Theologeninkt

L1220147

 

Theologeninkt

In de middeleeuwse universiteit waren vier studierichtingen belangrijk: theologie, filosofie als dienstmaagd van de theologie opdat de theologen ook goed en logisch leerden argumenteren, rechten (o.a. om alle verdragen, rechten en plichten goed te omschrijven) en medicijnen (voor de studie naar de gezondheid en de genezing van ziektes). Bij het ontstaan van de moderne wetenschap raakten filosofie en theologie in het verdomhoekje. Want als de norm objectieve voor iedereen controleerbare kennis wordt, waarheid gebaseerd op een herhaling van testresultaten op basis van theorievorming, dan vallen de argumenten van filosofen en theologen en hun waarheidsclaim al snel buiten de boot want dat is subjectiviteit van het zuiverste water. Filosofische systemen in de trant van Hegel zijn interessant vanwege hun wijze van formuleren en hun kijk op de werkelijkheid maar worden door exacte wetenschappers nauwelijks nog serieus genomen. Hetzelfde geldt voor de gedachten van Martin Heidegger die al helemaal als duister, ondoorgrondelijk wordt ervaren. De helderheid waarmee een Kant nog zijn stellingen formuleerde lijkt hier helemaal verdwenen te zijn. Theologen die teksten schrijven over God vallen al helemaal buiten het discours omdat God een onbekende en onbewijsbare grootheid is waar men niets mee aan kan vangen. Toch bedriegt de schijn. De waarheid van de exacte wetenschapper is er slechts een. Een onder velen want er zijn meer waarheden onder de zon. Welke wetenschapper heeft ooit een afdoend antwoord weten te formuleren op de vraag naar zin, op het bestaan van lijden en dood, het ontstaan van het leven, de vraag ook hoe te leven en waarvoor? Dat is een terrein dat buiten het blikveld van de exacte wetenschapper valt en als deze zelf door omstandigheden getroffen bijvoorbeeld ook ziek wordt, kanker krijgt, dan komen die vragen met alle kracht op zijn bordje te liggen. Alleen vanuit zijn wetenschap kan hij er dan helemaal niets mee.
Menswetenschappen die zich spiegelen aan de waarheidsclaim en de methoden van de exacte wetenschappen lonken naar deze vorm van zekerheid maar zullen er nooit in slagen hun bevindingen met dezelfde waarschijnlijkheid te presenteren hoe sterk ze ook hun best doen en hoeveel statistische methodes ze ook inzetten. Ik denk dat dit streven uiteindelijk ook heilloos is omdat het een illusie najaagt. De mens valt niet samen met materie. Is dus ook niet te onderzoeken als pure materie. Menswetenschappen zouden zich eerder moeten spiegelen aan theologie en filosofie omdat in deze disciplines serieus wordt ingegaan op de existentie, op ons bestaan als mens op deze wereld. En op het existentiële niveau is er niet zoveel zekerheid of waarschijnlijkheid. De dood is een grens – die voor allen geldt, maar de persoonlijke individuele dood blijft een vorm van verassing, ook al wordt hij verwacht. De vraag naar zin en de omgang met het lijden en de dood is nooit afdoende beantwoord en zal telkens opnieuw opduiken want elk individu, elk subject krijgt ermee te maken. Op dit terrein is er geen algemene waarheid. En er zijn ook geen algemene regels hoe hiermee om te gaan. Alles wat in de theologie en filosofie hierover bij elkaar is gebracht blijft uiteindelijk een vorm van proberen en van stamelen. Hoe wordt je gelukkig in je leven?
Filosofen hebben wat gedachten bij elkaar gezet maar uiteindelijk zal je zelf je eigen weg moeten bewandelen en of dat uitmondt in geluk is maar helemaal de vraag, zeker als niet helder is wat geluk precies is. Naast het taalprobleem en de definities, waar hebben we het eigenlijk over, naast de communicatie die niet altijd optimaal is tussen mensen, naast de verschillen in betekenis en betekenistoekenning (elke cultuur heeft eigen mores, elk tijdperk een andere benadering soms), is het het probleem van onze menselijke eindigheid. Een eindigheid die ons ook kortzichtig maakt, en wel letterlijk, omdat we soms vaak niet verder kunnen kijken dan een mensenleven lang. Kijk naar ons klimaat en de wens om aan klimaatbeheersing te doen om vooral het CO2 probleem en de daaraan gekoppelde opwarming van de aarde te beheersen. We overzien slechts een korte periode, en over de tijd dat er niet echt gemeten werd hebben we niet zoveel data. Voorspellingen zijn dus moeilijk te doen en de complexe situatie, omdat er veel actoren zijn, maakt het extra moeilijk. We behandelen onze bossen alsof het mensen zijn want een boom van meer dan 800 jaar oud is zeldzaam. Zo lang kunnen we niet wachten op ons hout en als de boom 80 is gaat hij voor de bijl om plaats te maken voor andere, jongere bomen. Zo leggen wij onze menselijke maat op aan het bos maar vergeten dat bossen andere maten kennen en prefereren.
Op Arte was deze week een documentaire over de Maya stad Naachtun (Massul) een van de laatst ontdekte grote steden die nu onderzocht wordt. De jungle heeft de stad van honderden hectaren bedekt. Archeologen worstelen nog steeds met de vraag waarom de stad werd verlaten. Misschien heeft ook het klimaat een handje geholpen. Wat mij opviel aan de bomen die op de tempelmuren waren gegroeid dat deze geen reusachtige omvang hadden, ze waren zeker geen honderden jaren oud zoals in een donker oerbos. Maar misschien gelden in de jungle van Midden Amerika andere wetmatigheden. Het bos was eerder licht en open. Deze Maya stad laat goed zien hoe relatief beschavingen zijn en ondanks hun ouderdom toch kunnen verdwijnen als sneeuw voor de zon, zo lijkt het. Maar dan kijken we weer met westerse ogen vanuit ons perspectief. We moeten op basis van bodemonderzoek en archeologie conclusies trekken en vaak zitten we er naast zo vermoed ik omdat veel onbekend zal blijven.
Onze moderne wetenschap heeft tot de moderne techniek geleid maar ook deze zal niet in staat zijn het klimaat te beheersen zoals wij zouden willen. Stel dat de rotatie van de as van de aarde minimaal gaat verschillen, dan heeft dat al grote gevolgen voor het klimaat op aarde. Volgens onderzoek is deze omwenteling om de eigen as in de loop van het bestaan van de aarde vaker veranderd. Alleen we waren er niet bij en moeten het doen met afleidingen op basis van theoretisch onderzoek. Schommelingen in de stand van de aardas kunnen wij niet beïnvloeden maar de gevolgen zouden voor ons mensen en onze samenleving extreem kunnen uitpakken. Ook hierin tast de wetenschap nog in het donker. De toekomst is ongewis. Een nieuwe ijstijd, het zou zo maar kunnen.
Zo blijven er nog heel wat thema’s en terreinen onderbelicht en dat zal in de naaste toekomst zeker niet veranderen. Daarom is het goed dat filosofen en theologen hand in hand optrekken om heel wat illusies die misschien veroorzaakt worden door het succes van het technisch denken, met name dat veel kan worden gemanipuleerd, door te prikken als wishful thinking. Een einde aan de dood, vergeet het maar. Voorlopig. Misschien in een totaal andere vorm zouden we kunnen blijven voortbestaan, maar dat is nog niet uitgevonden. Een einde aan de wereld, dat komt er zeker aan, maar dan in een verre toekomst. Over blijft de vraag: waarom, waarvoor en hoe leef ik? Waar vind ik zin en hoe geef ik zin aan mijn leven samen met anderen? Er is dus nog werk genoeg om deze vragen steeds weer opnieuw samen te verkennen.

John Hacking
1 juli 2016