
3.3. 51.
Hier kun je niet blijven. Lief leven. Al het verbrandde hield van het vuur. Bij elke stap wordt de gelukzaligheid aangeraakt. Al snel is de mensheid voor de pure liefde opgestaan, en alle huiden waarmee de slachtoffers bekleed zijn en die uitlokken tot moord, zijn verdwenen. De beulen weten eindelijk de reden van hun dorst en kussen dauw van een donker klimopblad. Alle vissen glanzen en de schubben zijn een heilige schrift. Uit stof geslagen meer en meer versleten. Binnenkort is elke interpretatie verloren. Naties, rassen, religies verschijnen hiervoor. Maar niet langer meer het uiterlijkste en het innerlijkste. De gouden kelk van de roos heeft zoveel bladeren gekregen, zo is hij verhuld. Dat hebben de tuinders gedaan. De kleine veldtijm weet meer over de transformatie van het zand. Israël heeft ooit veel gezien, gehoord en vermoed. Ook zijn geheim is uitverkochte munt. Soms vormt iemand iets nieuws uit het oude. Blinde vissen zouden in de diepste diepte van de zee leven. In de zeespiegel herkent het koraal niet zijn lila kleurige dood, zijn rode geboorte, de kwal weet niet dat ze een archetype is, maar de zielen na de dood? Sprakeloos, bewusteloos en toch de oude sterrenverwantschap weer hervattend – wij vreselijk verloren mensen met de haren in de wind – angst om in het onzekere te worden geduwd – terugkerend in huiselijk warme gebeden, hebben Franciscus en Mohammed aan de dieren gedacht. Op een gegeven punt stonden ze zelf met hen dieper in de vlammenpot van de aarde. Deze spray van de pijn uit de monden – engelen doen concessies- (1)
Nelly Sachs: Brieven uit de nacht
Het virus waar rondt. Er is geen houden aan zolang er geen vaccin wordt ontwikkeld. Velen zullen sterven. Velen zullen lijden aan het verlies en verdriet kleurt hun leven. De dagen voor het virus en na het virus zullen niet meer hetzelfde zijn. Dat staat ons te wachten: afscheid. Afscheid van het leven en van onze dierbaren. Misschien ook een afscheid van ons eigen leven. Veel is onzeker, we hebben niets om ons aan vast te houden.
We gaan allemaal een keer dood, maar liever niet morgen en zeker niet vandaag. Liever ook niet als het zo plotseling komt en onverwacht. Als een onzichtbare kracht ons leven lamlegt. Maar wat is realistisch? Waar mogen we op hopen? Waar kunnen we op hopen? De wetenschappers doen hun uiterste best maar voor velen zal de oplossing te laat komen. Velen zullen eerder afscheid moeten nemen van dit leven, van hun leven. Misschien hoor ik daarbij?Misschien mijn meest geliefden.
Nelly Sachs verliest haar moeder en schrijft daarop in haar dagboek ‘Brieven uit de nacht’. “Welk sprekend zwijgen tussen ons, geliefde zalige ziel van mijn moeder. Welk sprekend zwijgen.” Dat is de eerste zin uit deze brieven. Wat rest is stilte, zwijgen, leegte, pijn, verdriet. Onmacht snoert de mond, de keel brengt geen woorden voort. Afgesneden zijn voorgoed, overgelaten aan je herinneringen. Als je van je ouders houdt, als je hebt meegemaakt hoe zij uit je leven zijn weggevallen, weet je wat deze woorden betekenen. Ze behoeven geen verdere uitleg. De pijn ken je ook en ook het zwijgen en de stilte.
Nu wij, de levenden, ons moeten voorbereiden op wat komen gaat, hoeveel verliezen we zullen gaan lijden door de kracht van het virus, hebben we houvast nodig. Een arm om op te leunen kan al bijna niet meer omdat het virus ook daar aanwezig kan zijn. Elke aanraking kan fataal worden. Het virus is ook een angstvirus geworden. Angst die om zich heen grijpt en mensen aanzet tot afzondering, die hen dingen laat doen die ze misschien nooit eerder zouden hebben bedacht. Denken aan jezelf, ik-eerst, zelfbescherming, strijd om te blijven bestaan. Misschien wel ten koste van anderen, die dan pech hebben gehad. Nu worden wij echt op de proef gesteld. Wat is nu je geloof waard, wat betekent dat voor je gedrag als het gaat over leven en dood?
Nelly Sachs zoekt haar heil in de poëzie, de kracht van het gedicht, de kracht van het woord. Met woorden kan ze het zwijgen niet doorbreken maar kan ze wel bruggen slaan over de afgrond van de dood. De dood die als een onoverbrugbare kloof gaapt tussen onze levens, tussen ons en onze dierbaren die wij zijn kwijtgeraakt aan de dood. Weggevaagd, weggemaaid, verzonken in het graf, voorgoed onzichtbaar en onkenbaar. Wij wandelen verder met hun schaduw, hun sporen die zij nalieten in ons leven. Nelly Sachs gelooft in de kracht van de liefde. Dat blijkt uit deze woorden uit haar “Brieven uit de nacht”:

De tijd sterft zichtbaar in de schaduw.
Musiceert de zon anders dan de maan?
Stervende mensen hebben kruiken muziek in de oren.
Het is avond, de zon gooit tijd in de zee,
die verpletterd bloedt.
Het is avond en geen vorm
houdt de pijn lang uit.
De vurigheid stijgt op uit de graven
en scheurt alle huiden.
Het is avond
De grote heimwee breekt uit de plooien
van de oudste sterren,
Vuur schrijvend,
en de tranen, de ziel
zichtbare meteoren van verlangen,
zoeken hun aardse nest in de lucht.
Het is avond
en alle overschotten van de liefde
bouwen muziek makend
nieuwe werelden –
die aan de vurigheid vasthangen- (2)
Nelly Sachs: Brieven uit de nacht
Wat rest je anders dan te trachten, dan te pogen je verdriet en je tranen in woorden te gieten. Woorden die de pijn niet verzachten, maar die wel helpen om haar te leren dragen. Weggestopte woorden zijn als weggestopt verdriet. Een onbegaanbare weg. Een weg die nooit aan een eindpunt komt omdat je telkens weer wordt teruggeslagen door de kracht van je pijn die onder de oppervlakte woedt. Reizen met de pijn en met het verdriet is de enige optie op je levensweg. Daarbij hoef je het niet alleen te doen. Je kunt hulp vragen, verdriet delen, woorden zoeken om je weg te vinden in deze woestenij. De genade is nooit ver weg voor hen die geloven. Geloven is vertrouwen, het gaat niet om een waarheid. Geloven is vertrouwen op je gaan door de woestijn, dat er een eindpunt zal komen, een weg die uiteindelijk dragelijk is. Daarom veel kracht, veel moed om je verdriet, je verlies om te zetten in een taal ten leven.
Faden der Gnade zieht durch alle Verlorenheit!
(Sohar).
John Hacking
19 maart 2020
Noten:
1 3.3. 51.
Hier ist kein Bleiben mehr. Liebes Leben. Alles verbrannte hat das Feuer geliebt. Mit jedem Schritt wird die Seligkeit angerührt. Bald ist die Menschheit vor der reinen Liebe aufgestanden, und alle Felle, mit denen die Opfer bekleidet sind und die zum Morden aufreizen, sind verschwunden. Die Henker wissen endlich den Anlass ihres Durstes und küssen Tau von einem dunklen Efeublatt. Alle Fische strahlen, und die Schuppen sind eine heilige Schrift. Aus Staub Gemünztes immer abgegriffener. Bald ist jede Deutung verloren. Dafür erscheinen Nationen, Rassen, Religionen. Aber nicht mehr das Äusserste und Innerste. Der goldene Kelch der Rose hat soviel Blätter bekommen, so ist er verhüllt. Das haben die Gärtner getan. Der kleine Feldthymian weiss mehr von der Verwandlung des Sandes. Israel hat einmal viel gesehen, gehört und geahnt. Auch sein Geheimnis ist vergriffene Münze. Zuweilen prägt Einer neu aus Altem. In der tiefsten Tiefe des Meeres sollen blinde Fische leben. Im Meeresspiegel erkennt nicht die Koralle ihr fliederfarbenes Sterben, ihre rote Geburt, nicht die Qualle weiss, dass sie ein Urbild ist, aber die Seelen nach dem Tode? Sprachlos, bewusstlos, und doch die alte Sternenverwandtschaft wieder anknüpfend – wir schrecklich Verfahrenen mit den Haaren im Winde – Angst vor dem Abstossen ins Ungesicherte – in die stubenwarmen Gebete zurückkehrend, Franciskus und Mohammed haben der Tiere gedacht. An irgend einem Punkt standen sie selbst mit ihnen tiefer im Flammentopf der Erde. Diese Gischt des Schmerzes aus den Mäulern – Engel machen Abstriche –

2 Die Zeit stirbt sichtbar in den Schatten.
Ob die Sonne anders musiziert als der Mond?
Sterbende haben Musikkrüge in den Ohren.
Es ist Abend, die Sonne wirft Zeit ins Meer,
die zerschellt blutend.
Es ist Abend, und keine Form
hält den Schmerz länger aus.
Die Inbrunst steigt aus den Gräbern
und zerreisst alle Häute.
Es ist Abend,
das grosse Heimweh bricht aus den Falten
der ältesten Gestirne,
Feuer schreibend,
und die Tränen, der Seele
sichtbare Sehnsuchtsmeteoren,
suchen in der Luft ihr irdisches Nest.
Es ist Abend,
und alle Überschüsse der Liebe
bauen musizierend
neue Welten –
die hängen an der Inbrunst –