Harde en zachte grenzen, volle en lege tekens…
Over virtualiteit en realiteit
Wat is werkelijk, wat is realiteit, wat schijn, nep, onwerkelijk? Dat is geen makkelijke vraag om te beantwoorden. Niet gemakkelijk omdat we menselijke wezens zijn en omdat ons waarnemingsvermogen lichamelijk is. Ook onze rationele vermogens berusten of bouwen voort op lichamelijke condities. Daarom is onze waarneming altijd resultaat van een beperkte selectie, we overzien nooit het geheel, de grenzen van wat voor ons werkelijk is en wat niet zijn vaag. Harde grenzen die de wetenschap beweert te kunnen stellen berusten toch op de menselijke waarneming van die grenzen, en al leggen techniek en machines die grenzen vast en kunnen ze in modellen worden gecontroleerd en bestudeerd, het blijft tot nu toe een mens die de conclusies trekt en die de machine programeert. Menselijke waarneming is vooringenomen waarneming omdat andere condities die waarneming sturen. “Je ziet wat je wilt zien”, “je ziet wat je kunt zien”, “je ziet wat je hoopt te zien” allemaal uitspraken die een zekere zin van waarheid bevatten maar die niet samenvallen met de werkelijkheid die ook nog daarbuiten zich manifesteert in andere vormen. De werkelijkheid is diffuus, different, veelzijdig en vooral veelduidig. Dat maakt dit soort vragen tot een brei van onmogelijke posities die nooit tot een definitief einde, een definitief antwoord leiden. Er is weinig tot geen zekerheid op het terrein van wat we als werkelijk beschouwen en wat we als (definitieve) waarheid kunnen beschouwen.
De Franse filosoof Baudrillard sprak over het verschijnsel “hyperwerkelijkheid” waarmee hij bedoelde dat wij in een “betekenisloze” omgeving leven. Baudrillards uitspraak “We leven na de orgie” ontstemde velen. “Alles kan en alles mag, alles is bevrijd en er zijn geen taboes meer, maar in de plaats van een opwindend feest levert dit een geweldig gevoel van leegte op. We leven in de hel van hetzelfde”, dixit Baudrillard (https://nl.wikipedia.org/wiki/Jean_Baudrillard)
Onze omgeving gelijk te stellen aan betekenisloosheid, tekens die leeg zijn en die om het even kunnen worden gevuld met betekenissen die even relatief zijn als het weer, noem ik een vorm van doorgeschoten radicalisering in het denken van deze filosoof. Het getuigt eerder van de afschuw van de moderne tijd dat alles kan en mag en dat niets meer waarde schijnt te hebben. Morele verontwaardiging kleurt hier het denken over de werkelijkheid. In de ogen van Braudillard nemen wij de werkelijkheid waar aan de hand van voorgekookte beelden uit de media, de film en andere beeldverspreidende organen. Ook in de wereld van de kunst telt niet meer het originele werk maar de naam van de kunstenaar die het werk heeft gemaakt. Beroemde namen, beroerde prijzen, dat wil zeggen, prijzen die elke werkelijke waarde te boven gaan. Het kunstwerk wordt een statusbezit. Baudrillard noemt het kunstwerk een genaamtekend voorwerp, de naam van de kunstenaar bepaalt de waardering ervan. De kritiek van Baudrillard snijdt tot op zekere hoogte hout maar zijn analyse van deze problematiek is in mijn ogen te eenzijdig. Baudrillard spreekt over lege tekens, betekenisloze tekens, die om het even kunnen worden gevuld met betekenissen. Maar wat is teken, wat is inhoud en wat is vorm als het over tekens gaat die ook een relatie hebben met de werkelijkheid? Is alles slechts verwijzing, duiding, aanduiding, ook elke vorm van betekenis slechts een alternatief, een mogelijkheid, een slag in de lucht? Wat is de relatie tussen virtualiteit en realiteit in onze digitale wereld die meer en meer beheerst wordt door het gebruik en in de inzet van machines? De computer als machine die onze werkelijkheidswaarneming voorkookt en gestalte geeft? Bestaan er wel echt lege tekens, of zijn alle tekens op de een of andere wijze gevuld omdat ook een vorm die geen inhoud heeft toch een werkelijkheid vertegenwoordigt? Hier zitten we midden in de problematiek van het teken: wat is een teken, wat is de materiële werkelijkheid van het teken en wat de ideële werkelijkheid ervan? In de semiotiek is dit probleem niet echt opgelost en ook daar kan men niet echt de vraag beantwoorden wat werkelijkheid is.
Ik probeer me maar vast te houden aan het lichaam als uitgangspunt: de mens als een zelf in een lichaam en met een lichaam, een zelfbewustzijn dat het lichaam tot uitgangspunt heeft ook al is dat zelf zich dat niet altijd even bewust. Een lichaam heb ik een autotopos genoemd, een zelfplaats, een topos waar het zelf ontstaat en zich manifesteert. Via de machine zoals de computer kan dit zelf zich ook manifesteren buiten zijn lichaam in een digitale werkelijkheid met virtuele middelen. Gaming is het meest duidelijk voorbeeld op dit moment, maar ik kan me ook voorstellen dat aansluiting van onze hersenen op een computer kunnen leiden tot de beleving van andere vormen van (in zekere zin virtuele) werkelijkheid. Weten we nog wat waar en niet waar is als deze ontwikkelingen doorzetten? Baudrillard is een pessimist. Hij is negatief gestemd. Een kunstwerk is ook meer dan de naam van de maker, een kunstwerk onttrekt zich aan de maker en zijn duiding zodra het klaar is. De toeschouwer gaat er mee aan de haal. De betekenissen die de toeschouwer eraan toekent vallen buiten het domein van de kunstenaar. Als die betekenissen vooral in klinkende munt worden neergezet, het zij zo. Maar de economische waardering van een kunstwerk is er slechts een en bepaalt niet het uiteindelijke proces van betekenisgeving.
In mijn geschilderde landschappen gebruik ik vaak een foto als uitgangspunt voor het landschap dat daarna ontstaat. Werkelijk is in deze de foto, een object dat verwijst naar een werkelijk landschap maar door het gebruik van een apparaat een typische vorm van waarneming wordt van het oorspronkelijke landschap. De foto is een teken maar eigenlijk veel meer dan dat. De foto berust ook op een aantal vooronderstellingen. Je zou je ook kunnen voorstellen dat de foto niet verwijst, maar op zich staat. Een stukje papier met kleur, met lijntekening waarin we dan, omdat we ermee vertrouwd zijn geraakt, een landschap herkennen.
Voor mij is de foto een verwijzend teken, een teken dat wijst op een landschap dat voor mij van betekenis is, omdat ik er betekenis aan toe ken. In mijn schildering van het landschap erom heen krijgt die duiding een extra dimensie omdat ik verf in zet om emotie en beleving weer te geven, gevoelens, impressies, die dit landschap op de foto bij me oproepen. Impressionistisch en expressionistisch werken worden hier in mijn beleving in elkaar geschoven. Door beide stromingen ben ik dan ook beïnvloed vanaf de eerste dagen dat ik een kwast heb aangeraakt. Nu ik ouder ben kan ik daarop terugkijken, kan ik erover reflecteren. In eerste instantie was het vooral intuïtie, expermenteren en kijken naar werk van kunstenaars uit de impressionistische en expressionistische traditie.
Belangrijk in dit proces was ook het besluit om terug te grijpen op oudere tradities zoals het zelf maken van verf en het procedé van de landschapschildering in de traditie van Japan en China. De visie van het Taoïsme die doorwerkt in Japanse en Chinese schilderkunst werkt ook door in mijn werk, maar dan op een geheel eigen wijze, aangepast aan deze tijd in dit maatschappelijk bestel. Ik geloof dat de betekenissen uit andere tradities kunnen worden opgepakt en doorgegeven. Maar dan op eigen wijze, ze gaan door je heen en ze komen tot uiting in nieuw werk.
Zo is mijn landschap een verwijzing. Dubbel zelfs, via de foto en via het landschap wat er om heen ontstaat. De foto legt een verband, vormt een brug met een andere manier van kijken naar de werkelijkheid, de foto die ondanks haar zeggingskracht toch de schilderkunst niet heeft verdrongen. In feite herhaal ik in mijn werk de discussie aan het begin van de ontdekking van de fotografie over de waarde van het schilderij en de nieuwe toegevoegde waarde van de fotografie aan de duiding van de werkelijkheid. Ik ben pas halverwege, nog aan het experimenteren, aftasten, verkennen, duiden. Mijn werk spreekt voor zich als je er voor open wilt staan. Dat laatste heb ik niet in de hand. Hoeft ook niet. Ik heb geen naam in de kunstwereld, dus van overschatting heb ik geen last en ook niet van kopers die mijn werk kopen voor het verhogen van hun status. In mijn ogen is dat een absurde wereld, zeker als je bedenkt hoe sterfelijk je bent.
John Hacking
20 juni 2018
naar aanleiding van het begrip “leeg teken” in relatie tot mijn werk als landschapsschilder
Meer afbeeldingen van mijn werk: Saatchi – Weebly – Behance
