
Alleen wie nog melancholisch kan zijn, is nog verbonden met de oorsprong van het leven; wie er niet meer voor vatbaar is, is onvruchtbaar geworden.
Cornelis Verhoeven
Een dorre rietkraag
overal waar sneeuw glinsert
het spoor van de wind
Suziki Michihiko
Een sfeer van vergankelijkheid, zelfs iets van een donkere onbestemde dreiging van de dood hangt in de lucht. De nieuwsberichten gaan over de oprukkende corona-variant Omikron. We zijn in Nederland te laat begonnen met het uitdelen van een derde prik, en nu lopen we achter de feiten aan. Voor het jaar voorbij is, is deze variant misschien wel overal aanwezig. In de Carmina Burana wordt dit gevoel treffend verbeeld als de mens erop wordt gewezen dat hij in de woning van deze wereld slechts stof, slechts as is. Ijdelheid der ijdelheden, overal ijdelheid en overmoed op deze aarde, maar de mens is van vlees, deze held, in de woning van deze wereld. Vergeet dan niet van wie je jouw geest ontving, als deze terug naar de Vader vliedt. En wat er lijkt te leven in de zon, lijkt op een molensteen, want alles moet zich draaien. Veel zal vergaan en overblijven, alles zal verwaaien, en God geeft een woning aan hen die leven in zijn geest:
Lied 39a
1.
In huius mundi domo
miser qui vivis homo,
quod cinis es, memento:
transibis in momento.
post carnem cinis eris
atque morte teneris.
cinis et origo.
sit tibi formido,
cum spiritus cadit
et ad Dominum vadit,
qui eum dedit.
miser, qui hoc non credit
2.
Vanitatum vanitas
et omnia vanitas!
est animalis homo
in huius mundi domo.
cuncta, que sub sole,
assimilantur mole,
nam omnia volvuntur,
quedam dissolvuntur,
quedam ad vitam crescunt
et omnia decrescunt.
sed spiritalis homo
Dei regnat in domo

In alle grote wijsheid tradities is het denken over de dood en over de vergankelijkheid eigenlijk vanzelfsprekend. De dood is onverbiddelijk. Er is geen aarzeling in het optreden. Geconfronteerd met deze harde waarheid en met het aanschouwen dat alles voortdurend in beweging is, van geboorte naar dood, van veel naar weinig en omgekeerd, en van dood naar leven, kun je gaan treuren om wat was, om wat je verloren hebt, je kunt weemoedig en je terneergeslagen voelen. Dat hoort erbij. Elke dag vrolijk is een leugen. Dat kan niet waar zijn. Elke dag verdrietig is het andere uiterste. Melancholie, weemoed, zit ertussenin, misschien is het voor velen een balans in de confrontatie met het leven en de vergankelijkheid. Lao-tse, de grote meester van het Daoïsme wordt door veel auteurs aangehaald om dit levensgevoel van vergankelijkheid te duiden (en te accepteren):
Lao-tse sprak: “hemel en aarde kennen geen medelijden.” Kobo-daishi sprak: “vloei, vloei, vloei, vloei. De stroom van het leven stroomt zonder oponthoud voorwaarts. Sterf, sterf, sterf, sterf. De dood komt tot allen.” Vernietiging komt ons overal tegemoet. Vernietiging boven, vernietiging beneden, vernietiging hier, vernietiging daar. Het enige eeuwige is de wisseling – waarom daarom de dood niet even welkom heten als het leven? De een is niets anders dan de andere kant van de ander – de nacht en dag van Brahma. Door de oplossing van het oude wordt de nieuwe schepping mogelijk.
Uit: Kakuzo Okakura, Het boek van de thee
Slechts halverwege
Naar de oude hoofdstad,
En boven mijn hoofd
De wolken, zwaar van sneeuw.
Matsuo Basho

Als levenden zijn wij altijd halverwege. Nooit komen we aan tijdens ons leven. Een lange reis, een lange bezichtiging van wat er naast de weg staat. Als wij daar de tijd voor nemen. Als we niet, haastig als wij zijn, onrustig als wij denken, voortdurend vooruit willen zijn, aankomen al voordat wij zijn begonnen, geen rust nemen, geen tijd. Voortdurend het gevoel hebben te laat te komen, iets te missen, of niet genoeg uit het leven gehaald te hebben. Consumeren, meer en meer, vergeten wat er onder zit, niet willen weten dat al die goederen geen opvulling van leegte kunnen bewerkstelligen. Van evenement naar evenement. Corona legt opeens heel veel verlangens lam, verwachtingen moeten worden opgeslagen voor een later tijdstip, geen directe bevrediging van je vakantiegenoegens. Maar heb je dat allemaal wel nodig? Dat jachten en jagen, dat steeds meer en steeds sneller? De halve wereld rond om vakantie te vieren terwijl vacare toch eigenlijk in diepste wezen even afstand nemen is, van jezelf en je verlangens, van de jachtige hectiek waarin je dagelijks je leven probeert vorm te geven.
De filosoof Giovanni Ruzzuto wijst in zijn boek over het niets, een poging om een antwoord te geven op het nihilisme, op de aanvaarding van de leegte, het niets, de ruimte die niet gevuld hoeft te worden. Hij wijst op de schoonheid in de melancholie. De vergankelijkheid die bron is van weemoedige stemmingen. Donker en licht horen bij elkaar, de lange schaduwen van de herfst, de vroege avonden, de lange nachten, het licht wordt als het ware in een hoek gedrukt, getemperd, afgeknepen zodat het niet in zijn volheid kan stralen zoals op een zonnige zomerdag. Rizzuto verwijst naar Japan:
Weemoed over de eindigheid van de dingen maakt dat hun schoonheid intenser wordt beleefd. Dit gevoel wordt aangeduid met de esthetische categorie Mono no aware. Op het jaarlijkse festival, waar Japanners massaal de kortstondige bloei van de sakura of kersenbloesem bewonderen, wordt dit collectief beleefd. De term mono no aware is bedacht door de literatuurwetenschapper Motoori Norinaga, die beweert dat in Het verhaal van Genji (11e eeuw n. Chr.), de eerste en beroemdste Japanse roman, alles zou draaien om deze specifieke beleving van schoonheid. Mono no aware betekent verwondering (aware) over de dingen (mono) vanuit een verhoogde ontvankelijkheid voor hun vergankelijke schoonheid. Dit is de esthetisering van de boeddhistische gedachte dat de werkelijkheid dharmisch en niet-substantieel van aard is. Er wordt genoten van de kortstondige schoonheid, maar altijd met een weemoedige ondertoon. Vergankelijkheid wordt zichtbaar in het vluchtige moment, maar ook in de “imperfectie van een breekbare materie. Hier snijden tijd en ruimte elkaar in het hart van de werkelijkheid. Deze onvolkomenheid wordt benadrukt in een andere esthetische categorie die wabi-sabi, of schoonheid van het onvolmaakte, wordt genoemd. Wanneer schoonheid over haarhoogte punt heen lijkt te zijn, verliest ze niet haar glans. Integendeel, zij maakt intenser deel uit van dat wat aan verval ten prooi valt. Wabi-sabi drukt imperfectie uit die tastbaar wordt in de onregelmatigheid van materie en vorm…(Pag. 175-176)
Rondom mijn lamp ook,
een roerloze lichtkring van
winterafzondering.
Yaha

De herfst is bij uitstek het jaargetijde waarin de dood in het landschap zich aankondigt. De winter wordt voorspeld, de eerste sporen worden zichtbaar als de sneeuw het landschap overdekt en niets meer lijkt op wat het was. Ik vind sneeuw een van de meeste wonderlijke verschijnselen, de zachte kwetsbaarheid ervan, en de onverbiddelijke hardheid als hij hard geworden de aarde met een dikke laag bedekt zoals in Groenland of in de Russische steppen. Sneeuw heeft alles: de vriendelijkheid en de wreedheid. Sneeuw staat voor mij bij uitstek symbool voor melancholie, voor dubbelzinnigheid van het leven, van het eigen gemoed, van de natuur die ons omgeeft en waaruit we voortkomen en weer in terugkeren. De filosoof Cornelis Verhoeven heeft hierover gemijmerd als hij schrijft:
De melancholie is in zekere zin een privilege: het is niet aan iedereen gegeven melancholisch te zijn. Een bepaald soort van mensen is van deze sensatie uitgesloten. Ze zijn zich te licht, te helder, te blond eigenlijk, voor dit donkere gevoel. Melancholie is het ‘donkere gevoel’ bij uitstek, zoals het woord zelf zegt. Het is de donkerte die de helderheid vertroebelt, bedreigt als een onweer, maar dan van binnenuit: de melancholie gedraagt zich alsof zij oudere aanspraken op de mens heeft dan de helderheid. Om te kunnen leven moet de mens helder zijn. Maar het lijkt alsof alle opgewekte helderheid ontrukt is aan het duister, ontgonnen als het ware. Alleen de mens wiens wezen nog deze donkere kern bevat, bij wie de helderheid nog niet erfelijk geworden is, zoals de Scandinaviër, – deze donkere mens kent de melancholie. (Pag. 60)
Ik zag de bloesem,
de maan – nu ga ik schouwen
het schoonste: de sneeuw.
Rippo
Melancholische mensen, mensen met oog en met een ziel voor de donkere kanten van het leven, van hun gemoed, mensen die zich laten raken door hun weemoed, hun stemming die het afscheid kleurt, die weet hebben van wat gisteren mooi was en vandaag vergaan is, hebben misschien de gave om dichter, poëet te worden. Dat kan op vele manieren. Dat kan via taal, de taal van een gedicht of een verhaal, dat kan via het beeld, een schilderij, een foto, dat kan via een dans, of via een partituur met muziek. Het kan ook gewoon buiten op een bank, in de tuin, of zoals Byung Chul Han, de Koreaanse filosoof in zijn nieuwe tuintje in Berlijn waar hij vooral planten kweekt die in de winter bloeien. Verhoeven heeft het goed gezien als hij schrijft:
Melancholie is leerzaam. Zij heeft iets aan te kondigen, namelijk de noodzaak van het lijden. Melancholie is een lijden aan de noodzaak van het lijden; zij is het lijden aan het lijden dat nog niet geleden is, maar dat zich als noodzakelijk aankondigt. Melancholie is een blik op de wereld door het ineffabele lijden heen. (Pag. 61)
En ook dat het leven een aporie is, dat enkel paradoxen kent als je de diepte in wil gaan om te verstaan hoe het zit, waar je leven goed voor is en waar het toe kan leiden:
Door zijn melancholie ervaart een mens dat zijn bestaan een paradox is: alleen de melancholische mens is werkelijk mysterieus. (Pag. 63)
Velden en bergen,
de sneeuw heeft ze genomen,
en niets is over.
Jösö

In deze herfst zijn er genoeg kansen om te verwijlen, om even vakantie te nemen van al je plannen, je afspraken, je druk gedoe rond de kerst. Corona geeft een goed alibi om eens even helemaal niks te willen. Om goede gedichten te lezen, te genieten van een met veel zorg bereide fijne maaltijd met een goed glas wijn, met de dierbaren die er werkelijk toe doen. De tijd nemen om je te verwonderen, de tijd nemen om de leegte binnen te laten komen die om elke vorm van bestaan als een onzichtbare mantel geweven is en die we soms onverbiddelijk leren kennen in de ervaringen van angst en radeloosheid als we even geen uitweg meer zien uit een bedreigende situatie. Die leegte is er altijd, net als de kameraad dood die over onze schouder meekijkt naar waar we mee bezig zijn. Soms wordt een mens in de knop gebroken, door een verkeersongeval, of een kortstondige ziekte. Dan blijven vooral de nabestaanden achter met groot en pijnlijk verdriet. Soms kondigt de dood zich al lang van tevoren aan in de vorm van een onheilsbericht in het ziekenhuis als je onder de handen geraakt van de artsen die je onderzoeken. Dan is er tijd, is er ruimte om te overdenken, om te doen wat gedaan moet worden om waardig van dit leven afscheid te nemen. Ook dat is niet makkelijk, kost veel tranen, doet hevig pijn. De melancholie kan ons daarop voorbereiden, de melancholie heeft weet ervan dat we niet de meester zijn over ons eigen bestaan. Verhoeven schrijft:
Melancholie is de ervaring van het bestaan als ontstaan uit zijn eigen onmogelijkheid. Zij dwingt de mens steeds opnieuw te bedenken dat hij niet kan bestaan door zich eenvoudig te handhaven, te erkennen, dat hij niet authentiek bestaat als hij het slechts bestaat te bestaan, maar zijn bestaan als een wonder te aanvaarden.
***
Er is een categorie van gevoelens die het de mens onmogelijk maken zijn bestaan als iets vanzelfsprekend te aanvaarden en er als het ware aan te wennen. De melancholie is hier het centrum van; zij voert de mens steeds opnieuw terug naar zijn oorsprong en verhindert hem daardoor banaal te worden. Zij is zijn adelbrief. (Pag. 63)
Zomergras
is alles wat overblijft
van de dromen
van vroegere krijgslieden.
Matsuo Basho
John Hacking
17 december 2021
Verhoeven, Cornelis, Alledaagse mijmeringen. Een keuze uit de onuitgegeven essyas – 1953-1956. Bezorg, ingeleid en geannoteerd door Jacques De Visscher en Jean-Pierre Monsieur, Eindhoven 2021, (Damon)
Rizzuto, Giovanni, Denkend aan niets. Naar een filosofie voorbij ietsisme en nihilisme, Leusden 2018, (ISVW Uitgevers)
Carmina Burana: https://www.hs-augsburg.de/~harsch/Chronologia/Lspost13/CarminaBurana/bur_cmo4.html
Kakuzo Okakura, Het boek van de thee – Okakura, Kakuzo, Das Buch vom Tee, Leipzig (Insel Verlag)
Han, Byung-Chul, Lob der Erde. Eine Reise in den Garten, Berlin 2018 (Ullstein)
Han, Byung-Chul, Duft der Zeit. Ein philosophischer Essay zur Kunst des Verweilens, Bielefeld 2009, (Transcript Verlag)
