Brandende betekenissen *

“Never try to convey your idea to the audience,” said Russian filmmaker Andrei Tarkovsky, “—it is a thankless and senseless task. Show them life, and they’ll find within themselves the means to assess and appreciate it.”

Een boek zoals de bijbel gaat volgens de Joodse rabijn en filosoof Marc Alanin Ouaknin vooral over handelingen en veel minder over geloof. Je handelingen in relatie tot God is, wat er toe doet. Zo vraagt God niet aan Mozes, als hij Mozes naderbij heeft gelokt via de brandende doornstruik in de woestijn, of hij in Hem gelooft. God daagt Mozes uit met Hem, via zijn Naam, op weg te gaan, de stap te wagen om het volk van Hebreeërs uit de gevangenschap van de Egyptische slavernij te bevrijden. Dat is een kwestie van doen en niet van geloven. Daarbij verteert de doornstruik niet tot as. Een natuurkundig verschijnsel dat eigenlijk niet kan en dat je dus ook niet met natuurkundige ogen moet bekijken. Opmerken dat het niet kan dus dat je het ook niet gelooft, levert je niks op. Want het gaat er niet om of je iets gelooft, maar of je net als Mozes zo voor God durft te staan: op blote voeten, los van alle bindingen, vrij om te horen en vrij om te gaan vervullen.

Wat in wezen hier gebeurt is existentieel van levensbelang: de elementen in de tekst en het geheel van de tekst zelf zijn betekeniselementen die iets over God willen uitdrukken maar die God absoluut niet willen en niet kunnen vastleggen. Elementen als doornstruik, vuur, as, woestijn, weg of pad, heilige grond, sandalen, losmaken van je sandalen, staan op heilige grond, vragen stellen, antwoorden, roepen, de naam noemen, ja-zeggen, ‘hier ben ik’ zeggen (hineni), en ga zo maar door, geven een richting aan, ze zijn een duiding, maar dan een betekenisverlening die niet halthoudt bij wat er wordt gezegd. Marc Alain Ouaknin schrijft: “De tekst brandt van betekenissen, maar wordt niet tot as herleid, wordt niet verteerd, want de betekenis is oneindig.”

Zoals de doornstruik niet is uitgebrand, veranderd in een hoopje as, weggewaaid door de wind, zo blijven de betekenissen standvastig naar elkaar verwijzen en verder dan elke horizon nieuwe betekenissen ontwikkelen. In feite zegt Ouaknin hier ook iets over God: God is niet vast te leggen, hoe zeer zijn naam ook brandt, zijn verschijning ook in vuur en vlammen opvlamt, het is vuur dat niet dooft, vuur dat in geen enkel kader past, dat zich door geen enkel voorwerp laat uitdoven, ook niet door de aard van een vergankelijke en brandbare struik. Ouaknin zegt dit over de hele tekst. Niet alleen over dat kleine stukje waarin gezegd wordt dat de struik niet tot as wordt. God zal aan Mozes zijn Naam openbaren: ook al weer een element dat betekenis op betekenis stapelt en dat niet vastligt in een definitie.

Ouaknin hierover: “Mozes wendt zich af van zijn route om zich te verbazen over een doornstruik die brandt maar niet verteert. God interpelleert hem door zijn naam tweemaal te herhalen, ‘Mozes, Mozes’, een roeping waarop hij antwoordt met een hineni, ‘hier ben ik’, hier ben ik aanwezig, aandachtig, in afwachting van uw woord.

God legt uit wat hij van Mozes verwacht: dat hij het volk van de Hebreeërs zou bevrijden uit hun slavernij in Egypte. En Mozes antwoordt dat de Hebreeërs hem zullen vragen: ‘Wat is zijn naam?’, ‘Wat is de naam van die god die jou naar ons stuurt?’ En God antwoordt: ‘Je zult hen zeggen dat ik Ehejeh asjer ehejeh heet’, letterlijk ‘ik zal zijn wat ik zal zijn‘, wat heel wat vertalingen weergeven door ‘ik ben hij die is‘, een onmogelijke vertaling, zoals ik al zei, omdat het werkwoord ‘zijn’ in feite in het Hebreeuws niet bestaat in de tegenwoordige tijd, uitgezonderd die ene keer in Exodus 9:3. Het koppelen van de eerste ‘ik zal zijn’ met de tweede ‘ik zal zijn’ gebeurt door het ‘betrekkelijk voornaamwoord’ (asjer) dat ook ‘geluk’ betekent (osjer)! De naam van God kan geen ‘ik ben’ zijn, maar enkel een ‘ik zal zijn’, de spanning van een project, een zich inschrijven in de dynamiek van een toekomst die zich opent, ‘daarginds’ (sjam), een woord dat ook naam’ (sjem) betekent en ‘hemel’, die men in het Hebreeuws uitdrukt als ‘twee daargindsen’ (sjamaj’im)!”

De naam van twee daargindsen is de verwijzing in de Naam van God – dat is zijn Naam, ik zal zijn wat ik zal zijn. Toekomst in meervoud, niet enkel in tweevoud want ‘wat ik zal zijn’ is niet een verdubbeling van een enkel gebaar gericht op de toekomst. Oneindige betekenis wordt hier onthuld in de zin van ‘ga maar op weg, je zult zien, elke stap een nieuwe, elke stap nieuwe betekenis, nooit af, nooit volledig, nooit definitief.’ Dat moet een gruwel zijn voor mensen die hechten aan vastigheid, aan definities, aan nauwkeurig en duidelijk omgeschreven goden die je daarom zo in je zak kunt stoppen. Ouaknin leest de tekst als een appèl aan ons, alsof wij net als Mozes voor deze brandende doornstruik zouden kunnen komen te staan.Hij schrijft: “Elke keer kan de lezer dit ‘brandend braambos’ opnieuw ervaren, zeggen ‘hier ben ik’ en een vreemd woord horen dat hem opdraagt zijn schoenen uit te doen, zijn veters los te knopen, zich te ontdoen van wat knoopt en sluit. Dit is de betekenis van heiligheid! Niet opgesloten zijn, je met laten opsluiten. Dan vindt de openbaring plaats. Geen openbaring van een zijn dat ‘is’ maar van een zijn in wording, Ik zal zijn wat ik zal zijn… De openbaring, en dat is het wonder, is die mogelijkheid om de weg te verlaten en een vraag te stellen, te zeggen: ‘waarom/madoe’a’, een prachtig Hebreeuws woord waaraan een van de anagrammen ontleed is, wat ‘rechtop staan’ betekent. Op het ogenblik van deze gebeurtenis is Mozes 80 Jaar! Doordat hij in staat is om z’n schoenen uit te doen en zich staande te houden op een been, toont hij dat hij zijn jeugdigheid bewaarde, wat de Talmoed als volgt formuleert: ‘Tot wanneer wordt een mens als jong beschouwd? Zolang hij in staat is zijn schoenen uit te doen terwijl hij zich staande houdt op een been. Zolang hij in staat is rechtop te blijven op een been!’”

Jong zijn is dus je schoenen kunnen uitdoen, hoe oud je ook bent, maar ook vrij zijn, vrij om de gebaande paden te verlaten, de ingesleten gewoontes. ‘Het is verboden om oud te zijn’, zo rabbi Nachman. Verboden om niet vrij te zijn. Opnieuw beginnen, heilige grond betreden en ontdekken dat alles ook anders kan, dat slavernij, knechting niet het laatste woord hoeven te hebben. Vrijheid wenkt als je van je route durft af te wijken, als je de vrijheid aandurft om op een woord, een roepstem te vertrouwen, die je bij je naam noemt en die je op weg zendt. Al lijkt het een onmogelijke opdracht, vrijheid is nooit kant en klaar, nooit een afgebakende weg, met vaste richtingwijzers. Vrijheid ontstaat onder je voeten, al gaande, lopende, vrijheid is het gaan zelf, de daad. Niet het geloof in het doel, de ambitie om de doelen te halen, staat hier centraal, maar het onbekende tegemoet treden door te doen wat er van je wordt gevraagd. Ook jij zit niet opgesloten in betekenissen, ook jij bent deel van een oneindig betekenisproces en je hoeft je niet aan te passen aan betekenissen alsof die de laatste en enige waarheid zouden verkondigen. Die gevangenis schep je zelf voor jezelf als je zo wilt denken. Vrijheid is durven aangaan dat betekenissen oneindig zijn en oneindigheid oproepen, dat het vuur nooit is uitgebrand, nooit gedoofd. Wat is dit vuur anders dan het vuur van de Geest, de Heilige Geest. Zonder deze is de wereld doods en koud, een grote gevangenis, een hel op aarde. De Geest dooft niet, de Geest is net als de betekenissen oneindig. Dat is de weg die Mozes wordt gewezen in de woestijn. In het verhaal zullen we zien dat er voortdurend zal worden gestruikeld over betekenissen die schijnbaar vast liggen en waar het volk zich aan vastklampt. Mozes heeft de taak telkens verder te kijken en zo te handelen dat de toekomst open blijft. Met vallen en opstaan. Maar hij komt een heel eind. Daarom staat de Torah, de Wet, op zijn naam, de Wet van Mozes: Mozes als bemiddelaar van Gods Woord in een oneindig proces van betekenissen. Durven wij dat aan in ons leven om die Weg te volgen of klampen we ons liever vast aan gelovige uitingen, (dogma’s) en geloofszekerheden die als het erop aan komt zijn als kaf in de wind?

John Hacking

29 mei 2018

bron:

Ouaknin, Marc-Alain, ¿God en de kunst van het vissen, Tielt 2016 (Lannoo)

 

abstract 4
abstract 4