Verveling

Und was betrifft Sie im Kern?

Ich erreiche meinen Kern nicht. Ich erreiche das Gesetz nicht, was die Welt im Innersten zusammenhält. Es ist ein Vakuum. Es ist ein Nichts.

Und die Schönheit?

Die Schönheit ist natürlich der Popanz, der vor mir hergetragen wird. Darum laufe ich immer weiter.

Anselm Kiefer in gesprek met Klaus Dermutz, (Pag. 54)

Verveling lijkt op het eerste gezicht een vervelende zaak, zeker als je in een maatschappij leeft waarin elke seconde wordt opgevuld met beelden, ervaringen, evenementen en een verlangen naar ‘kicks’, een beleving van het moment zelf, het liefst uniek, onovertroffen, een hoogtepunt in je leven…Ik overdrijf. Ik weet het. Maar leegte, lege tijd, (en ook lege ruimte) wordt door velen ervaren als bedreigend, een soort van horror vacui. Wikipedia zegt over dit begrip in een iets bredere context: In de filosofie staat horror vacui voor de onzekerheid van de mens, die niet kan leven met twijfel en onzekerheden en niet beantwoorde vragen. Volgens deze redenering probeert de mens op elke vraag een passend antwoord te vinden en voor alles een verklaring te zoeken. In de beeldende kunst staat horror vacui voor het verschijnsel dat kunstenaars elk leeg plekje opvullen,  bijvoorbeeld met kleine ornamenten. Zo werden ook in de cartografie onbekende streken voorheen bij voorkeur opgevuld met wildemannen en (fabel)dieren en zeeën en oceanen met zeemonsters en tritons.”

Hoeveel leegte, hoeveel lege ruimte, lege tijd, hoeveel niets kan een mens dan aan? Kunnen we nog wel wennen aan momenten op de dag waarop niets te beleven valt? Hoe veel mensen doden hun tijd, momenten waarop ze niet bezig zijn met een taak bijvoorbeeld of waarop zij reizen in trein of bus, wachten op iets dat komt, door telkens hun smartphone te gebruiken: hun life-line met ‘het leven’, de gebeurtenissen in de wereld, het ‘sociale leven’ van vrienden en bekenden, het nieuws dat zich voortdurend vernieuwt, voortplant, dat uitdijt, groeit en dat eindeloos doorgaat zoals de 24 uurs economie. Overal en telkens op de wereld valt er wel wat te beleven en dit kleine computertje brengt het allemaal binnen handbereik. Je weet er niet alleen van, je bent en wordt deelgenoot, onderdeel van een veel groter en omvattender geheel: the world wide web palmt je zo in. Je kunt tegen globalisering zijn om wat reden dan ook, maar in feite verzet je je tegen iets wat meer leeft in je hoofd, wat je met verkeerde argumenten wilt bestrijden, dan wat er werkelijk aan de gang is. Je bent deel van de globale wereld door het gebruik van de telefoon, je computer, het internet, kortom alles wat je onderneemt in en door de virtuele wereld die op deze wijze elke vorm van virtualiteit verloren heeft want het netwerk waarin je als een vlieg gevangen bent bepaalt je leefwereld, je opvattingen, je gevoelens, je behoeftes. De wereld, de ‘globus’ is deel van je alledaagse bestaan, de wereld kleurt je bestaan of je dat nou leuk vindt of niet. Kun je je telefoon maanden wegleggen? Je losmaken van elke computer die je met de wereld als het ware in een houdgreep neemt omdat je uren van je leven besteedt aan dit instrument? Wie kan er nog niets doen, helemaal niets? 

black mountain - abstract landscape

Anselm Kiefer beschrijft die ervaring van niets doen in zijn jeugd, de verveling die optreedt, maar die ook later bron zal zijn van inspiratie, van tal van creatieve inzichten en ervaringen. Hij antwoordt in een gesprek met Klaus Dermutz op de constatering van Dermutz, ik citeer: “Mit dem leeren Raum ist die Vorstellung einer Zeitdehnung verbunden.

Insofern als man in der Kindheit alles ganz anders erlebt. Im Alter saust die Zeit dahin, weil man viel mehr arbeitet. Als Kind empfindet man die Langeweile sehr stark: Die Langeweile in der Kindheit – das Kostbarste für später. In der Langeweile ist man am Grund der Existenz. Man erfährt sich nicht, wenn man keine Langeweile empfindet. Es gibt von Heidegger eine ganze Vorlesung über die Langeweile. Ich erinnere mich, wie er in dieser Vorlesung aufgrund der Langeweile, die er empfindet, seine Überlegungen darstellt: Er ist in einer Gesellschaft eingeladen, es ist nicht ganz unangenehm, es ist auch nicht ganz besonders, so entsteht ein Gefühl der Langeweile. Man fragt sich, warum man dieser Einladung gefolgt ist, und damit beginnt das Bewusstsein der Existenz. Und heute ist es so, dass alles, was getan wird, die ganze Betriebsamkeit, die Internetbeschäftigung, die leeren Räume vernichtet, alles verstopft. Langeweile gibt es gar nicht mehr. Es wird zwar weniger gearbeitet als früher, es gibt die 35-Stunden-Woche, aber gleichzeitig gibt es eine Industrie, die in diese Bresche springt und Aktivitätsurlaube anbietet. Es wird alles getan, um die Langeweile und das Erleben der Leere unmöglich zu machen.

Ihre Arbeit könnte man in der Weise verstehen, dass sie dem Betrachter ein Bewusstsein der Existenz und damit der Grundbewegung der Welt ermöglicht.

Ich hoffe (lacht). Die Erfahrung eines Bildes geht eine gewisse Weile, wenn man das Bild richtig anschaut. In dieser Weile geschieht objektiv nichts. Das Bild ändert sich im Moment noch nicht. In dieser Zeit, wo nichts geschieht, entsteht das Bewusstsein des leeren Raums, der angefüllt werden kann.“ (Pag. 35-36)

Anselm Kiefer stelt, in navolging van Martin Heideggers gedachten over de verveling, dat de ervaring van de lege ruimte en de lege tijd in de verveling je bewust kan maken van je eigen existentie. Zelf heeft hij dat nu, als ouder iemand, ervaren, terugkijkend op zijn kinderjaren. Verveling, lege tijd en ruimte, kan je dichter bij jezelf brengen, bij wie je bent, waar je door geraakt kunt worden, en wat je niet raakt. “Niks” meemaken op een moment, op een serie van momenten, er gebeurt niks, ook niet in je beleving, je bent er, maar je doet niet mee, je kijkt hoogstens, je ondergaat het moment, maar je vind er niks aan. Ik kan me herinneren, toen ik deze citaten las, dat ik als kind buiten stond te wachten onder het afdakje terwijl het pijpenstelen regende. Ik was bij mijn oma waar mijn moeder op maandag het kleine huis schoonmaakte, de was deed en allerlei andere klusjes. Tijdens de middag, na het warm eten (tijdens de lunch) ging mijn oma een dutje doen. Als kind had je niets te doen. Er waren geen andere kinderen, niemand om mee te spelen, te praten. Onder het afdakje van het huis stond je te kijken naar de overkant, zo n 8 meter verder, waar de regen in stralen van het dak van de hoge schuur afliep. Je kon niet onder het afdak weg want dan werd je nat. En het duurde en duurde. De regen ging maar door, het water liep in grote stralen naar beneden en kletterde op de harde grond van kiezelstenen. Rechts daarvan, naast de grote deuren van de schuur, een hoge berg, de mesthoop. Er gebeurde eigenlijk niks, en toch kan ik me dit beeld nog heel goed voor de geest halen. Ik zie het voor me alsof het gisteren was terwijl het toch zeker 58 jaar geleden is. 

black mountain - abstract landscape

Kiefer kent deze leegte, dit ‘niets’ uit zijn jeugd, maar hij heeft ook ontdekt dat je dit niets niet alleen maar negatief hoeft te ervaren. Ook al lijkt onze tijd (maatschappij) alles in het werk te stellen om elke leegte op te vullen. Kiefer is zich ervan bewust dat ook in de mens zelf een ‘niets’, een leegte, een afgrond wacht, als je de confrontatie hiermee aandurft. Het innerlijk van de mens dat gevuld is met beelden en ervaringen, zou je kunnen vergelijken met een harde computerschijf die gevuld kan zijn met beelden, met afbeeldingen, met programma’s. Maar uiteindelijk is de harde schijf zelf een ‘niets’, een object zonder echte inhoud, het existeert, het bestaat, maar daar is dan ook alles mee gezegd. Misschien is het innerlijk van de mens, los van alle inhoud ook wel een vacuum, een leegte, een ‘niets’. In een van zijn interviews verwijst Kiefer naar de dichter Rilke die in zijn eerste Duineser Elegie schrijft: 

WER, wenn ich schriee, hörte mich denn aus der Engel
Ordnungen? und gesetzt selbst, es nähme
einer mich plötzlich ans Herz: ich verginge von seinem
stärkeren Dasein. Denn das Schöne ist nichts
als des Schrecklichen Anfang, den wir noch grade ertragen,
und wir bewundern es so, weil es gelassen verschmäht,
uns zu zerstören. Ein jeder Engel ist schrecklich.
    Und so verhalt ich mich denn und verschlucke den Lockruf
dunkelen Schluchzens. Ach, wen vermögen
wir denn zu brauchen? Engel nicht, Menschen nicht,
und die findigen Tiere merken es schon,
daß wir nicht sehr verläßlich zu Haus sind
in der gedeuteten Welt. Es bleibt uns vielleicht
irgend ein Baum an dem Abhang, daß wir ihn täglich
wiedersähen; es bleibt uns die Straße von gestern
und das verzogene Treusein einer Gewohnheit,
der es bei uns gefiel, und so blieb sie und ging nicht.
    O und die Nacht, die Nacht, wenn der Wind voller Weltraum
uns am Angesicht zehrt –, wem bliebe sie nicht, die ersehnte,
sanft enttäuschende, welche dem einzelnen Herzen
mühsam bevorsteht. Ist sie den Liebenden leichter?
Ach, sie verdecken sich nur mit einander ihr Los.
    Weißt du’s noch nicht? Wirf aus den Armen die Leere
zu den Räumen hinzu, die wir atmen; vielleicht daß die Vögel
die erweiterte Luft fühlen mit innigerm Flug.

Deze innerlijk ervaren leegte, deze lege ruimte, een lege tijd die je meemaakt, doormaakt als je diep naar binnen durft te kijken, ten overstaan van de innerlijke afgrond die dan kan opdoemen, zou je een existentieel feit kunnen noemen. Als je jezelf bewust wordt van wie je bent, waar je staat, en waar je vandaan komt, is de ervaring van leegte misschien niet veer weg. Als je durft even afstand te doen van alle inhoud, alle beelden, herinneringen, ervaringen die hun indrukken hebben achtergelaten in je gemoed, blijft er misschien niet zoveel over. Dan is de leegte opeens deel van je ervaren, maak je kennis met een ‘niets’ dat dichter bij is dan je misschien zou vermoeden. Kosmische leegte die je met jezelf meedraagt. Dicht bij je hart, diep geworteld in je geest omdat je innerlijk leeg is. Maar deze ervaring kan heel confronterend zijn, misschien ook wel heel veel angst oproepen, een vorm van ‘terror’ in je geest. Ik vermoed dat daarom de mens niet veel leegte verdragen kan. De Engelse dichter T.S. Eliot schreef al dat de mensheid, de mens,  niet veel realiteit kan verdragen. Onvergetelijk zijn voor mij zijn woorden die mij al fascineerden toen ik op de middelbare school zijn werk in handen kreeg. Het is alsof de tijd terugkeert als je thema’s als leegte, het niets, de verveling, de confrontatie met de innerlijke afgrond toelaat. Deze ervaring van de innerlijk afgrond is in feite ook een vermoeden, zo denk ik,  van een aanstaande dood, een absolute leegte, het vermoeden dat zich zo ruim baan schept in deze existentiële ervaring. Eliot schrijft in Four Quartets, deel 2 East Coker een soortgelijke basiservaring (maar dan nog radicaler) als waarvan de woorden van Rilke doortrokken schijnt te zijn: 

black mountain - abstract landscape

O dark dark dark. They all go into the dark,
The vacant interstellar spaces, the vacant into the vacant,
The captains, merchant bankers, eminent men of letters,
The generous patrons of art, the statesmen and the rulers,
Distinguished civil servants, chairmen of many committees,
Industrial lords and petty contractors, all go into the dark,
And dark the Sun and Moon, and the Almanach de Gotha
And the Stock Exchange Gazette, the Directory of Directors,
And cold the sense and lost the motive of action.
And we all go with them, into the silent funeral,
Nobody’s funeral, for there is no one to bury.
I said to my soul, be still, and let the dark come upon you
Which shall be the darkness of God. As, in a theatre,
The lights are extinguished, for the scene to be changed
With a hollow rumble of wings, with a movement of darkness on darkness,
And we know that the hills and the trees, the distant panorama
And the bold imposing facade are all being rolled away—
Or as, when an underground train, in the tube, stops too long between stations.
And the conversation rises and slowly fades into silence
And you see behind every face the mental emptiness deepen
Leaving only the growing terror of nothing to think about;
Or when, under ether, the mind is conscious but conscious of nothing—
I said to my soul, be still, and wait without hope
For hope would be hope for the wrong thing; wait without love,
For love would be love of the wrong thing; there is yet faith
But the faith and the love and the hope are all in the waiting.
Wait without thought, for you are not ready for thought:
So the darkness shall be the light, and the stillness the dancing.
Whisper of running streams, and winter lightning.
The wild thyme unseen and the wild strawberry,
The laughter in the garden, echoed ecstasy
Not lost, but requiring, pointing to the agony
Of death and birth.

                                    You say I am repeating
Something I have said before. I shall say it again.
Shall I say it again? In order to arrive there,
To arrive where you are, to get from where you are not,
    You must go by a way wherein there is no ecstasy.
In order to arrive at what you do not know
    You must go by a way which is the way of ignorance.
In order to possess what you do not possess
    You must go by the way of dispossession.
In order to arrive at what you are not
    You must go through the way in which you are not.
And what you do not know is the only thing you know
And what you own is what you do not own
And where you are is where you are not.

Je merkt het, Eliot schept tenslotte in de donkere nacht van het ‘niets’ een doorgang: waar je dacht je heil te kunnen vinden, je zekerheid, je houvast, je redding, daar wacht het niets, de leegte. Maar als je durft los te laten, je durft over te geven, is er misschien een weg uit de leegte. Als God ‘niets’ is, woont in het ‘niets’ opdat de mens, de schepping, de kosmos er kan zijn, want als alles God zou zijn, is er geen ruimte voor iets anders, dus als God zich heeft teruggetrokken opdat wij zijn, is er hoop dat wij God tegen kunnen komen als wij zelf ‘niets’ zijn, in het ‘niets’ door onze dood, zijn teruggevallen. Maar dit gaat natuurlijk mijn pet te boven. Hier kun je geen theologie op bouwen. En dat hoeft ook niet. Want theologie heb je niet nodig om de confrontatie met de innerlijke afgrond vol te houden. Je loopt dan veel te snel het gevaar de leegte in te vullen met klankloze, inhoudsloze en kant nog wal rakende metaforen die de dood niet serieus nemen en die een paradijs verkondigen alsof het leven op aarde gewoon in andere gedaante doorgaat. Ik pleit voor verveling, voor confrontatie met de innerlijke leegte, zonder antwoorden en al helemaal niet voor antwoorden die de leegte proberen te verdonkeremanen. Wie weet hoeveel creativiteit en inzichten de vruchten zullen zijn van deze ontmoeting.

John Hacking 17 jan 2019

black mountain - abstract landscape

Kiefer, Anselm, die Kunst geht knapp nicht unter. Anselm Kiefer im Gespräch mit Klaus Dermutz, Berlin 2010, (Suhrkamp)

Rilke: http://gutenberg.spiegel.de/buch/duineser-elegien-829/1

T.S. Eliot: http://www.davidgorman.com/4Quartets/