Taal en talen en identiteit
Op de Duitse radiozender WDR 5 was onlangs Ernst Kausen te beluisteren. Ernst Kausen is wiskundige en taalwetenschapper die onlangs een uitgebreid werk over de talen van de wereld publiceerde (Die Sprachfamilien der Welt). De tekst is nog te beluisteren op: (http://www.wdr5.de/sendungen/scala/sprachfamilien-der-welt-100.html). Kausen onderzoekt ook de structuren van een taal en de taalgroepen die hierbij horen. Rond de 8000 talen zijn in zijn werk opgesomd. Momenteel worden er nog rond de 6000 talen op aarde gebruikt, maar de verwachting is dat over 3 generaties hoogstens de helft over is. Per jaar verdwijnen gemiddeld 35 talen, dat is een per 10 dagen. Dat is een tragische ontwikkeling want zij keren waarschijnlijk nooit meer terug.
Ook talen zijn in ontwikkeling. Maar de wereld wordt meer en meer uniform en velen passen zich aan de lingua franca aan. Momenteel is Engels de taal die over de hele wereld gebruikt wordt. Dat schept mogelijkheden voor de communicatie tussen mensen die elkaars taal niet spreken. Maar er zijn ook nadelen. Een groot nadeel is dat als de eigen taal verwaarloosd kan worden omwille van de nieuwe algemene taal. Met het verlies van de eigen taal gaat ook de oriëntatie vanuit die taal in de wereld verloren. Dat veronderstelt dat je taal je een instrumentarium levert om de wereld waar te nemen en te beoordelen. Je taal die je als kind hebt geleerd geeft je niet alleen een toegang tot de wereld maar bevat in het gebruik van begrippen en tekens ook een gevoelsdimensie en een vorm van waardering. Via je taal laat je zien wie je bent, waar je vandaan komt en waar je voor staat. Probeer maar eens in een taal die niet je moedertaal is uit te drukken wat je ten diepste voelt en ervaart. Dan moet je al heel wat nieuwe begrippen kennen, hun gevoelswaarde en de context waarin ze worden toegepast. Dat is niet velen gegeven.
Met het verlies van taal verlies je dus ook een stuk van jezelf en als een volgende generatie die taal niet meer spreekt gaat die band van je taal met je achtergrond helemaal verloren. Nou zullen de grote talen, talen met veel aanhangers, niet zo snel verloren gaan, maar de kleine talen, talen van kleine groepen mensen, lopen wel dit gevaar. Het verlies van taal is een verlies van diversiteit, van bijzonderheid en van een bepaald uniek leef- en denkpatroon dat verweven is met die taal. Bepaalde riten en gebruiken leunen vaak op die taal. Neem de taal/talen van de Aboriginals: hun taal kent veel aspecten. Niet alleen woorden en begrippen, spreektaal en schrijftaal, ook kunst, het landschap, de beschrijving van dromen, de uitvoering van rites en rituelen hoort daarbij en alles hangt met alles samen. Een als heilig ervaren plek in het landschap krijgt pas betekenis door de taal, de dromen die ermee samen hangen en de kunstuitingen die ermee verbonden zijn. Bij de Aboriginals is deze samenhang goed duidelijk gemaakt door de onderzoekers van de taal. Maar veel andere talen krijgen nauwelijks aandacht omdat mensen ergens in een uithoek van de wereld wonen en omdat niemand anders dan de eigen groep deze taal kan spreken. Indianenstammen in de Amazone, vergeten groepen in Azië, verbannen groepen die niet passen in de politieke opvattingen van de leiders die een land besturen; zoek maar eens op internet op de term indigenous peoples, je zult versteld staan van het aantal groepen die nog niet op onze zegmaar ‘vertrouwde’ wijze kennis en ervaring delen via internet, het Engels en de andere communicatiemiddelen die ter beschikking staan. Jacques Rousseau, de Franse filosoof, sprak over hen als de ‘nobele wilden’, maar dat is een romantisering die voortkomt uit de analyse van de wantoestanden in zijn eigen tijd. Rousseau wilde als het ware, zo zou je kunnen concluderen, een soort van ‘terug naar de natuur’, in zijn tijd al een onhaalbare zaak. Wild en nobel zijn kwalificaties die dan ook meer over Rouseau dan over de volken in kwestie zeggen. Aan romantiek heb je weinig in deze kwestie.
Als taal vormend is voor je identiteit, en dat is veel meer dan het feit dat je een taal leert en spreekt, betekent dat ook dat taal je het houvast geeft in deze wereld, de bodem waarop je staat. Als opleidingen hun cursussen steeds meer in het Engels gaan geven en de studenten verplichten in die taal te communiceren en hun werkstukken af te leveren gaat dit onherroepelijk gepaard met een verschraling, met een vorm van amateurisme in het beschrijven van de werkelijkheid omdat de nieuwe taal niet wordt toepast zoals de eigen taal. Je moet al heel wat jaren Engels spreken, lezen en schrijven (en welk Engels spreek je dan? Uit de VS of uit Engeland, of uit een derde wereldland?) om in die taal op gelijke hoogte te communiceren als in je eigen taal. Mij lukt dat zeker niet, daarvoor ben ik niet in de wieg gelegd omdat alleen al de uitspraak van bepaalde woorden onmogelijk is. Mijn tong is meer gewend aan Romaanse klanken en zinswendingen dan aan Angelsaksische klanken. Net als met Japans leren, als je van kinds af aan niet geleerd hebt hoe bepaalde woorden moeten worden uitgesproken leer je dat als volwassene ook niet meer. De anatomie van het lichaam kleurt dus mede de wijze waarop je een taal spreekt en kunt spreken. Daarnaast spelen natuurlijk ook voorkeur, affiniteit en betrokkenheid op een taal en land mee. Als je van de Franse cultuur houdt en je al half een Fransman voelt zal dat zeker meespelen in de wijze waarop je Frans inzet om te communiceren. Als je niets met een land en een volk hebt, of zelfs een afkeer ervan, zal dat zijn neerslag in de taal hebben die je spreekt. Voorkeuren, vooroordelen en argumenten om wel of niet iets te doen, spelen hierin een rol.
Als je dus wetenschappers wilt opleiden die uitstekend in staat zijn hun taal te spreken moet je rekening houden met hun affiniteit voor een taal. Anders kun je beter niet van hen verwachten dat ze in een taal communiceren die hun niet ligt. “Moeten ze die taal maar leren?” zou je verwachten. Zo eenvoudig ligt het dus niet. Leren gaat gepaard met liefde: je doet iets graag en dan gaat het soms en vaak vanzelf. Iets wat je tegenstaat kost energie en overwinningskracht. Je zult er nooit in uitblinken. Het is zoals Goethe in het toneelstuk Faust al zegt: “Mephistopheles: Du bist am Ende – was du bist.
Setz dir Perücken auf von Millionen Locken, Setz deinen Fuß auf ellenhohe Socken,
Du bleibst doch immer, was du bist.“(http://gutenberg.spiegel.de/buch/faust-eine-tragodie-3664/7) Een wijze les, ook als het gaat om identiteit en om taal.
John Hacking
28 september 2015
