
De figuur van Nietzsche blijft fascineren. Hij is meer dan 100 jaar geleden overleden, de laatste elf jaar van zijn leven bracht hij door in een inrichting, beroofd van zijn verstandelijke vermogen. Hij werd patiënt, afhankelijk van de zorg van anderen. Dat had hij zich waarschijnlijk anders voorgesteld toen hij teksten schreef over de ‘wil tot macht’, de Übermensch’, de eeuwige wederkeer en ‘Amor Fati’. Ook over die laatste periode in zijn leven is veel geschreven en gespeculeerd. Ook over de mogelijke oorzaken voor zijn lijden. Zie bijvoorbeeld deze tekst op internet: https://web.archive.org/web/20040317225535/http://home.cfl.rr.com/mpresley1/fn.pdf
De schrijver en psychiater Irvin D. Yalom schreef een roman over Nietzsche waarin deze optreedt als gesprekspartner en patiënt van de arts Josef Breuer, ook bekend als leermeester van Sigmund Freud. In deze roman verbindt Yalom inzichten uit de ‘later ontstane psychoanalyse’ met het gedachtengoed van Nietzsche, met zijn relatie met Lou Andreas Salomé, (zie de korte film: https://vimeo.com/222284215) en het (fictieve) leven van Jozef Breuer. Zo had het kunnen zijn. Maar zo is het niet gegaan. Yalom heeft een mooie roman geschreven die voelt als een zoektocht.
Gedreven door de fascinatie voor Nietzsche heeft hij geprobeerd zijn denken te verbinden met de “Sternstunde” van de psychoanalyse. Ik heb een aantal citaten uit deze roman bij elkaar gezet omdat ze (voor mij) aanleiding geven tot overdenking. De citaten heb ik verzameld uit deze roman omdat ze me aanspraken. Ze vormen voor mij geen onomstotelijke waarheid. Ik zie ze eerder als een soort van ‘gras’ om op te kauwen en in de ‘vier magen’ te verwerken. Misschien komt er dan ook nog melk uit, maar dat blijft ongewis.
Nietzsche zegt bijvoorbeeld:
Maar een van mijn granieten zinnen is: “Word wie je bent.” pag. 77
Word wie je bent, dat ben je waarschijnlijk nog niet, omdat er misschien teveel andere dingen je aandacht opeisen. Omdat er teveel op je netvlies staat dat een heldere blik op jezelf, op je kern, vertroebelt. Waar ben je dan de hele tijd mee bezig, zodat je niet toe komt aan je zelf, aan zelfinzicht, zelfkennis, diepgang? Waardoor word je afgeleid en laat je je afleiden? De hele tijd met de aandacht gericht op zaken die weg voeren van jezelf? En waarom doe je dat, waarom heb je dat nodig? Vermoed je dat je daardoor je (echte) verlangens kunt bevredigen?
Maar ook de vanzelfsprekendheid waarmee dit geponeerd wordt: word wie je bent, is niet zo vanzelfsprekend. Wie ben je? Wat ben je en is datgene wat je bent hetzelfde als wie je bent?
Wat is je kern, is er wel een kern, is er wel een einddoel en natuurlijk een begin? Uit een enkel citaat wordt dat natuurlijk niet duidelijk. Misschien heeft Nietzsche deze gedacht ontleend aan Goethe. Goethe laat in Faust Mephistopheles zeggen:
MEPHISTOPHELES: Du bist am Ende – was du bist. Setz dir Perücken auf von Millionen Locken, setz deinen Fuß auf ellenhohe Socken, du bleibst doch immer, was du bist.
Ik heb hierover veel uitgebreider geschreven in mijn tekst over het zelfbeeld en mensbeeld in relatie tot het lichaam en de lichamelijkheid van de mens:
https://levenshorizonten.files.wordpress.com/2019/07/2017-bew-wereldbeeld-als-lichaam.pdf, vooral op pag. 82 en volgende waarin ik ook inga op fragmenten van Nietzsche uit het werk “Also sprach Zarathustra” – een boek dat ik reeds op jonge jaren verslond. Maar dat je telkens weer kunt blijven lezen omdat de worsteling van Nietzsche met zingeving en levensdoel actueel blijft en eigenlijk nooit een definitief antwoord krijgt.
Als waar is dat “Vom Tode hebt alles Denken an” (Franz Rosenzweig) dan kan de dood een startpunt zijn van reflectie over het eigen leven. De dood als grens aan het leven kan ons misschien bewust maken van het leven dat we leiden en dat we zouden willen leiden: Yalom laat Nietzsche hierover zeggen in de roman:
De smaak van de dood in mijn mond heeft me objectiviteit en moed gegeven. Het is de moed om mezelf te zijn die het belangrijkste is. pag. 107
De smaak van de dood in zin mond, dat klinkt alsof hij de dood bijna letterlijk lichamelijk smaakt. Zoals de smaak van as, als je mescal drinkt. De dood zo proeven, lichamelijk binnen laten komen. Dat experiment is niet zonder resultaat. Maar de moed om jezelf te zijn, om jezelf diep in de ogen te kijken heeft wel een prijs die niet mals is:
Wanhoop is de prijs die een mens betaalt voor zelfinzicht. Als je diep in het leven kijkt, zul je altijd wanhoop vinden. pag. 150
Dat is nogal wat: zelfkennis betalen met wanhoop. De dood die het inzicht geeft en de oproep om jezelf te zijn, en als je eenmaal dan ook nog naar jezelf durft te kijken in alle eerlijkheid daagt de wanhoop aan de horizon, of ligt de wanhoop op de bodem van de put van je diepste zelf. Daar zijn niet veel mensen blij mee, vermoed ik. Nietzsche is er onder gebukt gegaan, als je Yalom mag geloven. Maar Nietzsche is stoer, hij blijft volhouden dat dit zijn levensweg is, in de roman.
Een vraag zou je kunnen stellen naar aanleiding van dit citaat: als deze diagnose klopt, ben je dan bereid deze prijs te betalen? Of is de prijs te hoog en koester je jezelf liever in een naïef optimisme, een blijmoedigheid die van de ellende van de wereld niets wil weten omdat je die eigenlijk niet aan kan? Deze tegenstelling tussen wanhoop ervaren en accepteren, wanhoop als basis onder je bestaan, als inhoud van je zelfkennis, tegenover naïef optimisme, is natuurlijk erg kort door de bocht. Het is niet zwart of wit. Maar het is wel een feit dat in onze huidige samenleving alles op alles wordt gezet om de mens te verstrooien, om hem bezig te houden, af te leiden, sensatie en genot te bieden. Maar er blijft ook, zo vermoed ik, een verlangen naar het transcendente, de verticale dimensie in ons bestaan omdat het horizontale niet voldoet, of niet genoeg antwoord geeft op de vraag naar zin en een zinvol bestaan. Alle afleiding ten spijt, we worden er niet gelukkiger van.
De filosoof Giovanni Rizutto gaat hierop in als hij schrijft over levenskunst die bemiddelt tussen de uitersten, ik citeer een groot deel van zijn betoog omdat zo de portee duidelijk wordt en ook de ontstaansgeschiedenis van dit streven naar afleiding, het horizontale verlangen in onze tijd en onze maatschappij:
Ik citeer:
“Wij zijn het nu zelf die invulling geven aan ons bestaan. De loodzware last van de traditie is eindelijk van onze schouders gevallen. Zoals gezegd voelt dit als een bevrijding maar ook als een onomkeerbaar verlies. Dit laatste heeft te maken met een onuitroeibaar verlangen naar transcendentie of iets dat ons in kwalitatieve zin omvat, ongeacht of dit nu God, het absolute, de boeddhistische leegte (sūnyatā) of iets anders is. Naar onze overtuiging zal een laatmoderne levenskunst, waarin de wil tot zelfbepaling of autonomie zo’n beslissende rol speelt, met dit verlangen rekening moeten houden. Toch is de hier in grove lijnen getekende historische schets misleidend. Deze suggereert namelijk een geleidelijke toename van ontvoogding en mondigheid die zijn hoogtepunt bereikt in onze tijd. Vooral na de Franse revolutie, zo gaat het verhaal, zetten modernisering en individualisering onder alle lagen van de bevolking zich in steeds sneller tempo door. De met afkomst gegeven sociale status gaat dan plaatsmaken voor zelf verworven verdienste. Sociologen en filosofen hebben zich afgevraagd of dit werkelijk het geval is. Foucault en Bauman wijzen erop dat de-traditionalisering niet zozeer de opmaat is tot persoonlijke autonomie maar slechts een verandering in de wijze waarop sociale controle werkt. ‘Empirisch blijkt echter dat de verregaande de-traditionalisering of modernisering, die ontegenzeggelijk heeft plaatsgevonden, niet tot noemenswaardige individualisering heeft geleid, toch niet als men onder individualisering de autonomie van het individu ten opzichte van de verschillende vormen van sociale controle verstaat. De opvattingen, smaken, houdingen en keuzes van mensen blijken nog steeds sterk voorspelbaar op basis van de verschillende elementen die een rol spelen in de sociale controle. ‘2 De-traditionalisering heeft inderdaad als resultaat dat onze keuzes niet meer verticaal worden opgelegd. Maar daar is wel een horizontale sturing voor in de plaats gekomen die macht uitoefent via disciplinerende instituties zoals scholing, massamedia, reclame en televisie. ‘De individuen mogen of moeten nu keuzes maken, maar via uitgebreide socialisatie en beïnvloeding wordt vormgegeven aan de factoren die hun keuzes bepalen, zoals smaken, opvattingen, vaardigheden, emoties, kennis … ‘3 We maken deel uit van een symbolische samenleving waarin gedrag gestuurd wordt door de productie en mobilisatie van een arsenaal aan symbolen en verleidelijke tekens die door massamedia en scholing worden verspreid. Levenskunst is wel voorgesteld als alternatief voor het wegvallen van ideologische of levensbeschouwelijke bepalingen. In de leemte die deze hebben achtergelaten, zou levenskunst een ideale speelruimte aantreffen en uiteindelijk voor zich kunnen opeisen. Maar wanneer deze ruimte onmiddellijk ingenomen wordt door nieuwe sturingsmechanismen komen we bedrogen uit.
We moeten daarom altijd op onze hoede blijven, wat levenskunst nog urgenter maakt. Omdat onze pas verworven vrijheid en ontvoogding illusies blijken te zijn of in ieder geval veel minder onproblematisch dan we dachten, is er voor levenskunst een belangrijke kritische en hygiënische taak weggelegd. Zij kan ons leren om te laveren tussen het naïeve optimisme van volledige autonomie en onderworpenheid aan een microfysica van de macht die ons ongemerkt disciplineert. Dit is precies de opdracht die de late Foucault zich heeft gesteld. Hij bepleit een eigentijdse levenskunst die tegenwicht kan bieden aan de beheers- en machtstechnieken die het subject constitueren. Foucault spreekt van zelftechnieken of manieren om het zelf vorm te geven. In tegenstelling tot zijn vroege werk veronderstelt hij nu dat we ons toch in zekere mate kunnen onttrekken aan collectieve processen.
Ondanks de vele subtiele machtspraktijken die ons disciplineren, beschikken we over een marge van vrijheid die het mogelijk maakt invulling te geven aan het eigen bestaan. De voorwaarde voor levenskunst is hiermee gegeven. Zo’n levenskunst staat nooit los van de sociale context want altijd zal er sprake zijn van een wederzijdse doordringing van individu en samenleving. Onze subjectiviteit wordt onvermijdelijk mede geconstitueerd door institutionele machtspraktijken. Dit hoeft geen bezwaar te zijn, tenminste wanneer we er ons bewust van zijn. Levenskunst heeft als taak een juiste balans te vinden tussen autonomie en collectieve machtspraktijk. Dit is geen gemakkelijke opdracht. Niet in de laatste plaats omdat institutionele machten ‘vloeibaar’ zijn geworden en aan onze grip (ons begrip) dreigen te ontsnappen. In een op drift geraakte gekinetiseerde wereld nemen ze een Proteus-achtige gedaante aan. De socioloog Bauman zegt het zo:
[D]e overgang van de ‘vaste’ naar ‘vloeibare’ fase van de moderniteit: dat wil zeggen, naar een toestand waarin sociale vormen (structuren die individuele keuzes beperken, instituties die zorgen voor routines, voor aanvaardbare gedragspatronen) hun gestalte niet langer kunnen behouden (en waarvan dit ook niet wordt verwacht), omdat zij sneller uiteenvallen en wegsmelten dan de tijd die vereist is om ze vaste vorm te geven en daarna te stollen […] een levensverwachting die korter is dan de tijd die nodig is voor het ontwerpen van een samenhangende en vaste levensvisie, en zeker korter dan de tijd die het realiseren van een individueel ‘levensontwerp vereist.4
We leven in vloeibare en vluchtige tijden waar alles zo snel gaat dat onzekerheid sluipend zijn intrede doet. Dit heeft niet alleen gevolgen voor levenskunst als poging tot een individueel levensontwerp, maar ook voor onze verhouding tot de ander. ‘Intermenselijke banden, die ooit een veiligheidsnet vormden waaraan grote en langdurige investeringen van tijd en inspanning waren besteed, en die dit offer van onmiddellijke en individuele belangen […] worden steeds zwakker.’5
Opportunistisch gedrag zegeviert. Het gaat minder om het naleven van regels, duurzaamheid en langetermijndenken, dan om flexibiliteit en ‘de bereidheid om snel van tactiek en optreden te wisselen, en zonder spijt afspraken en loyaliteiten te verbreken – en alle mogelijkheden die beschikbaar zijn uit te buiten, eerder dan eigen vaste voorkeuren te volgen. ” Joep Dohmen schrijft dit gedrag op het conto van de liberale opvatting van autonomie als zelfbeschikking en niet-inmenging. Het is deze nadruk op negatieve vrijheid die een fnuikende invloed heeft op de sociale cohesie en onze betrekkingen met de ander. De verenging van het vrijheidsbegrip leidt uiteindelijk tot narcisme, grootheidswaan en een ziekelijke preoccupatie met ons ‘dikke ik’. Vooral bij veel jongeren is dit gedrag patent. Zij kennen nauwelijks plichten maar alleen rechten. Het ontbreekt hen aan zelfdiscipline, ze zijn allergisch voor inspanning en willen nergens moeite voor doen. Er heerst onder hen een houding van I want it all and I want it now. Heel kwalijk is dat men in het onderwijs, waar nog enigszins corrigerend opgetreden kan worden, al voor deze passieve mentaliteit is gezwicht. In plaats dat weerzin tegen inspanning wordt afgestraft, beloont men leerlingen door lessen op te leuken of nieuwe, minder veeleisende methoden te introduceren zoals competentie gestuurd onderwijs. Zoals de schooldirecteur Bint, uit de gelijknamige novelle van Bordewijk, zegt: ‘Ik eis van de leraar dat hij zich niet inleeft in het kind, dat hij niet daalt. Ik eis van het kind dat het zich inleeft in de leraar, dat het klimt.’7 We willen geen pleidooi houden voor een terugkeer naar het verleden dat ook gepaard ging met intolerantie, paternalisme en botte machtswellust. Maar zonder twijfel is de democratiseringsgolf vanaf de jaren zestig doorgeschoten naar minachting voor alles wat maar enigszins naar pedagogische en cognitieve autoriteit riekt.
Noten uit deze tekst:
2 M. Elchardus, Sociologie, een inleiding, Amsterdam, 2007, p. 376.
3 Ibid.
4 Z. Bauman, Vloeibare tijden, leven in een eeuw van onzekerheid, Zoetermeer, 2011, p. 15.
5 Ibid., p. 17.
(einde citaat)
bron Rizzuto, Giovanni, Mediale levenskunst. Een interculturele polyloog, Brussel 2014, (ASP), pag. 12-15
Ik heb Rizzuto wat uitgebreider geciteerd omdat hij mijns inziens een redelijk adequaat beeld schetst van de maatschappelijke situatie waarin wij ons momenteel in het Westen bevinden. Ook deze beschrijving valt niet een op een samen met de werkelijkheid, maar Rizzuto geeft de tendensen in onze samenleving goed weer. Als het verlangen in een mens zo sterk is om te genieten, om zijn diepere verlangens te vervullen, maar niet weet hoe hij dat moet aanpakken, als dat verlangen de dreigende kracht is in een mensenleven, zou je mogen hopen dat hij dat verlangen dan ook op de juiste objecten richt, op een manier die echt bevrediging kan schenken. Dat wil zeggen: zodat je ten diepste tot je recht kunt komen. Religies begeven zich al eeuwen op dit terrein en proberen (verticaal gerichte) antwoorden te geven, Nietzsche zet zich echter hier tegen af omdat religies volgens hem alleen maar de ‘slavenmoraal’, de onderwerping aan het gezag, stimuleren. Yalom zelf is ervan overtuigd dat Nietzsche nog steeds een actuele boodschap heeft in het licht van bovenstaande. Hij laat Nietzsche zeggen:
In die brief stelde ik dat er een basisindeling is in de wegen van de mens: zij die gemoedsrust en geluk verlangen moeten geloven en het geloof omarmen, terwijl zij die de waarheid willen zoeken van gemoedsrust moeten afzien en hun leven moeten wijden aan onderzoek. pag. 193
Ook dat is misschien kort door de bocht door alle gelovigen op een hoop te gooien, alsof geloof niet samen kan gaan met grote twijfel, alsof je niet van de ene kant naar de andere kant kunt zwenken, “Himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt”? Van de bergen tot in de dalen en omgekeerd. Het volledige citaat van Goethe luidt zo en dat werpt weer een ander licht op de zaak:
Klärchens Lied
Freudvoll
Und leidvoll,
Gedankenvoll sein,
Langen
Und bangen
In schwebender Pein;
Himmelhoch jauchzend,
Zum Tode betrübt –
Glücklich allein
Ist die Seele, die liebt.
Johann Wolfgang von Goethe (Erstdruck 1788)
Een liefhebbende ziel die heen en weer wordt gegooid tussen hoop en vrees, tussen de angst om afgewezen te worden en te worden aanvaard, een ziel die daarmee model staat voor de ervaring van de wereld, de werkelijkheid, de omgang met het diepste verlangen. In de roman van Yalom krijgt de relatie van Nietzsche met Lou Andreas Salomé een heel eigen inkleuring. We weten het fijne er niet van maar Yalom laat Nietzsche lijden aan deze stuk gelopen relatie. Zou het zo kunnen zijn dat het pessimisme van Nietzsche, zijn radicale antwoorden op de dood van God, ook een resultaat zijn van persoonlijke nederlagen, het niet in staat zijn tot een menselijke liefdesrelatie met een partner? Komt daar de wanhoop vandaan omdat Nietzsche niet meer gelooft dat een relatie met een partner mogelijk is? En gooit hij het daarom maar over de filosofische boeg?
Wanhoop kan in de ogen van Yalom/Nietzsche met angst gepaard gaan, en als je jezelf niet hebt gevonden weet je misschien niet waar die angst vandaan komt of vandaan kan komen. De ervaring van wanhoop als kern in het bestaan, onder je bestaan, en de keuze om hiermee om te leren gaan vraagt moed. Het zou wel eens zo kunnen zijn dat hieruit het idee van de Übermensch is geboren: leren omgaan met de wanhoop, eigenlijk over je eigen schaduw heen springen, ondanks de angst die daarbij komt. Nietzsche zegt in de roman over die angst:
Nadat ik me dit twintig jaar heb afgevraagd, geloof ik nu dat angsten niet geboren worden uit duisternis; nee, angsten zijn als sterren – altijd aanwezig, maar onzichtbaar bij het felle daglicht. pag. 186
In de beleving van Yalom/Nietzsche zijn er veel mechanismen die verhinderen bij jezelf te komen. Plicht is er een van. De maatschappij legt je diverse taken en plichten op, maar dat wil niet zeggen dat je daardoor ook dichter bij jezelf komt, bij de kern van je wezen. Religie is een andere hindernis. In de roman wordt een beeld van Nietzsche geschetst van een man die niemand durft en die niemand kan vertrouwen. Over de plicht bijvoorbeeld wordt gezegd:
Als je jezelf niet hebt gevonden is “plicht” alleen maar een eufemisme voor het gebruiken van anderen om jezelf belangrijker te maken. pag. 271
Plicht is dus in dit licht een opstapje tot zelfverheerlijking, jezelf in een beter daglicht presenteren. Maar als je zo handelt, zo voortdurend bedacht bent op je publieke profiel, je uitstraling, je facebook-look, dan ben je ook altijd weg van jezelf. Dat heeft ook gevolgen voor de relatie met iemand anders, de wijze waarop je deze relaties gestalte geeft. Als de ander alleen maar nodig is om contact te hebben zodat je jezelf niet alleen voelt, is er iets aan de hand. Hoe vaak hoor ik niet van studenten dat ze hun hele agenda hebben volgepland om het spook van de verveling, de eenzaamheid en het alleen zijn te verjagen. Yalom/Nietzsche schrijft/zegt:
‘Ik bedoelde alleen dat je, om een volkomen relatie met iemand anders te hebben, die eerst met jezelf moet hebben. Als we niet bestand zijn tegen ons eigen alleen-zijn zullen we de ander uitsluitend gebruiken als schild tegen de eenzaamheid. pag. 301
Rizzuto die ik boven uitgebreid heb geciteerd schrijft over levenskunst als een manier om met de dichotomieën in het leven om te gaan zonder dat de tegenstellingen worden verdonkermaand. Zelfkennis is een weg daartoe maar ook die route wordt tegenwoordig commercieel uitgebuit door allerlei heelmeesters met simpele oplossingen die jou het geluk van de wereld beloven, de ultieme overwinning op jezelf en de dingen die een hindernis kunnen vormen in je leven. Rizzuto schrijft, ik citeer:
“De praktijk van zelfkennis en zelfbezinning is geen vrijblijvend navelstaren maar vereist oefening en discipline. Al bij de antieken vonden deze oefeningen hun materiele weerslag in dagboeken, korte lapidaire aantekeningen en brieven. Bovendien is zelfkennis altijd gesitueerd en maakt zij deel uit van een sociale context waarin de ander verdisconteerd is. Omdat we onszelf alleen in de spiegel van de ander kunnen kennen, is hij mede constitutief voor ons bestaan. Uiteindelijk zal zelfbezinning leiden tot een persoonlijke waardeoriëntatie op basis waarvan we invulling geven aan onze levenshouding. De sociale context van levenskunst was men zich bij antieke wijsheidscholen al bewust. Daar veronderstelden zelfzorg en zorg voor de ander elkaar. Kort gezegd is levenskunst voortdurend verantwoording afleggen en het leven niet op een onbewuste, impulsieve en ongereflecteerde aan ons voorbij laten gaan. Nu bestaan er ook populaire varianten van levenskunst zoals lifestyle, zelfmanagement, positief denken enz. die de markt overspoelen. Hoe verhouden deze invullingen van levenskunst zich tot filosofische levenskunst? Populaire levenskunst gaat voorbij aan het geleidelijke levenslange proces van toewijding en discipline dat kenmerkend is voor filosofische levenskunst. Ze laat zich voor het karretje spannen van een gekinetiseerde markt en komt tegemoet aan luiheid en ongeduld. Deze levenskunst pretendeert een remedie te zijn voor een wereld die ten onder gaat aan vlijt en vervreemding, maar houdt deze in werkelijkheid in stand. Daarom is ze even vluchtig en alleen toegespitst op klachtenbestrijding en illusoir instant geluk. Bovendien schroeft ze door haar ongefundeerde optimisme het verwachtingspatroon veel te hoog op en overschat daarmee de maakbaarheid van het leven. Filosofische levenskunst is realistischer en bescheidener. Die ziet ons leven als een ambivalent fenomeen waarin ze een bijdrage wil leveren aan de realisering van een beperkte mate van autonomie.”
Yalom heeft oog voor de onbegrijpelijke en onvatbare dimensies van ons bestaan. Het mislukken van zingeving, van duiding van het leven, de dood als uitkomst, de weg die dood kan lopen omdat de mens mislukt. Misschien is Nietzsche ook wel mislukt. Omdat hij geen relatie met een partner kon aangaan, omdat liefdesverdriet zijn blik troebel en donker maakte zoals in de roman wordt geopperd. De metafysica, het de werkelijkheid overstijgende perspectief is er een van leegte, het niets. Nietzsche/Yalom zegt in de roman:
…sinds mijn kinderjaren geloof ik al dat het leven een vonk is tussen twee identieke leegten, de duisternis voor de geboorte en die na de dood. Pag. 256
Het niets, de leegte, een begrip en een werkelijkheid die ook in het werk van Rizzuto terugkeert vanuit de invalshoek van het Boeddhisme, hoeft niet alleen maar negatief te worden opgevat. Rizzuto is daar zelfs heel positief over. Maar dat is ook een kwestie van definitie, verdieping en reflectie op deze thematiek. Maar daarover een andere keer meer.
Niet alles is hopeloos, niet alles is wanhoop, zo denk ik. Als je in de penarie zit, als ellende je deel is geworden, als je geen uitweg meer ziet, kan een ander perspectief je helpen om weer wat licht aan het einde van de tunnel te zien. Nietzsche noemt dat het kosmisch perspectief:
‘een kosmisch perspectief verzacht het tragische altijd. Als we maar hoog genoeg klimmen, zullen we het punt bereiken vanwaar de tragedie er niet tragisch meer uitziet.’ pag.225
Maar kun je dat, uitstijgen boven je eigen situatie, het dingen in een ander licht proberen te zien, verder op afstand, verder weg, zodat ze je niet meer direct kunnen raken. Zodat je niet totaal in beslag wordt genomen door de situatie waarin je verkeert? Dat is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan. Maar toch is er hoop, zijn er ontsnappingsmogelijkheden, hoeft het hier en nu niet alleen maar een gevangenis te zijn. Er is zelfs een glimp op te vangen van de eeuwigheid, een alles overstijgende ervaring in het hier en nu. Niet als een voortduren van een (abstract opgevatte) tijd, maar “im Augenblick”, een uitdrukking die ook de Franz Rosenzweig in de Stern der Erlösung werd gebezigd. Yalom laat Nietzsche zeggen:
Wat onsterfelijk is, is dit leven, dit moment. Er is geen leven na de dood, geen doel waarop dit leven is gericht, geen apocalyptische rechtbank, geen vonnis. Dit moment bestaat voor eeuwig en jij, jij alleen, bent je enige publiek. pag.270-271
Als eeuwigheid te beleven valt in het ogenblik moeten we misschien ook niet meer willen. Zekerheid is er niet, de grens van de letterlijke dood is absoluut. We moeten het dus doen met de aandacht voor het heden, het hier en nu, leven in het moment, van moment tot moment. Misschien komt dit wel het best tot uitdrukking als je helemaal opgaat in een taak, als je met al je aandacht kunt tuinieren, schilderen, schrijven, wandelen, praten, uitkijken over de horizon.
Natuurlijk, niet alles kan worden gezegd en is geschikt om te worden uitgesproken. Yalom zegt me de mond van Nietzsche:
U vraagt zich af wat een conversatie zou zijn waarin niets ongezegd bleef – ik denk dat de eigenlijke naam daarvan Hel is. pag. 103
Een zekere donkerheid, een troebelheid in het bestaan is nodig om de werkelijkheid te kunnen ervaren en vol te houden. Vaagheid is net zo belangrijk als helderheid, licht als donker. Stel dat wij alles zouden opmerken, alles zouden meekrijgen, dat zou niet vol te houden zijn. Misschien is ziek worden wel een gevolg van spanningen die wij niet in ons leven kunnen hanteren omdat het ‘gewoon te veel is’ wat op ons bordje komt, omdat we geen toegang ertoe hebben. Yalom speelt daarop in als hij Breuer met Nietzsche over ziektes en ziek-zijn laat converseren:
Men kiest of selecteert strikt gesproken geen ziekte, maar men verkiest spanning – en de spanning zoekt de ziekte uit!’ pag. 109
…-‘misschien zijn symptomen boodschappers van een betekenis en zullen ze alleen verdwijnen wanneer hun boodschap wordt begrepen,… pag. 237
Stel dat dit waar is, dit laatste, hoe kom je er dan achter wat de betekenis is, en hoe je jezelf een eindje op weg kunt helpen? Hoe vinden we de juiste melodie in ons leven waarop we kunnen dansen, leven, genieten en ervaren dat we het aan kunnen? Yalom verwijst zelfs naar Jezus, naar zijn focus op het Rijk van God. Alles achter je laten, gaan voor de toekomst van Gods rijk, dat komende is, dat er als is en dat er nog niet is, het is aanstaande, het groeit, zegt Rosenzweig. Het rijk van God vraagt alle aandacht, niet achterom kijken, maar vooruit. Lucas 9, 51-62 gaat hierover. Yalom schrijft:
‘Er was een wijze, joodse leermeester’, viel Nietzsche hem in de rede, ‘ die zijn volgelingen aanried met hun vader en hun moeder te breken en de volmaaktheid na te streven. Dat had een goede stap kunnen zijn voor een oneindig veelbelovende knaap! Dat had de juiste dans op de juiste melodie kunnen zijn.’ pag. 203
Er vol voor gaan, je leven richten op een ultiem doel buiten jezelf, dat is de kern van deze boodschap. Niet jij staat centraal, maar iets buiten jou, niet jouw autonomie, maar een vorm van heteronomie, iets wat groter is dan jezelf. En als je hieraan durft toe te geven, als je hierop durft te vertrouwen, word je misschien vanzelf getrokken, geduwd, ondersteund door dit streven. Maar het volgen van Jezus is niet gemakkelijk. Daarover gaat mijn overweging op 30 juni j.l.
In onze wereld zijn er veel verleiders, veel soorten messiaanse boodschappers die zichzelf via populistische praatjes wijsmaken dat ze de wereld kunnen redden. Niet het verstand maar de driften, de emoties voeren de boventoon. Met alle gevolgen van dien. Yalom zegt:
‘Josef, het probleem is dat wanneer we de rede laten varen en lagere vermogens gebruiken om mensen te beïnvloeden, we uiteindelijk een lager, goedkopere mens krijgen.’ pag. 225
Hoe leer je jezelf goed kennen, wanneer durf je diep in je eigen ziel te kijken, wanneer word je zo wakker dat je niet meer gelooft in goedkope praatjes die anderen je voorhouden. Denk zelf, is een mooie uitdrukking. Laat je niet onder krijgen door angsten en andere emoties die je worden aangereikt door mensen die er hun beroep van hebben gemaakt. Maar hiermee zitten we midden in de penarie: als wanhoop deel uitmaakt van je diepste zelf, als gevolg van zelfkennis, als angst daar wezenlijk bij hoort, wat moet je dan met de boodschappen van angst die je elke dag krijgt voorgeschoteld door machtsbeluste politici? Nietzsche zelf gruwde van de Duitse politici in zijn tijd, hij verafschuwde het racisme, het antisemitisme van Richard Wagner en zijn zus. Hij gaf een ‘Pfennig’ voor de politieke leiders en filosofen in zijn tijd. Denk zelf en denk diep. Dat is zijn uitnodiging. Uiteindelijk is er slechts een uitkomst in de ogen van Nietzsche. De dood maakt een einde aan elk mensenleven, maar zelfs de dood is volgens Nietzsche/Yalom niet zonder vruchten. Yalom schrijft:
Weer was Nietzsche vastbesloten en duidelijk: ‘ Iedereen is de bezitter van zijn eigen dood. En iedereen moet die op zijn eigen manier ten uitvoer brengen. Misschien – alleen maar misschien – bestaat er een recht om iemand zijn leven af te nemen. Maar er bestaat geen recht om iemand zijn dood af te nemen. Dat is geen troost. dat is wreedheid.
Breuer drong aan. ‘Zo zelfmoord uw keuze kunnen zijn?’
‘Sterven is moeilijk. Ik heb altijd geloofd dat de ultieme beloning van de doden is dat ze niet meer hoeven dood te gaan.!’ pag. 79
De dood als absoluut einde, mijn einde, mijn uiteindelijke perspectief. Dat is een waarheid als een koe die pas echt doordringt als het zover is en dan kan ik het niet meer navertellen. Misschien was Nietzsches zoektocht hoe dan ook toch een poging om een antwoord te vinden op het definitieve oordeel van de dood. Wat blijft er over, wat blijft achter, wat heeft kracht, zeggingskracht genoeg om te blijven bestaan? Is Nietzsche hierachter gekomen? Komen wij er ooit achter? Staan blijft dat wij zoekenden zijn, zoekenden blijven…een eeuwig verlangen, maar een vervulbaar “Ewigkeit im Augenblick”, het ogenblik, misschien ook wel in de blik van de ogen die je aankijken? De eeuwigheid in andermans blik, eeuwigheid in het moment van overgave, toevertrouwen, opgaan in die blik. Veel kijkgenot.
John Hacking
1 juli 201921
Citaten uit:
Yalom, Irvin D., Nietzsches tranen. Roman van een obsessie, Amsterdam 2014 (Balans)
Literatuur:
- Rizzuto, Giovanni, Denkend aan niets. Naar een filosofie voorbij ietsisme en nihilisme, Leusden 2018, (ISVW Uitgevers)
- Rizzuto, Giovanni, Bergen en rivieren. filosofische meditaties naar aanleiding van een koan, Rotterdam 2011, (Asoka)
- Rizzuto, Giovanni, De reis van Gilgamesj. Over dood en eschatologische verbeelding, Brussel 2011, (ASP)
- Rizzuto, Giovanni, Mediale levenskunst. Een interculturele polyloog, Brussel 2014, (ASP)

Geen kinderachtige blogs en u verlangt wel veel van uw lezers. Ik kom terug, want ik kan u wel vertellen dat ik het druk krijg. Met foto’s is het net zoals met gedichten, ze moeten wel ergens op slaan en als ze het niet snappen, ben ik niet helemaal koosjer . . . Mijn zuster in Sylt houdt van katten, ze had er altijd twee, dus fotografeer ik katten en Holland met prachtig weer en daarvan geniet ze heel intens . . . Als, andere ook mee willen genieten is oké . . .
Me katjes gaat de hele wereld over. Elfriede, * http://www.friedabblog.wordpress.com * Amsterdam, 12 juli 2019 DOEI !!!
LikeGeliked door 1 persoon