Ruimterituelen

“Wir tranken das Blut wie Wasser. Getrieben von Durst, Hunger, wir tranken es aus Übermut. Nachdem wir das Schwein abgestochen hatten, rührten wir das Blut ein paarmal in der Emailleschüssel um und tauchten unsere Becher hinein. Manche tranken einen ganzen Liter, am liebsten kalt, weil es so besser hinunterglitt. Es schmeckte süss, wie ein sehr süsser Muscadet, erfrischend, und den Appetit verdarb es auch nicht, es tat im Gegenteil dem Magen gut. Jedesmal nach dem Mittagessen in der Kantine, es gab Kaldaunengulasch oder Schmorfleisch, gingen wir mit einem Stück Brot und frischen Paprikaschoten in die Fettschmelze hinunter und brieten Fleisch oder Speck, soviel wir nur herunterschlingen konnten. Wir waren ungemein kräftig.”

In de film “Narayama-bushi kô” uit 1983, De ballade van Narayama van de Japanse regisseur Shohei Imamura bestaat het volgende gebruik: oude mensen die op leeftijd zijn gekomen en die voor de gemeenschap geen echte bijdrage meer leveren en alleen maar voedsel kosten worden op een goede dag door de oudste zoon naar een plek in de bergen gebracht om daar te sterven van de honger. In ons verhaal brengt de zoon zijn moeder naar die plek. Hij heeft er erg veel moeite mee terwijl zijn moeder erop aan blijft dringen dat hij die taak volbrengt. Uiteindelijk eindigt de film hiermee. Dat dit niet zo vanzelfsprekend is bewijst een andere verhaallijn in de film waar een zoon zijn oude vader weg wil brengen, maar de vader verzet zich. Halverwege de reis wordt de tegenspartelende vader in het ravijn gegooid. Botten van geraamtes langs de weg tonen aan dat het einddoel vaker niet gehaald wordt. Op de stervensplek in de bergen liggen echter ook talloze overblijfsels van dode lichamen, een teken dat deze traditie al heel erg oud is.

Het is een ritueel dat op een humane wijze tracht te regelen dat de voedselvoorraad voor hen bestemd blijft die nog toekomst hebben. Het ritueel is echter alleen maar humaan als de persoon die het betreft om weggebracht te worden er ook klaar voor is en ermee instemt. Anders ontbrandt een strijd en overwint de sterkste. Meestal is dat niet de oude vader of moeder. Misschien is dit voorbeeld een extreem geval van een zelfgekozen dood, extreem omdat de dood plaatsvindt als gevolg van honger en dorst, maar de serene beelden van een mediterende langzaam stervende persoon, iemand die er klaar voor is, komen op mij niet zo negatief over. De rituelen waar wij voor kiezen tijdens de ouderdom om oude mensen te verzorgen en te laten sterven zijn niet per sé humaner dan de zelfgekozen dood door versterving. De emotionele belasting rond het besluit om euthanasie toe te passen op verzoek van de persoon zelf, de afhandeling daarvan en de complicaties daarom heen zijn niet te onderschatten. Euthanasie zou je een ritueel kunnen noemen om de dood te verwelkomen en om het leven af te sluiten door een redelijk abrupte ingreep. Het is een vorm van heterotopie die de overgang gestalte geeft in een vorm van handelen waarin alle partijen betrokken zijn op en eigen wijze en die door dit ritueel met elkaar verbonden worden op een nog ongekende wijze.

Na de dood vinden er rituelen plaats om met het dode lichaam om te gaan. Wij kennen in het Westen de begrafenis en de crematie. In India werd en wordt de crematie vaak in het openbaar uitgevoerd. In Tibet bestond de praktijk het lichaam in stukken te snijden en aan de gieren te voeren. In delen van Afrika werd een lichaam in de hut begraven, zo was de dode steeds bij de levenden aanwezig. Begrafenisrituelen zijn er in alle soorten en maten en ik noem ze hier omdat ze een belangrijk deel uitmaken van de rituelen rond het lichaam.

Aan de andere kant van het spectrum staat de geboorte van een nieuwe mens. Geboorterituelen zijn er ook overal op de wereld. In de christelijke ritus is de doop, de onderdompeling in het water, in feite een nieuwe tweede geboorte die hier gevierd wordt. Bijpassende objecten zoals doopkleding, bepaalde cadeau’s (ook streek en plaatsgebonden) en voorwerpen spelen hierbij een rol. Ook op deze praktijk ga ik nu niet nader in omdat dit te ver voert. Ik sta dus niet echt stil bij de rites de passage en ook niet bij religieuze riten (en hun symboolwaarde) in religieuze ruimtes zoals tempels en kerken.

Ik beperk me tot een selectie van rituelen met betrekking tot het lichaam die voortbouwen op datgene wat reeds boven is gezegd en die vooral te maken hebben met het begrip ruimte, leefruimte en woonruimte. En met het tijdelijk karakter daarvan wat kenmerkend is voor een heterotopie als tegen-ruimte/niet-ruimte/doorgangs-ruimte en vreemde-ruimte.

Wat de ballade van Narayama ook laat zien is dat het gezin, de familie geconcentreerd is in een woonruimte, een huis. Daar speelt zich een groot deel van het leven af, zeker in de winter als de sneeuw het gaan buiten tot het minimum beperkt omdat hij metershoog ligt. Het gezin zit dus dicht op elkaar en een begrip als privacy is nauwelijks ontwikkeld of bekend. In het huis draait het naast de huishoudelijke taken zoals kleding verstellen of maken, schoonmaken, het maken van gebruiksvoorwerpen of andere zaken waar de wintertijd goed voor is (muziek maken, verhalen vertellen) vooral om voedsel. Het opslaan en het bereiden van voedsel. De voorraadplaats waar het voedsel wordt bewaard is belangrijk. Een gezin in de film, dat het niet breed heeft en leeft van het stelen van de voorraad van anderen wordt, als de diefstal ontdekt wordt, collectief door de dorpsgenoten in een grote kuil gegooid en levend begraven. Dat is de straf voor diefstal van zo iets belangrijks als voedsel. Voedsel staat voor leven en voor overleven, zeker in tijden van schaarste waar het land niets opbrengt.

Focussen en verzameld worden

“Die innere Form einsammeln,

die an den gleichen Stellen wie die andere anfängt,

aber die dann

wie ein Krug zum eigenen Durst geht.

Die Form einsammeln, die kein Gegenbild von irgend etwas ist,

die sich nicht um die Welt kümmert,

auch nicht um die anderen Formen,

und die sich angeblich manchmal

nicht einmal um den eigenen Körper kümmert, der sie hält.

Sie an ihrer umgekehrten Quelle einsammeln,

an ihrem umgekehrten Ausbruch,

an ihrer Geste derart inniger Intensität,

dass sie die andere Seite erschaffen könnte.

Die einzige Form einsammeln, die uns einsammeln

und die andere verschwinden lassen könnte,

die sich nach aussen hin irrte.”

Roberto Juarroz – Vertikale Poesie

Kernplaats in het huis (was) is de haard of de plek waar het vuur gestookt wordt: dat geeft niet alleen warmte maar daar vindt ook de voedselbereiding plaats en in Japan het koken van het water voor de thee. Deze vuurplaats verzamelt de mensen in het huis om zich heen, het geeft hen warmte en de ogen zijn gericht op het vuur: de haard heeft de kracht om de omstanders erop te laten focussen. Eduard Kaeser beschrijft dit als volgt als hij spreekt over het “ding” (in de trant van Martin Heidegger):

“Ein Ding ist fokal: ein Lebensherd. Es sammelt und versammelt funktionelle und zeremonielle Aspekte des Alltagslebens. […] in und durch unsere Physis, in unserer ganzen körperlichen Teilnahme und unserem körperlichen Engagement. Noch vor einer oder zwei Generationen gehörten in mitteleuropäischen Städten Holzhacken oder Kohleschleppen zum normalen häuslichen Alltag im Winter. Zweifellos war damit vieles verbunden, was durch die moderne Zentralheizung als überwunden gilt: Körperliche Anstrengung, unregelmäßige Temperaturverteilung in den Räumen, Feuergefahr. Aber umgekehrt kann man darin auch einen Verlust der Qualität Wärme sehen, eine Entkörperlichung der Wärme. Das Ofen- oder Herdfeuer birgt in sich eine körperliche, sinnliche, imaginative und a fortiori-erotische Qualität. So gesehen, ist der Herd nicht nur Quelle thermischer Energie, sondern auch Sammlungsort vitaler menschlicher Bedürfnisse: Lebensherd im wahrsten Sinn des Wortes.

Wie Gaston Bachelard in seiner Psychoanalyse des Feuers zu bedenken gibt, kann es von Vorteil sein, den Blick auf Praktiken früherer Epochen und anderer Kulturen freizumachen von einem „starrsinnigen Utilitarismus”. Wir sollten aufhören, uns „den vorgeschichtlichen Menschen unter dem Gesichtspunkt von Unglück und materieller Not vorzustellen”. In diesem Sinne ist es wahrscheinlich auch eine allzu technikdiktierte Vorstellung, das Werkzeug sei nur eine Entlastung des „primitiven” Menschen. Womöglich war das, was wir aus heutiger Sicht bloß als Last und Plackerei betrachten, dem frühen Menschen durchaus auch Quelle der Lust. „Vielleicht waren unsere Vorfahren viel empfänglicher für die Lust, viel weniger empfindlich gegenüber dem Leiden,” schreibt Bachelard:

„Das wohlige Gefühl der körperlichen Liebe hat wohl auf viele Erfahrungen der Urmenschen ausgestrahlt, Man braucht Zeit und Geduld, um ein Stück Holz in Brand zu setzen, indem man es in die Rille eines zweiten, dürren Holzstücks einführte. Aber für ein Wesen, dessen ganze Träumerei sexuell ausgerichtet war, mag dieses Verfahren sehr angenehm gewesen sein. Vielleicht hat der Mensch bei dieser zärtlichen Verrichtung singen gelernt. Jedenfalls ist es eine unverkennbar rhythmische Arbeit, eine Arbeit, die dem Rhythmus des Arbeiters entgegenkommt (..) Sobald man zu reiben beginnt, verspürt man die außen entstehende Wärme und zugleich das wohlige Gefühl einer angenehmen Betätigung.””

“Dingen” in de ruimte zoals het haardvuur of van de ruimte (een berg, een rivier, een boom) zijn dus in staat om mensen, lichamen, om zich heen te verzamelen en hen te laten focussen in de omgang ermee. Dit focussen wordt door Kaeser een antropologische constante genoemd die kenmerk is voor de mens. Maar niet alleen natuurlijke dingen ook de moderne techniek en de voortbrengselen hiervan vallen volgens Kaeser hieronder. Het bestaan van het internet, het gebruik van de mobile telefoon zijn voor mij hier voorbeelden van. De Tv-uitzendingen die bij bepaalde gebeurtenissen miljoenen aan de buis kluisteren, sportgebeurtenissen, demonstraties, acties voor bepaalde zaken het zijn allemaal vormen van rituelen waarbij verzamelen (verzameld worden) en focussen centraal staan en waarbij vaardigheden worden gevraagd die de hele mens, het hele lichaam betreffen.

Op het eerste gezicht hebben technische apparaten het kenmerk dat ze handelingen aan het gezicht onttrekken. Handelingen die tot doel hebben het leven te veraangenamen want daarvoor wordt de techniek ingezet. Apparaten nemen handelingen over. Ook in het negatieve geval als het de oorlog betreft. Het geweer als middel om de vijand te doden neemt het handwerk van hakken en steken met het zwaard over. De bajonet op het geweer is eigenlijk een tussenfase omdat het geweer te weinig kogels heeft om effectief te zijn en omdat de stormloop op de vijand gehuldigd wordt als aanvalswapen. De eerste wereldoorlog wordt modern genoemd vanwege de inzet van allerlei oorlogstuig maar in feite zijn het de soldaten die de opmars bepalen omdat veelal het lopen van de infantrie-eenheden het tempo bepaalt. En dat lopen is niet effectiever dan het tempo van de Romeinse legers die per dag soms 40 km konden afleggen met bepakking. Tweeduizend jaar lang is daar geen verandering in gekomen.

De legers te paard zijn altijd kleine legers gebleven omdat paarden kostbaar zijn en moeilijk te vervangen omdat er een gebrek aan is. In de Eerste Wereldoorlog werden paarden van particulieren gevorderd omdat ze nodig waren voor de oorlog. De meesten zijn nooit meer terug gezien opgeofferd aan de moloch van het ontketende geweld. De mongolen waren eigenlijk het enige volk dat effectief het paard heeft ingezet om grote delen van de toenmalige wereld te onderwerpen maar dat duurde maar net zolang als er mensen waren om de macht politiek en administratief te handhaven en aan dat laatste ontbrak het.

Daarin zijn de Romeinen tot op heden onverslaanbaar gebleken door eeuwenlang een administratief en militair apparaat op de been te houden dat zijn weerga niet kende. Vermoedelijk heeft geen andere cultuur onze Westerse samenleving zo bepaald en beïnvloed als de Romeinse en is het verval van deze cultuur, een proces van decennia en eeuwen, al heel lang en nog steeds onderwerp van gesprek. Wat de Romeinen hebben laten zien is dat zij uitstekend gebruik hebben gemaakt van de ruimte en dat in velerlei opzicht. Ze hebben hun leger ingezet om de ruimte te veroveren en te consolideren door verdedigingstorens en muren. Daarnaast hebben ze een wegennet aangelegd om goede verbindingen mogelijk te maken en snelle koeriersdiensten te verzorgen. Handel en economie zijn bij vervoersmiddelen op weg en water gebaat en kunnen niet zonder. Ze hebben de lokale bevolking ingeschakeld om mee te besturen, en ze hebben hen deelgenoot gemaakt van de Romeinse cultuur hoewel dat niet zonder slag of stoot ging.

De leefwereld van de stammen in het veroverde gebied werd vertrouwd gemaakt met Romeinse zeden en gebruiken door overal in het land boerderijen (villa’s) en tempels, badhuizen en beginnende steden (legerplaatsen die uitgroeiden tot een stad zoals Parijs, Trier en Keulen bijvoorbeeld) te bouwen. De Romeinen hebben hun wereld geëxporteerd en niet zonder succes. Eeuwen na de val van het rijk grijpen heersers zoals Karel de Grote, de Duitse keizers, Napoleon, Mussolini en talloze anderen terug naar het voorbeeld van de Romeinen. Op het gebied van de militaire macht, namelijk het inrichten van het leger, de wijze van oorlogvoeren, de strategieën, de parades na een overwinning (huldiging en triomfbogen in Rome), het appèl, de exercities, en noem maar op hebben zij hun rituele sporen achter gelaten. Ik heb dit voorbeeld van de Romeinen naar voren gehaald als een illustratie van het ruimtelijk effect van hun handelen: hun verzamelen en focussen op de toenmalige wereld als doel. Dit in tegenstelling tot de focus in het eenvoudige woonhuis op de haard.

Dit is een excerpt uit tekst met noten: complete tekst: http://philosophyofthebody.wordpress.com/wereldbeeld-als-lichaam/