmetelijke consequentie van de absolute heerschappij van het licht: de actie tegen het werkelijke, krachtens traditie een drogbeeld en een miniatuur. 

Vertaling: Anno Lampe

X

Il convient que Ia poésie soit inséparable du prévisible, mais non encore formulé. 

Poëzie behoort onafscheidelijk te zijn van wat voorzienbaar, maar nog niet geformuleerd is. 

XVI 

Le poème est toujours marié à quelqu’un. 

XVI 

Het gedicht is altijd met iemand getrouwd.

XVII 

Héraclite met l’accent sur l’exaltante alliance des contraires. Il voit en premier lieu en eux la condition parfaite et Ie moteur indispensable à produire l’harmonie. En poésie il est advenu qu’au moment de la fusion de ces contraires surgissait un impact sans origine définie dont l’action dissolvante et solitaire provoquait Ie glissement des abîmes qui portent de façon si antiphysique Ie poème. Il appartient au poète de couper court à ce danger en faisant intervenir, soit un élément traditionnel à raison éprouvée, soit Ie feu d’une démiurgie si miraculeuse qu’elle annule Ie trajet de cause à effet. Le poète peut alors voir les contraires – ces mirages ponctuels et tumultueux – aboutir, leur lignée immanente se personnifier, poésie et vérité, comme nous savons, étant synonymes. 

René Char

XVII 

Heracleitos legt de nadruk op het spannende samengaan van tegengestelden. Hij ziet daarin in de eerste plaats de perfecte voorwaarde en onmisbare motor om harmonie te bewerkstelligen. In de poëzie is het gebeurd dat op het moment van samensmelting van deze tegengestelden een botsing zonder duidelijke herkomst ontstond, waarvan de ontbindende en solitaire werking ertoe leidde dat de afgronden gingen schuiven, die, tegen alle fysica in, het gedicht schragen. Het is de taak van de dichter dit gevaar te verijdelen door of naar een beproefd traditioneel element te grijpen, of naar het vuur van een demiurg, zo wonderbaarlijk dat het traject van oorzaak en gevolg daardoor teniet wordt gedaan. De dichter kan dan zien waar deze tegengestelden – deze nauwkeurige en tumultueuze luchtspiegelingen – uitmonden, hoe hun immanente afstamming zich personifieert. Zoals wij weten zijn poëzie en waarheid immers synoniem. 

Vertaling: Anno Lampe

XXII 

A l’age d’homme j’ai vu s’élever et grandir sur Ie mur mitoyen de la vie et de la mort une échelle de plus en plus nue, investie d’un pouvoir d’évulsion unique: Ie rêve. Ses barreaux, à partir d’un certain progrès, ne soutenaient plus les lisses épargnants du sommeil. Après la brouillonne vacance de la profondeur injectée dont les figures chaotiques servirent de champ à l’inquisition d’hommes bien doués mais incapables de toiser l’universalité du drame, voici que l’obscurité s’écarte et que VIVRE devient, sous la forme d’un âpre ascétisme allégorique, la conquête des pouvoirs extraordinaires dont nous nous sentons profusément traversés mais que nous n’exprimons qu’incomplètement faute de loyauté, de discernement cruel et de persévérance. 

Compagnons pathétiques qui murmurez à peine, allez la lampe éteinte et rendez les bijoux. Un mystère nouveau chante dans vos os. Développez votre étrangeté légitime. 

René Char

XXII 

volwassen geworden heb ik op de scheidsmuur tussen leven en dood een ladder zien oprijzen en groter zien worden, steeds kaler en bekleed met een uniek vermogen om los te rukken: de droom. Vanaf een zekere hoogte konden de sporten de gladde hoeders van de slaap niet meer ondersteunen. Na de wanordelijke leegte van de bloeddoorlopen diepte, waarvan de chaotische vormen als onderzoeksterrein dienden voor mannen die wel begaafd waren maar ongeschikt om de universele geldigheid van het drama te peilen, lost de duisternis ineens op en komt LEVEN op in de vorm van een strenge, allegorische ascese, verovert buitengewone krachten waar wij ons rijkelijk van doordrongen voelen maar waaraan wij maar gedeeltelijk uiting kunnen geven bij gebrek aan oprechtheid, nietsontziend onderscheidingsvermogen en volharding.

Pathetische kameraden, jullie die nauwelijks kunnen murmelen, vertrek met gedoofde lamp en geef de juwelen terug. Een nieuw geheim zingt in jullie botten. Ontplooi je gerechtvaardigde ongerijmdheid. 

Vertaling: Anno Lampe

XXIII 

Je suis Ie poète, meneur de puits tari que tes lointains, ô mon amour, approvisionnent. 

XXIII 

Ik ben de dichter, exploitant van een verdroogde put, die, o mijn lief, door jouw verten wordt gevoed.

XXIX 

Le poème émerge d’une imposition subjective et d’un choix objectif. 

Le poème est une assemblée en mouvement de valeurs originales déterminantes en relations contemporaines avec quelqu’un que cette circonstance fait premier. 

René Char

XXIX 

Het gedicht ontspringt aan een subjectieve dwang en een objectieve keuze. Het gedicht is een bewegende verzameling van oorspronkelijke bepalende waarden in gelijktijdige relatie met iemand die door deze omstandigheid de eerste wordt.

Vertaling: Anno Lampe

XXX 

Le poème est l’amour réalisé du désir demeuré désir. 

XXX 

Het gedicht is de gerealiseerde liefde van een verlangen dat verlangen is gebleven.

XXXI 

Certains réclament pour elle Ie sursis de l’armure; leur blessure a le spleen d’une éternité de tenailles. Mais la poésie qui va nue sur ses pieds de roseau, sur ses pieds de caillou, ne se laisse réduire nulle part. Femme, nous baisons Ie temps fou sur sa bouche, ou côté à côté avec Ie grillon zénithal, elle chante la nuit de l’hiver dans la pauvre boulangerie, sous la mie d’un pain de lumière. 

René Char

XXXI 

Sommigen eisen voor haar uitstel van bewapening; hun verwonding heeft de zwaarmoedigheid van een nijptang-eeuwigheid. Maar de poëzie die bloot gaat op rieten voeten, op kiezelvoeten, laat zich nergens inperken. Vrouw, wij kussen de dwaze tijd op zijn mond, waar zij, zij aan zij met de krekel in het Zenit, tijdens de winternacht zingt in de armoedige bakkerij, onder het kruim van een brood van licht. 

Vertaling: Anno Lampe

XXXII 

Le poète ne s’irrite pas de l’extinction hideuse de la mort, mais confiant en son toucher Particulier transforme toute chose en laines prolongées. 

XXXII 

De dichter ergert zich niet aan het weerzinwekkende uitdoven in de dood, maar, vertrouwend op zijn bijzondere tastzin, verandert hij alle dingen in geprolongeerde wol. 

XL 

Traverser avec Ie poème la pastorale des déserts, Ie don de soi aux furies, Ie feu moisissant des larmes. Courir sur ses talons, le prier, l’injurier. L’identifier comme étant l’expression de son génie ou encore l’ovaire écrasé de son appauvrissement. Par une nuit, faire irruption à sa suite, enfin, dans les noces de Ia grenade cosmique. 

René Char

XL 

Met het gedicht de pastorale van de woestijnen doorkruisen, de gift van zichzelf aan de furiën, het schimmelend tranenvuur. Het op de hielen zitten, het smeken, het beledigen. Het erkennen als de uitdrukking van een genie of toch weer als de vernietigde baarmoeder van zijn verpaupering. Op een nacht, in zijn gevolg, eindelijk inbreken in de bruiloft van de kosmische granaatappel.

Vertaling: Anno Lampe

XLI 

Dans Ie poète deux évidences sont incluses: la première livre d’emblée tout son sens sous la variété des formes dont Ie réel extérieur dispose; elle est rarement creusante, est seulement pertinente; la seconde se trouve insérée dans Ie poème, elle dit Ie commandement et l’exégèse des dieux puissants et fantasques qui habitent Ie poète, évidence indurée quine se flétrit ni ne s’éteint. Son hégémonie est attributive. Prononcée, elle occupe une étendue considérable. 

René Char

XLI 

In de dichter huizen twee zekerheden: de eerste geeft onmiddellijk haar hele betekenis prijs in alle varianten waarin de externe werkelijkheid zich voordoet; ze graaft zelden diep, is alleen adequaat; de tweede bevindt zich geïntegreerd in het gedicht, ze verwoordt de bevelen en interpretaties van de machtige en grillige goden die in de dichter wonen, geharde zekerheid die niet verslapt of uitdooft. Haar hegemonie is kenmerkend. Uitgesproken beslaat ze een aanzienlijk gebied. 

Vertaling: Anno Lampe

XLII 

Être poète, c’est avoir de l’appétit pour un malaise dont la consommation, parmi les tourbillons de la totalité des choses existantes et pressenties provoque, au moment de se clore la félicité.

René Char

XLII 

Dichter zijn betekent zin hebben in een gevoel van onbehagen, waarvan de beleving, te midden van de wervelingen van al wat bestaat en wordt voorzien, op het moment van verdwijnen het geluk oproept

Vertaling: Anno Lampe

uit:

René Char, Woede en mysterie. Fureur et mystère. Gedichten. Tweetalige uitgave. Vertaald uit het Frans en van een inleiding, toelichting en noten voorzien door Anno Lampe, Utrecht 2017, (Uitgeverij IJzer)


N’aie pas peur 

Le tonnerre n’est que Ie rire de joie du géant. 

Et dans ta vie si pleine, enfant, ne ris-tu pas 

Souvent? Et d’un rire si sonore? –

N’aie pas peur! 

L’averse n’ est que les larmes du géant 

jaillis de son trop-plein d’émotion. 

Lorsque tu te réveilles sous ma main caressante, 

Ou que tu caresses toi-même, enfant, 

une pomme parfumée à toi offerte, 

N’as-tu pas aussi les yeux emplis de larmes, 

Non point larmes de douleur, mais de reconnaissance? 

N’aie pas peur!

Le vent sème ses pas confus de bonheur, 

L’ éclair agite ses bras dansants de gaieté. 

Et toi, enfant, n’as-tu pasta danse à toi, 

Lorsque, voulant attraper un duvet de saule 

ou un reflet de la ronde lune 

Ou que simplement mû par un besoin de ton corps 

Tu t’ élances à pas rythmés ou précipités? 

N’aie pas peur! 

N’aie pas peur, 

Tu restes encore dans mes bras calmes et fiables. 

Je n’ai pas peur, car je suis passé par les orages et les déserts; 

Je n’ai pas peur, car tu dois passer par les déserts et les orages! 

(1946) 

I Men (1907-1967)

vertaling: François Cheng

Cheng, Francois, Entre source et nuage – voix de poètes dans la Chine d’hier Et d’aujourd’hui, Paris 2002, (Albin Michel), p. 208


Automne

Herbes tendres 

Nimbées de brumes. 

Humide sommet. Au pied 

Du mont, un chemin de boue. 

Dans Ie bois de bouleaux: 

Mes pas. 

Le paysage au loin se fond dans Ia fumée; 

Mon corps au~si s ‘enveloppe de souffle froid. 

Tout, dans Ie silence, semble attendre 

Un dénouement. Je sens 

Que Ia nature est, plus que moi, grave. 

La montagne recèle 

Une mélodie, la tienne. 

Ta mélodie est dans Ie vent. 

Ah, sons de flûte de Ia mémoire. 

Sons de flûte évanouis comme un songe … 

Voilà que résonnent des pas de chèvres 

Assourdis par I ‘air du soir 

Qui, ainsi qu’un berger, les emmène. 

Écoute voltiger ces plumes 

Tombées des premières étoiles. 

Se taisent alors les grillons 

avant leur chant nocturne. 

Près du puits, un vieillard 

Remplit son seau de clair de lune. 

Un moine assis sur Ie coussin 

S’abîme dans l’ombre 

Pareil à un frais champignon qui se rétracte. 

Et les maisons clairsemées 

— pions abandonnés sur un échiquier; 

Et les hommes, les bêtes sous Ie toit de chaume. 

Et la nuit , 

se repose-t-elle aussi? 

Plus aucune voix. 

Muette mélodie … 

T’ang Ch’i (1920-?)

vertaling: François Cheng

Cheng, Francois, Entre source et nuage – voix de poètes dans la Chine d’hier Et d’aujourd’hui, Paris 2002, (Albin Michel), pp. 198-199


Marine 

Errant de l’azur, amant de la mer, 

Donne-nous du poisson, donne-nous de I’eau; 

Donne-nous la flamme qui rallume les astres. 

Nous vivons courbés sous Ie poids du temps. 

Le vrai libre est un chant vaste sans ombre. 

Il prend possession de tout, joie des joies; 

Manifeste tout, puis retourne au rien. 

Nous vivons figés dans des formes creuses. 

Rêves plus réels que Ie réel, pensées 

Plus fluides que l’eau, déjà sont morts ici. 

Toi, esprit couleur de jade, jaillissant, 

Créateur de mille voies, errant sans chemins, 

C’est partes yeux que nous percevons Ie beau, 

Nous qui portons Ie masque de la tristesse. 

Tant de soleils foulés au pied, tant de force 

Non formulée; notre plus riche néant chante: 

Jour après jour, nuit après nuit, vol blanc 

D’oiseau hors des monts, hors de connaissances 

De ce qui nous échappe, tu es au centre ‘ 

Errant de l’azur, amant de la mer!

Mu Tan (1918-1977)

vertaling: François Cheng

Cheng, Francois, Entre source et nuage – voix de poètes dans la Chine d’hier Et d’aujourd’hui, Paris 2002, (Albin Michel), p. 193


NANAS DE LA CEBOLLA

(Dedicadas a su hijo, a raíz de recibir una carta de su mujer en la que le decía que no comía más que pan y cebolla)

La cebolla es escarcha

cerrada y pobre:

escarcha de tus días

y de mis noches.

Hambre y cebolla:

hielo negro y escarcha

grande y redonda.

En la cuna del hambre

mi niño estaba.

Con sangre de cebolla

se amamantaba.

Pero tu sangre,

escarchaba de azúcar,

cebolla y hambre.

Una mujer morena,

resuelta en luna,

se derrama hilo a hilo

sobre la cuna.

Ríete, niño,

que te tragas la luna

cuando es preciso.

Alondra de mi casa,

ríete mucho.

Es tu risa en los ojos

la luz del mundo.

Ríete tanto

que en el alma, al oírte,

bata el espacio.

Tu risa me hace libre,

me pone alas.

Soledades me quita,

carcel me arranca.

Boca que vuela,

corazón que en tus labios

relampaguea.

Es tu risa la espada

más victoriosa.

Vencedor de las flores

y las alondras.

Rival del sol,

porvenir de mis huesos

y de mi amor.

La carne aleteante,

súbito el párpado,

y el niño como nunca

coloreado.

¡Cuánto jilguero

se remonta, aletea,

desde tu cuerpo!

Desperté de ser niño

Nunca despiertes.

Triste llevo la boca.

Ríete siempre.

Siempre en la cuna,

defendiendo la risa

pluma par pluma.

Ser de vuelo tan alto,

tan extendido,

que tu carne parece

cielo cernido.

¡Si yo pudiera

remontarme al origen

de tu carrera!

Al octavo mes ríes

con cinco azahares.

Con cinco diminutas

ferocidades.

Con cinco dientes

como cinco Jazmines

adolescentes.

Frontera de los besos

serán mañana,

cuando en la dentadura

sientas un arma.

Sientas un fuego

correr dientes abajo

buscando el centro.

Vuela niño en la doble

luna del pecho.

él, triste de cebolla.

tú, satisfecho.

No te derrumbes.

No sepas lo que pasa

ni lo que ocurre.

Michuel Hernández


WlEGELIED VAN DE UI

Gedicht geschreven in de gevangenis van Torijos tijdens de maand September in 1939, opgedragen aan zijn zoon Manuel Miguel, nadat hij van zijn vrouw een brief ontvangen had, waarin zij schreef, dat ze niets ander te eten had dan brood en ui.

De ui is als rijp,

schamel en gesloten:

de rijp van je dagen

en van mijn nachten.

Honger en ui,

zwarte sneeuw en rijp

groot en rond.

In de wieg van de honger

lag mijn kind,

en werd gezoogd

met het bloed van de ui.

Maar jouw bloed

was rijp van suiker

honger en ui.

Een donkerharige vrouw

lost zich op in de maan,

en vloeit geleidelijk uit

boven de wieg.

Lach, kindje,

en slok de maan op

als het nodig is.

Lach veel,

leeuwerik van mijn huis.

De lach in je ogen

is het licht van de wereld.

Lach zoveel,

dat je te horen, het heelal

in mijn ziel doet kloppen.

Je lach geeft me vleugels

en maakt me vrij,

ontdoet me van de eenzaamheid,

ontrukt me aan de gevangenis.

Mond die vliegt,

hart, dat bliksemt

op je lippen.

Je lach is het

zegerijkste zwaard.

Overwinnaar van bloemen

en van leeuweriken.

Rivaal van de zon.

Toekomst van mijn lijf

en van mijn liefde.

Het vlees klapwiekt,

het ooglid knippert onverhoeds,

en het kind krijgt kleur

zoals nooit voorheen.

Een en al distelvink

gevlieg en gefladder

ontstijgt je lichaam!

Ik ontwaakte uit mijn kindertijd.

Ontwaak nooit.

Mijn mond staat droef.

Blijf altijd lachen.

Blijf altijd in de wieg,

verdedig de lach

met hand en tand.

Zo hoog, zo uitgestrekt

is de vlucht van je wezen,

dat je vlees

een ontkiemde hemel lijkt.

Kon ik ook maar terug

daarheen, waar jouw

levensloop begint!

Op je achtste maand lach je

met vijf oranjebloesems,

met vijf piepkleine

wreedaardigheden.

Met vijf tanden

gelijk vijf opgroeiende

jasmijnen.

Ze zullen morgen de grens

van de kussen zijn,

als je ervaart dat je gebit

een wapen is,

als je een vuur van je

tanden voelt lopen, zoekend

naar het middelpunt.

Vlieg, mijn kind, naar de dubbele

maan van de borst.

Zij, triest door de ui,

jij, tevreden.

Ga niet ten onder.

Weet niet wat er omgaat

noch wat er gebeurt.

Vertaling: Germain Droogenbroodt

Hernández, Miguel, Flores de telarañas. Spinragbloemen. Poesía – poëzie. Selectie en vertaling Germain Droogenbroodt, Point 30, 6e jrg. 1992-1993, (Point International)


CASIDA DEL SIENTO

Arena del desierto

soy: desierto de sed.

Oasis es tu boca

donde no he de beber.

Boca: oasis abierto

a todas las arenas des desierto.

Húmedo punto en medio

de un mundo abrasador,

el de tu cuerpo, el tuyo,

que nunca es de los dos.

Cuerpo: pozo cerrado

a quien la sed y el sol han calcinado.

Cárcel de Ocaña, Mayo 1941


KASIDA VAN DE DORSTIGE

Ik ben het zand van de woestijn:

een woestijn van dorst.

Je mond is een oase,

waaraan ik mij niet laven mag.

Mond: oase, open

voor al het zand van de woestijn.

Vochtig oord temidden

van een verzengende wereld,

die van je lichaam, jouw lichaam,

dat nooit ons beiden toebehoort.

Lichaam: bron,

die dorst en zon hebben verkalkt.

Gevangenis van Ocaña, mei 1941

Vertaling: Germain Droogenbroodt

Hernández, Miguel, Flores de telarañas. Spinragbloemen. Poesía – poëzie. Selectie en vertaling Germain Droogenbroodt, Point 30, 6e jrg. 1992-1993, (Point International)


Tübingen, Jänner

Zur Blindheit über-
redete Augen.
Ihre – „ein
Rätsel ist Rein-
entsprungenes“ –, ihre
Erinnerung an
schwimmende Hölderlintürme, möwen-
umschwirrt.

Besuche ertrunkener Schreiner bei
diesen
tauchenden Worten:

Käme,
käme ein Mensch,
käme ein Mensch zur Welt, heute, mit
dem Lichtbart der
Patriarchen: er dürfte,
spräch er von dieser
Zeit, er
dürfte
nur lallen und lallen,
immer-, immer-zuzu.

(„Pallaksch, Pallaksch.“)

Paul Celan


Tübingen, januari

Ogen, om-

gepraat tot blindheid.

Hun – ‘een

raadsel is wat rein

ontspringt’ -, hun

herinnering aan

zwemmende Hölderlintorens, om-

zwermd door meeuwen.

Verdronken schrijnwerkers

op bezoek bij

deze 

duikende woorden:

kwam er, 

kwam er een mens,

kwam er een mens ter wereld, nu, met

de lichtbaard van

patriarchen: hij kon,

sprekende

van deze tijd, kon

vast

alleen nog maar lallen

en lallen, 

steeds en steeds

maarmaar.

(‘Pallaksj. Pallaksj.’)

vertaling: Ton Naaijkens

Celan, Paul, Verzameld werk. Vertaald en toegelicht door Ton Naaijkens, Amsterdam 2021, (Athenaeum-Pola& Van Gennep)

ene