
Herdenking overledenen Radboud Universiteit
Studentenkerk 1 november 2021
Vergankelijkheid
Zich verheffend
Terwijl de bergtoppen en valleien dieper worden
Het schemerige geluid van de cicade
Zingend over een dag
Die al voorbij is
Dōgen
Wees voorzichtig
wanneer je mijn as verstrooit.
De rozen bloeien.
Luc Barbé

Lied: Korn das in die Erde
Tekst: Jürgen Henkys
Korn, das in die Erde, in den Tod versinkt,
Keim, der aus dem Acker in den Morgen dringt.
Liebe lebt auf, die längst erstorben schien:
Liebe wächst wie Weizen, und ihr Halm ist grün.
Über Gottes Liebe brach die Welt den Stab,
Wälzte ihren Felsen vor der Liebe Grab.
Jesus ist tot. Wie sollte er noch fliehn?
Liebe wächst wie Weizen, und ihr Halm ist grün.
Im Gestein verloren Gottes Samenkorn,
Unser Herz gefangen in Gestrüpp und Dorn –
Hin ging die Nacht, der dritte Tag erschien:
Liebe wächst wie Weizen, und ihr Halm ist grün.
Tijd
Tijd- het is vreemd, het is vreemd mooi ook
nooit te zullen weten wat het is
en toch, hoeveel van wat er in ons leeft is ouder
dan wij, hoeveel daarvan zal ons overleven
zoals een pasgeboren kind kijkt alsof het kijkt
naar iets in zichzelf, iets ziet daar
wat het meekreeg
zoals Rembrandt kijkt op de laatste portretten
van zichzelf alsof hij ziet waar hij heengaat
een verte voorbij onze ogen
het is vreemd maar ook vreemd mooi te bedenken
dat ooit niemand meer zal weten
dat we hebben geleefd
te bedenken hoe nu we leven, hoe hier
maar ook hoe niets ons leven zou zijn zonder
de echo’s van de onbekende diepten in ons hoofd
niet de tijd gaat voorbij, maar jij, en ik
buiten onze gedachten is geen tijd
we stonden deze zomer op de rand van een dal
om ons heen alleen wind
Rutger Kopland
Lied: Dans nos obscurités
Taizé, Jacques Berthier
Dans nos obscurités,
allume le feu qui ne s’éteint jamais.
Als alles duister is,
ontsteek dan het vuur dat nooit meer dooft.

DROMEN DROMEN
Ik droomde dat je thuis was lief
je kwam licht uit de auto, ik sliep,
ik hoorde vogels, rook seringen,
jij draaide aan de knop van de radio
die aan mijn hoofdeind stond.
Uit elk station kwamen verwonderlijk
belangwekkende fragmenten.
Ik droomde ook dat ik gedroomd had
dat ik in de keuken stond
en dat het aanrecht in stukken brak-
marmeren brokken. Ik nam in elke hand
een scherf want dacht ik, misschien
is dit een droom, en bracht mijn handen
langzaam bij elkaar, om het marmer
te horen ketsen, maar het ketste niet.
Ik vond het prettig dat je thuis was;
kon je de droom vertellen. Ja zei jij,
ja dat doet een droom, je voelt iets in je hand
dat er niet is, dat is bekend.
Toen ging de telefoon. Zo heerlijk, dacht ik
Dat jij thuis bent, ik slaap nog even door .
Jij neemt wel op. Ik hoorde je spreken.
Hij rinkelde en rinkelde totdat ik wakker werd
en rende. Verdriet om sterven is bekend
verdriet van scheiden niet geacht. En
doden weten niet hoe ze ontbreken.
Judith Herzberg
Overdenking
“Oog in oog met de vergankelijkheid van het leven kunnen we zeggen dat de toekomst nog niet bestaat, dat het verleden niet meer bestaat en dat het enige dat werkelijk bestaat, het heden is. We kunnen ook zeggen dat de toekomst niets is, dat het verleden ook niets is en dat de mens voortkomt uit het niets; dat hij het leven is ‘binnen geworpen’ en bedreigd wordt door het niets. Hoe kan een mens dan ‘met het oog op de vergankelijkheid van het menselijk bestaan’, een zin vinden in het leven?”
Deze woorden stammen uit 1947 uit de mond van Viktor Frankl, een psychiater die een aantal concentratiekampen overleefde en die daarna de logotherapie ontwikkelde. Een vorm van therapie waarin vooral zingeving centraal staat. Zin vinden in ons leven, in een leven dat voorbijgaat, een leven waarin we ooit zelf zullen sterven, maar waarin we ook afscheid moeten nemen van anderen, dierbaren, ouders, kinderen, familie, vrienden. Geconfronteerd met een groot verlies, de dood van een dierbare, lijkt het leven soms alle zin verloren te hebben. Waarom hij, zij, waarom zo op deze wijze, bij een ongeluk, een zware ziekte, een zelfdoding, waarom zo jong, waarom zo plotseling, vragen we dan. Platitudes over de dood en dat we allen moeten sterven, helpen dan niet. De pijn is te schrijnend, het verdriet te groot.
En het duurt heel wat tijd, het kost heel wat ruimte, heel wat tranen en verdriet voordat het leven weer een beetje in zijn plooi valt. Voordat er weer toekomst is. Hanny Michaelis, de dichter schrijft:
HOE KAN ik ademen
met je dood als een brok
in mijn keel?
Hoe kan ik lachen
nu het onherroepelijke vonnis
mijn mond verzegeld heeft?
In een houten kist
gaat de toekomst
tot ontbinding over.
Ik voel hoe ik langzaam
maar zeker bevries.
Toch blijf ik ademen.
Toch lach ik, oudergewoonte.
En dat is misschien
het ergste van alles.
Vergankelijkheid, ons leven vergaat. Alles is in beweging – niets staat echt stil. De dagen vlieden, en gaan over door de trechter van het heden naar gisteren. Maar alles wat voorbij is, alles wat verleden is, alles wat is geweest is daarmee eeuwig. Het kan niet meer worden veranderd. Het is er voor altijd. Viktor Frankl beziet dat positief. Wij maken in het hier en nu, in het heden, keuzes, wij zijn verantwoordelijk voor ons leven en onze daden, voor wat beklijft. Je kunt op vele manieren naar je leven kijken: een land dat wordt afgemaaid, steeds blijft er minder over – of een kalender met steeds minder blaadjes. Frankl stelt dat je ook anders kunt kijken: je kunt ook kijken naar de oogst die je hebt opgeslagen ná het maaien, de verzameling blaadjes op de stapel. Alles wat je hebt doorstaan, aan lijden, de gevechten die je hebt gewonnen tegen de zinloosheid, de ervaringen van gedeelde liefde, kortom alles wat er in je leven heeft plaatsgevonden, ze vormen één grote verzameling aan ervaringen, een verleden dat niemand je kan ontnemen, dat eeuwig is, dat kostbaar is.
Frankl getuigt van een positief mensbeeld, van een mens die verantwoordelijkheid durft en wil dragen voor zijn daden. Die positief wil antwoorden op de vragen die het leven hem stelt. Natuurlijk lukt dat niet altijd. Gaat er veel fout. Het verleden is daarmee een soort logboek, alles staat erin opgetekend. De dierbare die overleden is, is daarmee de geschiedenis van zijn leven geworden, hoe goed of hoe slecht het ook geweest mag zijn. Hij is zijn eigen hel of zijn eigen hemel geworden, zo zegt Frankl. Maar voor ons, de omstanders, de achterblijvers is dat niet altijd duidelijk. We kunnen vaak niet op deze wijze naar een leven kijken. Dat kost tijd. Alles moet bezinken, vooral de eerste pijn, het eerste verdriet. Bij de dood blijven wij achter met lege handen, zo lijkt het. We staan machteloos tegenover de dood. Tegenover deze onmetelijke kracht die alles doet vergaan. Wat blijft over? De dichter Hans Groenewegen schrijft over een dode geliefde:
Ontij
I
Wie zoek je? Ze is niet hier.
ze at as die als fijn rijp
over de grashalmen lag
wat raap je op? Wat scherven
water, zuurstof, scherven vuur,
en gruis, van deernis het gruis
wie raak je aan? Iemand werd
uit je lijf gelost, iets laat
een leegte in je vieren
wat wil je? Wat ze drinken
wat ze zien, horen, ruiken
betasten zou, willen zou, zeggen,
wat zij over dit alles en altijd
had kunnen willen zeggen
II
De grond waarop je stond, valt,
in de hand genomen, door
de vingers heen, droogste grond,
op je schoenen, op de uitgegraven
losse grond waarop je staat.
Je strekt je arm, de hand lekt
de rest grond, op het klein deksel
in de afgrond
je hoort dat je niemand vond
Zo gaat het met de liefde, zo gaat het met ons leven: de dood is onbarmhartig. Maar in ons hart, onze geest, onze ziel, bewaren wij de warmte die ons verbindt, die ons verbond met elkaar, de woorden die wij wisselden, de liefde die we deelden. Dat is eeuwig, opgeslagen in ons verleden, onuitwisbaar. Een grond om op te staan. En elke dag weer kunnen we elkaar hierbij vasthouden, elkaar vertellen over wat was en wat zal zijn als we deze liefde, dit verdriet, deze pijn delen.
En je zult merken, dat geen kracht sterker is dan gedeeld verdriet, gedeelde liefde. Strek je handen uit, houd elkaar vast, kijk elkaar aan, herinner je en spreek. En soms in gedeeld samen zwijgen, in weten van elkaar, wordt de eeuwigheid waarin je geliefde dierbare is opgeborgen, even tastbaar, even voelbaar. Kostbaar. Daarom wens ik allen heel veel moed, heel veel kracht en heel veel liefde om samen met elkaar het verdriet en de pijn te delen, een nieuwe schat toegevoegd aan het heden dat toekomst omzet in verleden. Vergankelijkheid met eeuwigheidswaarde.

Herdenking
Een sneeuwstorm valt altijd in het niet bij de gedachte
aan een sneeuwstorm. Ja: koud. Ja: wind. Maar niet
de tijdloze ervaring van een blinde wereld, niet
het stilzetten van de maalstroom, geen stormoog
vol spierwitte gratie.
Toen stond opeens de zomer voor de deur.
De eerste hitte zonder jou. Rouwbleek een schokkerige
achtervolgingsscène in een duistere steeg
op een stralende dag. Hoe hier opeens in het donker
in de zon, waar ik je eindeloos misloop?
In het midden van een menigte die de huid afwerpt
om verder te zwermen krijg ik je terug. Eerst in flitsen,
dan gedachten aan jou zo compleet
als een rijzig recept, dwarrelen lang genoeg
om weer eens af te dwalen, als in de periferie
van een sneeuwstorm die iets goeds verwoestte.
Ik kom er niet uit. Je valt nooit in het niet.
Lieke Marsman
Gebed
Wat zonder woorden in ons leeft:
het beeld waarvan wij geen gestalte kunnen maken;
wat eeuw na eeuw in mensen is gelegd:
geheim dat anders is dan ieder lied en elk gebed.
Wat wij van U niet weten, niet begrijpen;
wat wij verlangen en onuitsprekelijk missen:
dit heimwee; deze glimlach, die geen geluid is en geen mond
zal dat het zijn dat Gij van ons tot U zult nemen?
Zal het iets zijn dat in en om ons hoofd ligt
als wij het buigen om uw zegen?
Of zal het deze stilte zijn waaruit wij vele malen
‘Onze Vader’ zeiden?
Wanneer wij leven, moeten wij ook sterven.
Het is alleen uw liefde die ons kent voorbij de dood.
Het is uw groot geheim dat ons geheim zal redden
en bergen, waar het hoort: in uw eerste licht,
in uw laatste woord.
Fum van der Ham
Lied: Hymne à la Nuit
Jean-Philippe Rameau
Ô Nuit!
Viens apporter à la terre
le calme enchantement de ton mystère.
L’ombre qui t’escorte est si douce,
si doux est le concert de tes voix
chantant l’espérance,
Si grand est ton pouvoir
transformant tout en rêve heureux.
