Kleine ‘Egologie’ of de impasse van een ‘Holzweg’

Er vallen harde klappen in het leven, dicht César Vallejo in het gedicht ‘De zwarte herauten’. Velen grijpen het corona-virus aan om allerlei voorspellingen te doen, of om verklaringen te vinden voor dit onheil dat ons mensen treft. Sommige predikers beschouwen het als een straf van God, aanhangers van de Islamitische Staat denken dat het in hun voordeel werkt omdat het ‘heidense verdorven Westen’ nu ook vanuit de hemel wordt gestraft. Maar apocalyptische geluiden zijn van alle tijden. Een echte apocalyps zou het einde betekenen van de menselijke geschiedenis en dat staat toch haaks op al het bijbelse spreken, wat predikers ook mogen beweren en bezweren. Het boek Openbaring van Johannes is geen argument in dit geheel van bijbels spreken omdat het ontstaan is in een context van onderdrukking om de toenmalige gelovigen hoop te bieden. Het is geen toekomstvisioen dat nog moet aanbreken. Maar alas sommigen zijn hardhorend en tegendraads en willen kost wat kost hun gelijk halen met het voorspellen van het einde van de wereld. Ik vermoed dat hier vooral hun ego hun parten speelt, zoals die dominee op internet die meent corona te moeten bezweren met een gebaar van uitdrijving en maar roepen: het is genoeg, Amerika is vanaf nu vrij van corona. Mooi niet dus. Meer doden dan elders op de wereld, niet in het minst door de miskenning ervan door slechte leiders die anderen graag de schuld in de schoenen schuiven. Ego’s die graag alle aandacht op zichzelf gevestigd zien. 

Deze leiders, deze predikers van de ondergang, jammer dat ze zoveel gehoor krijgen. Tragisch in mijn ogen. Want het miskent niet alleen de situatie waarin we leven maar ook de echte noden die geledigd moeten worden en de mensen die een beroep op ons doen om te helpen (in plaats van hen te veroordelen – zoals de predikers doen – of hen in de steek te laten zoals de leiders doen (Trump, Bolsonaro, Orban, Poetin etc. etc.).

In het gedicht van Vallejo komt het allemaal voorbij. Gods haat, zwarte herauten van de dood, het vallen van de christussen van de ziel, het geleefde dat als schuld terugkeert en waarvoor we dan gestraft worden

De dichter laat het in het midden, hij weet het niet. Hij geeft geen oordeel maar oppert slechts en stelt vragen. Vragen waarop vooralsnog geen antwoord volgt. In die situatie zitten wij misschien nu ook: geen antwoorden, geen zekerheden, geen waarheid die voor iedereen geldt. Het is en blijft een spel van betekenissen en dit virus roept veel nieuwe vragen op. Niet alleen onze maatschappij is betroffen, onze economie en onze handel, maar vooral ook het individu. Wie ben ik, wie was ik en wie wil ik morgen zijn? Wie durf ik nog te zijn in het aangezicht van een mogelijke dood? Want waarom zou ik onkwetsbaar zijn, waarom onsterfelijk? Luisteren we naar Vallejo:

DE ZWARTE HERAUTEN 

Er vallen klappen in het leven, zo’n harde.. . Ik weet niet! 

Klappen als van Gods haat; alsof in hun aanschijn, 

de branding van al het geledene 

de ziel drassig zou maken… Ik weet niet! 


Er vallen er weinig; maar ze vallen… 

       [ Ze trekken donkere groeven 

in het hardste gelaat en in de sterkste rug. 

Zullen ze misschien de veulens zijn van barbaarse attila’s; 

of de zwarte herauten die de Dood ons zendt. 


Het zijn de diepe vallen van de Christussen van de ziel, 

van een aanbiddelijk geloof belasterd door het Lot. 

Deze bloedige klappen zijn het geknisper 

van een brood dat voor ons verbrand wordt 

       [ aan de deur van de oven. 


En de mens… Sukkel… sukkel! Hij draait de ogen, zoals 

wanneer een schouderklopje ons roept; 

hij keert zijn dolle ogen, en al het geleefde 

wordt drassig, als een poel van schuld, in onze blik. 

Er vallen klappen in het leven, zo’n harde.. . Ik weet niet!   

César Vallejo

Wat we wel weten is dat we ons vasthouden aan beelden, aan betekenissen, aan woorden en vooral aan gebaren en gedragingen van mensen. Mensen om ons heen die met ons verbonden zijn en waar we van houden en die van ons houden. Zonder dat houvast zouden we niet alleen eenzaam en verschrikkelijk alleen zijn maar ook verloren. Slechts heel weinigen houden het bestaan vol van een eremiet in de woestijn en ook die heeft geloof en houvast nodig om deze vrijwillig gekozen eenzaamheid te overleven. 

Volgens het Boeddhisme houden we ons ook vast aan ons ego. Ons Ego als een reddingsvlot in een oceaan van betekenissen en gebeurtenissen. Met ons Ego zetten we ons af en zoeken we bescherming in een onzekere wereld. Het begrip ‘ego’ vind ik eigenlijk een beetje een onwerkbaar begrip omdat het vooral ook duidt op egoïsme, buitenkant en zelfbevestiging, struggle for life, ‘recht van de sterkste’, overlevingsdrift, het dikke ‘ik’, ‘ik en de rest…’, kortom in mijn ogen, en dat zeg ik expliciet erbij, is het een begrip dat teveel vanuit een psychologische bril op de mens wordt geplakt (naast het Freudiaanse ‘Es’ en ‘Super-ego’). Doris Runge drukt dit zo uit in een van haar gedichten:

ich

sagt diese stimme

mein erbstück

mein wortführer

mein lispelnder versucher

mein mönchischer bruder

ich teile deine zelle

die verrückten früchte

deiner hirnschale

ich bin deine hand

dein mund

ich bin da

wenn der kuss fort ist

(dein bisschen glück war immer

sprachlos)

ich zimmre dir ein leben

beleg dich rückwärts mit daten

beschönige verschweige

das macht sinn

ich war dein himmelschreiender

anfang

deine greisenhafte verweigerung

dein trotziges ja hier bin ich

und ich bin

auf dem rückzug

langsam

unaufhaltsam

Doris Runge

“dein trotziges ja hier bin ich”, trots, koppigheid, zelfbewustzijn, dat komt in dit ego, dit ik, aan het licht en aan het woord. Zelf heb ik een voorkeur voor het woordje ‘zelf’ dat voor mijn gevoel meer omvat dan het ik dat zich als ik toont in en aan de buitenwereld. Onder het ik schuilt het zelf dat zelfbewust ‘ik’ kan zeggen. Waarom ik deze onderscheiding maak? Omdat het ‘ik zeggen’ deel is van de ontwikkeling van het kind: het is een ontdekking die het kind doet en waarmee het zich manifesteert. Maar het valt eigenlijk niet samen met dit ik. Het ik, het ego, is datgene waarmee het zich poseert, waarmee het positie kiest ten aanzien van anderen. Maar het neemt pas eigenlijk een plaats in de wereld in als het ‘zelf’, als het zelf dat in een lichaam woont en dat samenvalt met dit lichaam en dat met dit lichaam zich manifesteert en dan roept de mond: ik, ik, ik. 

In mijn opvating is het ik, het ego, slechts een deel van de manifestatie van het zelf. Het zelf is de basis en de laag daaronder. Dat maakt het ook zo complex in de psychologie als mensen ziek worden, melancholisch zijn, lijden aan een depressie of een andere ‘stoornis’. Iemand die psychotisch is en waandenkbeelden heeft verliest vaak zijn grip op zijn zelf en zijn ego zwalkt heen en weer omdat er niets meer vast te pakken valt in de werkelijkheid dat echt houvast geeft. Kunstenaars, patiënten in de kliniek Gugging maken dit meer dan duidelijk in hun werk als ze pagina’s en muren vol tekenen en schilderen zonder een enkel stukje lege ruimte. Er is nauwelijks afstand – ze vullen alles in en drukken zich uit in volslagen beheersing van de lege ruimte. Ik beschouw dat ook als een poging om greep te krijgen op de werkelijkheid die hen omgeeft en om stem te geven aan hun zelf dat zich wil manifesteren. Leo Navratil heeft daar over geschreven en veel van deze kunstwerken geanalyseerd. Maar dit alles is niet zonder zin of betekenis omdat ze afgesloten zitten van de wereld of omdat we hen niet serieus nemen omdat ze patienten zijn. Navratil neemt hun werk heel serieus en publiceerde ook over hun gedichten. Walter W, een patient schrijft, geciteerd in Schizoprhenie und Dichtkunst:

Ich über mich

Wir zwei sind die einzigen, die wirklich denken. 

En een andere patient Friedrich Franz H. schrijft als hij het heeft over het doel van de mensheid, het volgende. Het is een vorm van heilsboodschap waarin het positieve overheerst. Heel iets anders dan de apocalyoptische toonzetting van narcistische predikanten. Hij schrijft in een brief aan Navratil: 

Das Ziel der Menschheit

Die vollkommende, humanitäre, vollwertige Welt, ohne Wahnsinn und Irrsinn, ohne Qualen und Schmerzen. die Ausheilung aller unheilbaren Krankheiten. Die Augenlichter für die blinden Menschen. Die dritten Zähne für die Erwachsenen. Das andere Denken. Die andere Farbe, das andere Gewicht, das andere Mass und in Stufen so weiter. Die Nachmachung des Seelenlichtes. Der Zusammenschluss von Seelenlichtern zu einem Seelenlicht. Die Unfallverhüting aller Arten des Unfallbereiches, die im stabilen-labilen Winkelbereich liegt. Was schafft unser Geist, was denkt unser Geist in einer Myriade van Jahren?

Mooi vind ik in dit bericht het samensluiten van alle zielenlichten tot een zielenlicht en het namaken ervan (alsof wij een soort van God zouden kunnen worden). Toekomstmuziek: mensen scheppen. Maar dan zo dat er geen ongelukken meer plaatsvinden en de wereld helemaal volkomen en humaan wordt. Natuurlijk, dit is illusionair. Net zo illusionair als een apocalyptische bijbelse ondergang. Maar wat is werkelijk, wat is gek, wat is illusie? Zo simpel is het niet.

Josef Schmid getuigt van zelfinzicht als hij schrijft:

Josef Schmid

sechzig Jahre

alt schon

dreissig Jahre

krank schon

Schizophrenie

kein Genie

En Karl Z schrijft korte teksten in de vorm van haiku’s en hij heeft ook een visie op wat doodzonde is:

Der Tod hat im Leben viele ereignisse

in Ewigkeit ist er ein einfaches. 

Die 7 Todsünden

  1. Todsünde: Das Gewissen an seine Gesundheit aufgeben.
  2. Todsünde: Den Nächten nicht zu beachten denken.
  3. Todsünde: Gleichgültig der Natur gegenüberzustehen.
  4. Todsünde: Seinem Körper Schaden zufügen.
  5. Todsünde: Deinem Nächsten ein Leid zufügen.
  6. Todsünde: Die kunst zu verwerfen
  7. Todsünde: Die Liebe aufgeben.

Het zelf van de mens probeert hoe dan ook zijn weg te vinden in de wereld. Met vallen en opstaan, lerend van de situatie gaat het de confrontatie aan. En die ervaring krijgt betekenis. Wordt in beelden en in taal gegoten. Degenen die zich beroemt op zijn daden en vooral op zijn ego is in dit licht maar een stumper. Bekrompen en ronduit zielig want zijn wereld bestaat grotendeels alleen maar uit hemzelf. Ook geesteszieken maken ons duidelijk dat de wereld niet om jou draait en dat jij slechts een heel klein onderdeeltje bent in een groter geheel. De dood maakt dat absoluut duidelijk en het virus dat rondwaart bedreigt in principe iedereen. Er is geen onsterfelijkheid en er is geen eeuwig leven. Er is alleen melancholie om wat er was en wat niet meer terugkeert – er er is misschien hoop dat het morgen beter wordt, maar niet elke dichter is hier van overtuigd. Daarom is het goed om realistisch te blijven en in te zetten op relaties en onderlinge verbanden. Nu meer dan ooit nodig. We hebben nog een weg af te leggen zoals Doris Runge schrijft:

sommer

das war ein blutsturz von rosen

der heisse rücken der erde

das war ein altmodischer sommer

aus einem anderen leben

ich will nicht abschied nemen

von dort wo ich nie war

von der tafelrundegrüner blicke


wer gibt uns die bilder

zurück

oder den traum

die feuerbälle

wer legt uns glut

in die ausgebrannten augen

streut asche

auf vereiste herzen

pfade die noch zu gehen sind

bis zum ende

bis zum wegkreuz

als hätten wir 

eine wahl 

Doris Runge

John Hacking

9 april 2020

  • Doris Runge, zwischen tür und engel. Gesammelte Gedichte, München 2013, (DVA)
  • Navratil, Leo, Die Künstler aus Gugging, Wien Berlin 1983, (Medusa Verlag)
  • Navratil, Leo, Schizoprhenie und Dichtkunst, München 1986 (dtv)
  • Vallejo, C., Die schwarzen Boten. Los heraldos negros. Gedichte, Aachen 2000 (Rimbaud) 
  • Vallejo, Bloemlezing uit de poëzie van César Vallejo. Samengesteld door Bart Vonck, Gent 1995 (Poeziecentrum)