Onmogelijkheden


Die Gedankenlosigkeit ist ein unheimlicher Gast, der in der heutigen Welt überall aus- und eingeht. Denn man nimmt heute alles und jedes auf dem schnellsten und billigsten Weg zur Kenntnis und hat es im selben Augenblick ebenso rasch vergessen. […] Die zunehmende Gedankenlosigheit beruht daher auf einem Vorgang, der am innersten Mark des heutigen Menschen zehrt: Der heutige Mensch is auf der Flucht vor dem Denken. Diese Gedanken-flucht ist der Grund für die Gedanken-losigkeit. Zu dieser Flucht vor dem Denken gehört es aber, dass der Mensch sie weder sehen noch eingestehen will.

Martin Heidegger, Gelassenheit, in: Heidegger, Martin, Kleine Schriften, Stuttgart 2022, (Klett-Cotta), pag. 13


De mens denkt, tenminste hij denkt te denken. Maar veel van zijn denken is nauwelijks denken te noemen omdat denken niet piekeren is, niet mediteren, niet de hele tijd je verhouden tot de berichten op sociale media, en ook niet het lezen van een boek, zelfs al is het een filosofisch boek. Denken vraagt een bijzondere houding en bijzondere inspanning. Tenminste als we de filosoof Martin Heidegger mogen geloven. Hij onderscheidt tussen een calculerend denken, denken met een doel, het oplossen van een (vaak mathematische) puzzel, een wetenschappelijk vraagstuk, een economisch vraagstuk, kortom altijd iets dat met het bereiken van een oplossing op een vraagstuk gepaard gaat; en hij noemt een andere vorm van denken, het bezinnende (na)denken, waar de zin van een verschijnsel, een gebeurtenis, een fenomeen centraal staat en waar de denker dieper probeert door te dringen in het vlechtwerk van betekenissen. Dit bezinnend nadenken heeft hij op het oog als hij zegt (in het citaat boven) dat de mens op de vlucht is voor het denken. Want zo wordt gesteld, dit nadenken heeft geen praktisch nut, het levert geen bijdrage aan de oplossing van problemen op het terrein van de economie bijvoorbeeld, en het wordt ervaren als ‘te hoog’. Maar zo stelt Heidegger, het bezinnende denken ontstaat niet vanzelf, zoals ook het berekende denken niet vanzelf plaatsvindt. Het bezinnende denken veronderstelt oefening en vooral veel geduld, net als de boer die wacht op het ontkiemen van het zaad.


Ik kreeg dit lichaam – wat te doen ermee,
Zozeer uniek en zo volstrekt van mij?
 
Wie moet ik danken voor de stille vreugd
Van ademhalen, leven, liefde, jeugd?
 
Ben de tuinier, maar ook een bloem naast steen,
‘k Sta in de wereldkerker niet alleen.
 
En op de ruiten van de eeuwigheid
Heeft reeds mijn warme adem zich gevlijd.
 
Daarop wordt, onherkenbaar sedert kort,
Een tekening verbeeld, die nu verstart.
 
Ook al vervliet het wazige moment –
Niet uit te wissen is die tere prent.
 
O. Mandelstam 1909

(Vertaald door Peter Zeeman)



Heidegger vreest dat het gevaar dreigt dat het berekende denken langzaam de overhand krijgt want de wereld wordt door wetenschap en techniek totaal veranderd. Heidegger vraagt dan ook of de mens daar klaar voor is en of deze technische wereld uiteindelijk alles gaat bepalen. Een niet ongegronde vrees, als je kijkt hoe jongeren (en ouderen) nu beheerst worden door de mogelijkheden van hun smart-phone en aanverwante apparatuur. Heidegger hield zijn rede waar ik uit citeer in 1955. De digitale revolutie had toen nog niet zijn intrede gedaan.
Hij zelf pleit voor een vorm van ‘gelatenheid’ ten aanzien van de dingen bij de verworvenheden van de techniek, er wel gebruik van maken, maar je er niet volledig door laten bepalen. Maar waar ligt hier de grens, en is ‘gelatenheid’ vanuit het huidige perspectief wel een goede houding? Gelatenheid definieert hij als ja en nee tegenover de technische wereld. De techniek die wordt ingezet is niet zinloos, maar onze verhouding tot de wereld verandert er wel fundamenteel door. Wat dit laatste betekent en hoe zinvol dit is, blijft echter volgens Heidegger donker en niet opgehelderd. Daarvoor is ook het bezinnende (na)denken noodzaak. De zin van de technische wereld verbergt zich, volgens Heidegger. Maar deze verborgen zin raakt ons wel, en zo zijn we ermee verbonden, ondanks dat de verborgenheid en de betekenis ervan blijft bestaan. Heidegger noemt dat het kenmerk van het ‘geheim’. Een geheim is dat wat zich toont en wat zich onttrekt. Hij noemt de open houding waarmee wij de technische wereld tegemoet kunnen treden en de verborgen zin ervan, de openheid voor het geheim. Gelatenheid en openheid voor het geheim horen bij elkaar en kan de mens een nieuwe bodem onder de voeten geven in deze nieuwe wereld waarin de oude bodem en de oude zekerheden zijn weggevallen.


MAN GAB MIR einen Körper — wer
Sagt mir, wozu? Er ist nur mein, nur er.

Die stille Freude: atmen dürfen, leben.
Wem sei der Dank dafür gegeben?

Ich soll der Gärtner, soll die Blume sein.
Im Kerker Welt, da bin ich nicht allein.

Das Glas der Ewigkeit — behaucht:
Mein Atem, meine Wärme drauf.

Die Zeichnung auf dem Glas, die Schrift:
Du liest sie nicht, erkennst sie nicht.

Die Trübung, mag sie bald vergehn.

Es bleibt die zarte Zeichnung stehn.

O. Mandelstam 1909



Deutsch von Paul Celan


Martin Heidegger spreekt over hedendaagse ‘Bodenlosigkeit’, de grond, de basis is weggevallen onder de voeten, er is geen houvast meer. Geen houvast in de traditionele zin van het woord: ‘Heimat’, het land waar je thuis bent en waar je uit voortkomt, de grond waarop je bent opgegroeid, later ook de natie genoemd, zoals de boer thuis is op zijn land en de handwerker in zijn werkplaats. Maar dit zijn allemaal beelden die voor velen stammen uit een ver verleden, iets van vorige generaties, een leven dat nu totaal anders is geworden omdat wij in steden leven, globetrotters zijn, digitale nomaden. In de woorden van Heidegger hoor je het verlangen terug naar een tijd die eigenlijk in West-Europa voorgoed voorbij is. Het is een teneur die ook bij (meestal rechts-extreme) politici naar voren komt als ze het hebben over waarden en normen, traditie, de gezinsstructuur en de man-vrouw-verhouding, de autoriteitsinflatie, allemaal als gevolg van de ‘moderniteit’. Ze willen terug naar een helder onderscheid tussen man en vrouw, een duidelijke rolverdeling (de man de baas – de vrouw aan het aanrecht en als moeder), vaste landsgrenzen, trots op het verleden en de behaalde prestaties ook al gingen die met slavernij en uitbuiting gepaard. En de vrije pers moet de mond worden gesnoerd omdat deze veel te kritisch is, veel te ‘woke’, veel te veel op de hand van de modernisten, en een gevaar voor de eigen opvattingen die op los zand zijn gebouwd, namelijk het zand van de heimwee en het zand van het verlangen naar de macht van blanke sterke mannen.


Ik kreeg een lijf – wat zal ik ermee zijn,
met dit zo zeer zichzelf en zo het mijn?
 
De stille vreugd van ademen, bestaan –
zeg mij naar wie mijn dank daarvoor moet gaan?
 
En bloem ben ik en hovenier ineen,
in ’s werelds kerker ben ik niet alleen.
 
Mijn vochte adem die zijn warmte blaast
heeft reeds het glas der eeuwigheid bewaasd.
 
Het glas waarop zich ingrift mijn schriftuur,
ononderkenbaar nog op korte duur.
 
Laat het; de troebeling trekt op temet, –
de tedere schriftuur blijft onverlet.

O. Mandelstam 1909

(vertaling Marko Fondse)



Wat we veel zien in de politiek en de politieke besluitvorming, vooral ook voor de bühne, als de camera op hen gericht is, is het calculerende denken.
Niet zo zeer calculerend met betrekking tot het oplossen van grote problemen, eerder een calculerend denken met betrekking tot de beeldvorming: hoe kom ik over, gaan ze nog op mij stemmen?
In de kennismakingsgesprekken met (of ondervraging van) de nieuwe bewindvoerders was er van bezinnend denken geen snars te merken. Een visie op de samenleving en de toekomst ontbrak, de echte problemen waar de samenleving mee worstelt werden nauwelijks aangestipt en al helemaal niet behandeld.
Oude jasjes werden moeiteloos ingeruild voor een nieuwe pels. Het oude vel, de onwelgevallige opvattingen en uitspraken, publiekelijk afgestroopt en een nieuwe huid aangetrokken: het uniform van de minister of staatssecretaris. Alsof woorden er niet toe doen, alsof elke dag begonnen kan worden met een schone lei. Alsof de mens achter de woorden, eigenlijk niet belangrijk is, in ieder geval niet belangrijk genoeg om gestraft te worden voor woorden en daden.
Nieuwe plannen en voornemens werden bezwerend keren herhaald zonder concrete invulling want het is een hoofdlijnenakkoord. Nada, niets, werd echt duidelijk – nada, niets is volgens mij waar van al die plechtige beloftes van de leden van de Partij voor Verdraaiing. Het was een herhaling van retorische zetten – of eerder een herhaling tot vervelens toe van dezelfde platitudes: ik zal een streng maar rechtvaardig asielbeleid gaan voeren…Wat rechtvaardig dan inhoudt werd niet nagevraagd en kwam ook niet aan het licht. Van bezinning, van diepgang, van inhoud geen spoor. Alleen: het volk wil dit zo, alsof zij tot stem van het volk zijn getransformeerd, terwijl ze alleen maar ‘his masters voice’ lieten tetteren.


We bestaan, maar we voelen geen grond, in een land
Waar een woord in een straal van tien meter verzandt
 
En dan nòg alle aandacht zal vergen
Van het Kremlin, de man uit de bergen,
 
Met zijn vingers als aardwormen, glibberig, vet,
En zijn zinnen per poed waar hij alles mee plet,
 
Die de schacht van zijn laarzen laat glimmen,
En zijn kakkerlaksnorren laat grimmen,
 
Die gespuis van dunhalzige leiders vergaart
En als speelgoed gedienstige halfmensen spaart.
 
Jij mag fluiten en grienen en mauwen,
Terwijl hij maar blijft hakken en houwen.
 
Zijn oekazen zijn hoefijzers, recht voor je raap,
Op je bek, in je kruis, in je oog, op je slaap.
 
Zijn Ossetische borst is gezwollen,
Als hij hoofden als bessen laat rollen.

O. Mandelstam

(Vertaling Hans Boland)


Wat mij bij een van de ondervragingen opviel was de uitdrukking die voor bezuinigen werd gebruikt: “In eigen vlees snijden…” eigenlijk een heel vreemde uitdrukking, zeker als je deze letterlijk zou nemen. Dat doet waarschijnlijk niemand echt in de politiek, waar deze uitdrukking vaker naar voren komt. En figuurlijk? Ook dan blijft het vreemd want wat is de uitkomst, wat het resultaat van een dergelijke actie? Bezuiniging? Minder geld om bepaalde doelen te halen of doelen ‘gewoon’ schrappen? Politieke doelen zijn sowieso aan verandering onderhevig. Een nieuwe coalitie, een nieuw kabinet en veel van wat eerder werd afgesproken verdwijnt in de la, wordt ‘kaltsgestellt’ of als ‘niet haalbaar’ beschreven, en navenant wordt gehandeld. Klimaatdoelen ‘worden kind van de rekening’. Nog zo’n rare uitdrukking.
Terugdringen van de ongelijkheid en onrechtvaardigheid in de verdeling van de rijkdom wordt met een knipoog naar de ‘rijken’ weggezet als een gevaar voor de ‘economische groei’. Maar precies hier ‘wringt de (echte) schoen’. (zie ook de bijlage over armoede en achterstelling uit het Nederlands Dagblad).
Een coalitie die gebaseerd op leugens van de Partij voor Verdraaiing gaat mee in het populistische beloven van een nieuwe toekomst waarin de zon voortdurend schijnt voor de ‘witte’ ‘blanke’ en van oorsprong originele ‘Nederlander’, alsof die laatste bestaat.
Maar heel Nederland is in feite import want onze voorouders komen van over de hele wereld. Ook de dictator van de Partij voor Verdraaiing heeft indonesische wortels die hij met zijn kapsel verdoezelt.
Giorgo Amgamben die vaker treffende analyses maakt van de processen in de samenleving stelt in de bundel Naaktheden dat de onmachtige burger (de armen, de uitgebuitenen, de mensen die vaak ‘aan het kortste eindje trekken’), zij die afhankelijk zijn van de uitkeringen van de overheid en vaak van de ‘goodwill’ van de ambtenaar die zijn oren teveel naar de politiek laat hangen (Toeslagenschandaal bijvoorbeeld) onmachtig wordt gehouden.
Hij verwijst naar de Franse filosoof Deleuze, ik citeer:

Deleuze heeft eens het opereren van de macht gedefinieerd als het scheiden van mensen en datgene wat zij kunnen, dat wil zeggen hun potentie. Actieve krachten worden in hun uitoefening gehinderd, ofwel omdat ze verstoken zijn van de materiële voorwaarden die deze uitoefening mogelijk maken, ofwel omdat een verbod de uitoefening formeel onmogelijk maakt – In beide gevallen scheidt de macht – en dit is haar meer onderdrukkende en
gewelddadige verschijning de mensen van hun potentie en maakt hen op deze wijze impotent. Er is echter een ander, meer sluipend opereren van de
macht, dat niet direct inwerkt op wat mensen kunnen doen – op hun potentie – maar juist op hun impotentie, dat wil zeggen op datgene wat zij niet kunnen doen of, beter gezegd, niet doen kunnen. (bron: Giorgio Agamben, in Over datgene wat wij niet kunnen doen, in: Agamben, Giorgio, Naaktheden)



De heerser

Wij Leven zonder onder onze voeten ons land te voelen,
Onze woorden zijn niet verder dan op tien pas te horen,

Maar waar nog geen half gesprekje plaatsvindt,


Wordt de Kremlin-bewoner uit de bergen vermeld.

Zijn dikke vingers zijn vet als wormen


En zijn woorden zijn onwrikbaar als loden gewichten.

Zijn kakkerlakkensnor lacht
En zijn beenkappen glanzen.

Hij is omgeven door een bende slankhalzige leiders


En hij maakt gebruik van de slavendiensten van halfmensen.

Zij fluiten, miauwen of janken,


Alleen hij oreert en port met zijn vinger.

Hij smeedt series dekreten, als hoefijzers


Die hij mikt op je voorhoofd, je kruis of je oog.

En iedere terechtstelling is een traktatie


Voor de Osseet met de brede borstkas.

Ossip Mandelstam

(Vertaling: Kees Verheul)


In opstand kunnen komen, het niet meer langer pikken, dat gebeurt meestal pas echt als het ‘water aan de lippen staat’. Zoals in veel Afrikaanse landen waar het brood onbetaalbaar wordt, (broodopstanden in Egypte bijvoorbeeld) of waar door de onbetaalbaarheid van andere essentiële voorzieningen (olie, gas, benzine, zaaigoed, gezondheid, onderwijs) door overheidsbeleid (onder aanmoediging (of dwang) van het IMF) mensen in armoede stort. Zolang gezwegen wordt ‘wiegen’ de overheidsdienaren en zij wiens slippen zij dragen zich in een ‘soort van zekerheid’. Maar die zal weldra vals blijken als de ramen sneuvelen en de winkels worden geplunderd, het parlementsgebouw bestormd en de (corrupte) politici die zich verrijken, bedreigd worden, door een woedende menige, zoals nu bijvoorbeeld in Kenia. Agamben schrijft:

Dat potentie altijd ook in constitutieve zin impotentie is, dat ieder doen kunnen ook altijd al een niet doen kunnen is, is de beslissende stap in de theorie van de potentie die Aristoteles ontwikkelt in boek IX van de Metafysica. ‘De impotentie [adynamia],’ schrijft hij,’is een privatie tegengesteld aan potentie [dynamis]. Iedere potentie is impotentie van hetzelfde en met zicht op hetzelfde [waarvan het potentie is]’ (Met. 1046a, 29-31).
‘Impotentie’ wil hier niet alleen afwezigheid van potentie zeggen, niet kunnen doen, maar ook en vooral ‘niet doen kunnen’, de mogelijkheid de eigen potentie niet uit te oefenen. En het is juist deze specifieke ambivalentie van de potentie, die altijd potentie is van zijn en van niet zijn, van doen en niet doen, die de menselijke potentie definieert.
Daarom is de mens het levende wezen dat, existerend op de wijze van potentie, zowel het ene kan als het tegenovergestelde, zowel doen als niet doen. Dit stelt hem, meer dan elk ander levend wezen, bloot aan het risico van fouten, maar stelt hem ook in staat zijn eigen vermogens te verzamelen en vrijelijk te beheersen, ze te transformeren tot zijn krachten. Niet alleen de maat van wat iemand kan doen, maar ook en in de eerste plaats het vermogen een relatie te onderhouden tot het eigen vermogen niet te doen, definieert het gebied van zijn handelen. Terwijl vuur alleen kan branden en andere levende wezens alleen hun eigen specifieke potentie, alleen een zeker in hun biologische roeping gegrift gedrag hebben, is de mens het dier dat zijn eigen impotentie heeft. (bron: Giorgio Agamben, in Over datgene wat wij niet kunnen doen, in: Agamben, Giorgio, Naaktheden)

In de politieke discours is datgene wat we niet kunnen doen, dat buiten onze potentie ligt, dat onmogelijk is, vaak buiten beeld. Iedereen presenteert zich als een ‘problem-solver’, met het ‘juiste antwoord’ op de geschetste problemen. Of er wordt geroepen dat bepaalde oplossingen de juiste zijn terwijl dat helemaal niet zeker is. Het huiswerk wordt niet gedaan, en daarna moet de rechter beslissen wat er van deze slordige vorm van wetgeving stand kan houden. De wetgeving rond de klimaattransitie maakt dit meer dan duidelijk. Het makkelijkste is gewoon alles ontkennen zoals Forum voor Demagogie elke dag weer laat zien.
De boeren dwingen hun gelijk af met hun tractoren, de politici gaan mee in hun eisen en pesticiden bijvoorbeeld mogen nog heel lang worden gebruikt, allemaal onder het mom van economische groei, te zware lasten voor de ‘arme’ boeren en onschadelijkheid van de gebruikte rotzooi, bevestigd door bevooroordeelde wetenschappers van organisaties die niet echt doorpakken in hun onderzoek. Bijzonder Boeren Bedrog hijst de vlag: weer een overwinning binnen voor boerenman, boerenvrouw, visserman en visservrouw. Alternatief boeren wordt weggezet als hobbyisme. Maar de sloten zijn zwart en doods door het gif dat er dagelijks instroomt van de overbemeste weilanden en akkers, doodgespoten met glyfosaat, want dat werkt wat sneller en effectiever.



Wind strijkt door mijn schaarse haren,
Nu nog biechten geeft geen pas,
Hakken slijten met de jaren –
Zo deed tijd met wat ik was.
 
’t Leven komt zichzelf te boven,
Klank verliest zijn helderheid,
Iets ontbreekt onafgebroken,
Voor herinnering geen tijd.
 
Neergang kun je niet ontkomen,
En ik merk het keer op keer,
Hoe jij vroeger placht te stromen,
Bloed, zo
stroom je nu niet meer.
 
Het bewegen van mijn lippen
Is dus niet voor niets geweest.
Niet in staat de bijl t’ontglippen,
Viert een boomtop moedig feest.
 
1922

O. Mandelstam

(Vertaald door Peter Zeeman)


Jongeren en ouderen staren zich blind op de successen die in de samenleving door anderen worden behaald, de luxe, het grote geld, de overvloed. Dat willen zij ook. En als dat niet lukt, eigen schuld, had je maar beter je best moeten doen. Influencers, beter betaalde en gesponsorde manipulatoren, spiegelen je een wereld voor binnen handbereik. Maar het kost alleen maar geld en teert op je goedgelovigheid. Agamben stelt dat de moderne mens blind is geworden voor zijn eigen ‘onvermogen’:

Het is op deze andere en minder bekende zijde van de potentie dat vandaag de dag de macht die zich ironischerwijze ‘democratisch’ noemt verkiest in te werken. Deze macht scheidt mensen niet uitsluitend en niet primair van wat zij kunnen doen, maar ten eerste en ten sterkste van wat zij niet kunnen doen. Gescheiden van zijn impotentie, ontdaan van de ervaring van wat hij niet doen kan, denkt de mens van vandaag zichzelf in staat tot alles en herhaalt zijn joviale’ geen probleem’ en zijn onverantwoordelijke ‘dat kunnen we doen’, juist wanneer hij er zich rekenschap van zou moeten geven dat hij in ongehoorde mate uitgeleverd is aan krachten en processen waarover hij iedere controle verloren heeft. Hij is blind geworden, niet voor zijn eigenvermogens, maar voor zijn onvermogens; niet voor wat hij kan doen, maar voor wat hij niet kan doen of niet doen kan.

In de politiek zien we dit dagelijks voorbijkomen. Calculeren, maar bezinning hò maar! Bezinnend denken, leren van je fouten, leren dat veel onmogelijk, onhaalbaar, niet realistisch is, het wordt met opportunisme onder tafel geveegd. Wetgeving van het Europese Parlement, ‘daar hebben we geen boodschap aan’, ‘we gaan naar Brussel en eisen een uitzondering voor onze boeren en vissers, voor ons asielbeleid, voor de hoogte van onze afdracht’. Nederland op één, is ik op één en de rest kan stikken. Solidariteit, nooit van gehoord en overbodig. Geldverspilling. Niet effectief. Ja niet voor de beurzen van de rijken en de corrupte politici die hen steunen. Niet voor de grote industrieën die leven van misleiding: octrooien op zaaigoed, medicijnen, kunstmest en pesticiden – allemaal goed voor de mens, goed voor de boer, goed voor de consument…en vooral voor de beurs van de aandeelhouders. Misleiding, verdraaiing, egoïsme in optima forma. Dat houdt geen stand! Daar komen we heel snel achter….


Wij leven en hebben geen voet aan de grond,
Wij spreken alleen met een blad voor de mond,
 
En waar wij vertrouwelijk raken
Komt de man in het Kremlin ter sprake.
 
Zijn vingers zijn dik en als wormen zo vet,
En onder zijn woorden wordt alles geplet.
 
Zijn kakkerlaksnorren smalen,
Zijn laarzenschachten stralen.
 
Om hem heen het gespuis dat beweegt op zijn wens,
Dunhalzige leiders, half monster, half mens.
 
Zij hinniken, blaffen, miauwen,
En hij alleen trekt aan de touwen.
 
Als hoefijzers smeedt hij bevel op bevel:
Jij moet zus, jij moet zo, jij moet niet, jij moet wel!
 
Hangop is zijn lievelingseten
En breed is de borst der Osseten

O. Mandelstam

(Vertaling Werkgroep Slavistiek Leiden)



Als we niet meer in staat zijn na te denken over onze krachten en onze gebreken, als we alleen maar ons zelf voorhouden wat we allemaal willen en kunnen, zogenaamd omdat de kiezer heeft gesproken, vallen we in de afgrond die door ons handelen steeds dieper en dieper wordt. We zien het telkens terugkeren, in elke oorlog die wordt begonnen. Het eindigt altijd in een fiasco want wat heb je aan een paar kilometers grond als daarvoor duizenden en duizenden hun leven moeten opofferen? Onze parlementariërs die opeens bevorderd zijn tot minister van de Partij voor Verdraaiing en hun opperste leider, nummer een in het voorliegen van mensen, haat-zaaien en racisme ten aanzien van alle in zijn ogen niet deugende types: zwart, moslim, etc. hebben zich getoond als ‘meester’ in het rollenspel. De hoorzittingen maken dit meer dan duidelijk. Agamben ziet dit als volgt:

Vandaar de definitieve verwarring van beroepen en roepingen in onze tijd, van professionele identiteiten en sociale rollen. Al deze worden nagedaan door een verschijning waarvan de arrogantie omgekeerd evenredig is aan de provisorische aard en de onzekerheid van haar voorstelling. Het idee dat een ieder wat ook maar kan doen of zijn zonder onderscheid, het vermoeden dat de arts die mij onderzoekt morgen een videokunstenaar zou kunnen zijn, maar dat ook de beul die mij doodt in werkelijkheid, zoals in Kafka’s Der Prozess, een zanger is, zijn niets dan de weerspiegeling van het bewustzijn dat allen moeten buigen voor de flexibiliteit die tegenwoordig de belangrijkste kwaliteit is die de markt eist.

Als we maar flexibel zijn komen we een eind. Maar het vreemde is dat men zich dan tegelijkertijd beroept op traditie, volk, eer, vaderland, waarden en normen als houvast in woelige tijden, een anker tegen alles wat wordt afgedaan als moderne verdwazing. Grote gevaren worden geschetst, de cultuur wordt bedreigd, het ‘volk’ vervangen, de pers moet onschadelijk worden gemaakt want die schetsen een heel ander beeld: dat van de complotdenker, de gek die gaat voor zijn eigen gelijk, zijn eigen gewin. Kritiek is niet gewenst, en is niet geoorloofd, je bent voor of je bent tegen en als je tegen bent, ben je de vijand. En als je de vijand bent is alle geoorloofd want jij bent een gevaar voor ‘volk en vaderland’. Maar de steun aan de dictator in het Kremlin maakt duidelijk wie de echte verrader is en waar het ‘echte gevaar’ voor de ‘democratie’ vandaan komt. Agamben heeft het scherp gezien als hij stelt:

Niets maakt zo arm en zo weinig vrij als deze vervreemding van de impotentie. Wie gescheiden is van wat hij kan doen, kan tenminste nog weerstand bieden, kan nog niet doen. Wie gescheiden is van eigen impotentie verliest daarentegen bovenal het vermogen weerstand te bieden. En zoals het alleen het brandende bewustzijn is van wat wij niet kunnen zijn dat de waarheid garandeert van wat wij zijn, zo is het ook slechts het heldere beeld van wat wij niet kunnen doen, of niet doen kunnen, dat consistentie geeft aan ons handelen.


MEINE ZEIT, mein Raubtier, deinem
Aug – hält ihm ein Auge stand?
Wer, Jahrhunderte zu einen,
knüpft mit seinem Blut das Band?
Erdendinge. Blut, in jedem:
Blutstrahl, der zu bauen wagt.
Nur wer ass, was andre säten,
strauchelt, wo das Neue tagt.

Das Geschöpf, bis hin zum Ziele
schleppts sein Rückgrat, Jahr um Jahr.
Und die Wellenhände spielen
mit den Wirbeln unsichtbar.
Weich, ein Kindesknorpel, dieser
jugendlichen Erde Zeit.
An des Lebens Schädel, wieder,
legen sie das Opferscheit.

Dies es Leben freizuschlagen,
dass hier neu die Welt beginnt,
heissts die knotigen, die Tage
fügen, bis sie Flöten sind.
Sie, die Zeit, bewegt die Welle,
schaukelt sie mit Menschenleid.
Dort im Gras die Ottern schnellen
nach dem goldnen Mass der Zeit.

Blatt und Schössling treiben, eine
Knospe, eine zweite schwellt.
Doch du, Zeit, die mein ist, deine
Wirbel liegen da, zerschellt.
Stumpf, so lächelst du, die kranken
Glieder schleppend — du, das Tier!
Äugst, äugst rückwärts: jene Pranken,
jene spur dort, hinter dir…

Ossip Mandelstam

(Vertaling Paul Celan)


John Hacking
28 juni 2024


bronnen:

Martin Heidegger, Gelassenheit, in: Heidegger, Martin, Kleine Schriften, Stuttgart 2022, (Klett-Cotta), pag. 11-25

Giorgio Agamben, in Over datgene wat wij niet kunnen doen, in: Agamben, Giorgio, Naaktheden, vertaling Martijn Buijs, Amsterdam 2011 (Sjibbolet) pag. 73-76

Mandelstam, Ossip, Gedichte. Aus dem Russischen übertragen von Paul Celan, Frankfurt am Main 1983 (Fischer)



Bijlage uit het Nederlands Dagblad
door Jan Blacquière
woensdag 26 juni 2024 om 11:01 aangepast 27 juni 2024 10:01

‘Je postcode is een betere indicatie voor succes dan je talenten’, zegt Tim ‘S Jongers. Dit is waarom

interview ’Mensen die in armoede leven kunnen daar zelf iets aan veranderen, lijkt de tendens. Tim ‘S Jongers weet uit eigen ervaring dat dat een illusie is. ‘Max Verstappen was echt geen wereldkampioen als hij in armoede was opgegroeid.’

‘Als ik arm zou zijn, zou ik het veel beter doen dan jij’, is volgens Tim ’S Jongers de heersende opvatting over mensen in armoede. Harder werken is de oplossing, en anders minder uitgeven.
Als het aan ’S Jongers ligt, is het tijd voor een totaal andere benadering van armoede. Beleidsmakers hebben namelijk geen ervaring met echte armoede en daar gaat het volgens hem mis. ‘Als een schoenmaker niet weet wat een schoen is, verklaar je hem toch ook voor gek?’

’S Jongers weet waar hij over praat, want hij is zelf uit armoede geklommen. Hij studeerde later politicologie en bestuurskunde en werkt momenteel voor het wetenschappelijk bureau van de Partij van de Arbeid. In een simpel wit T-shirt doet de Vlaamse ‘S Jongers bevlogen zijn verhaal. 
Wat is de grootste misvatting over armoede?
‘Dat armoede alleen om geld draait, maar dat is slechts de oppervlakte. Armoede kan een heel gezin aantasten, het raakt de gezondheid en schaadt de mentale gesteldheid. We weten bijvoorbeeld dat mensen die in armoede leven eerder sterven.
We leven in een samenleving die gelooft dat succes een eigen keuze is. De keerzijde daarvan is dat we denken dat falen ook een eigen keuze is. Maar als je kijkt naar de onderkant van de arbeidsmarkt, zie je dat de mensen die amper kunnen rondkomen gewoon werken of simpelweg niet kunnen werken.
Dat komt door slecht armoedebeleid?
‘…mijn punt is niet zozeer dat we de armoede moeten uitbannen, maar dat het armoedebeleid zoals het nu is vormgegeven, ontzettend moraliserend is. Het is simpelweg geen menswaardige behandeling meer. We moeten ons toch kapot schamen dat we voedselbanken in Nederland hebben?
Onze beleidsmakers moeten niet kijken naar het gedrag van mensen, maar naar de mensen daarachter. Hun gedrag speelt zich af in een sociale context, die totaal anders is dan de onze. Ze hebben de meest stressvolle banen, als ze al een baan hebben. Heb je geen baan? Dan ben je afhankelijk van de overheid die het je allesbehalve makkelijk maakt.’  
Hoe doet de overheid dat dan?
‘Dan kom je bijvoorbeeld in de bijstand. Dat is een hangmat wordt dan wel gezegd – maar het is een wielklem. Je moet dan tig keer bewijzen dat je écht arm genoeg bent om in aanmerking te komen voor allerlei hulp. 
Een alleenstaande moeder met twee kinderen heeft in dit land recht op 27 ondersteunende maatregelen. Daar zitten vier tot zes definities van inkomen in. Maar als je één fout maakt in het aanvragen van een maatregel, krijg je een boete. 
Lijk wat meer op ons, suggereren beleidsmakers. Maar als je je verplaatst in de mensen in armoede, worden hun irrationele keuzes opeens heel rationeel. Neem bijvoorbeeld voeding. Gezonde voeding is nu eenmaal duurder dan ongezonde voeding. Vind je het gek dat mensen in armoede minder gezond leven?’ 
Is dat beleid dan gebaseerd op onwetendheid of onkunde?
‘Het is gewoon wantrouwen.’
Hoe bedoelt u dat?
‘In de bijstand kun je een boete ontvangen als je boodschappen van iemand anders ontvangt. We hebben dus een overheid die straft als we elkaar helpen. Dat is toch helemaal niet hoe de samenleving zou moeten zijn?
In plaats daarvan komt er nog een formulier, nog een regeling en word je in armoede gewoon systematisch vernederd. Dat vindt toch niemand oké? En ook al vind je dat armoede je eigen schuld is, is dat dan een reden om mensen te vernederen?’
Welk mensbeeld schuilt er achter dit beleid?
‘Een beeld van winnaars en verliezers. Ik vergelijk het met een wielerwedstrijd. De eerste krijgt goud, de tweede zilver en de laatste een handdruk of een bloemetje. En dat is prima, want er is niks mis mee dat degene die het hardste werkt, het meeste verdient.
Alleen die mensen op het podium verzwijgen dat ze ook de beste fiets hadden, en de beste coach en dat hun ouders al hun trainingen betaalden. Denk je dat Max Verstappen wereldkampioen zou zijn als hij in armoede was opgegroeid?
Je kunt niet eeuwig blijven volhouden dat het je eigen succes is. Dan moeten we er eerst voor zorgen dat iedereen dezelfde startpositie heeft.’  
Hoe kunnen we die startpositie gelijker maken?
‘Bijvoorbeeld door de publieke voorzieningen te verbeteren. Als een stel dat allebei rond het minimumloon verdient in een scheiding terechtkomt, heeft één van de twee een gigantisch probleem. Die komt dan op wachtlijsten terecht, moet in een achterstandswijk wonen en langs de voedselbank.’ 
Ik geloof dat onderwijs, huisvesting en zorg voor iedereen even toegankelijk moeten zijn. Die sociale grondrechten bepalen toch in grote mate wat we van ons leven kunnen maken.’
Is het leven dan een soort loterij geworden?
‘Dat zou je wel kunnen zeggen. We komen vanuit een naoorlogse traditie die zegt dat iedereen van een dubbeltje een kwartje moet kunnen worden. De realiteit is echter dat je postcode een betere indicatie is voor succes dan je talenten. De sociale factoren wegen dus harder dan de persoonlijke talenten. 
Het kan toch niet zo zijn dat je weet dat als je in wijk A geboren wordt, je slechter onderwijs gaat krijgen dan in wijk B. Of dat je in die wijk steevast een lager schooladvies krijgt, ook al scoor je nog zo hoog op de Cito-toets. Dat is nu de realiteit. 
Wat zou u als eerste veranderen als u het voor het zeggen had?
‘Ik zou de overheid diverser maken. Die is nu heel homogeen, terwijl we een hele diverse samenleving hebben. Dat moet een betere afspiegeling worden. 
Kun je vanuit je hoogopgeleide toren een goede beslissing nemen voor heel veel mensen die dat niet zijn? Ik denk dat we meer behoefte hebben aan mensen die ervaring hebben in de praktijk. ‘Spreidstand burgers’ noem ik ze, omdat ze van beide kanten van het verhaal kennis hebben.’ 
Is er ook een taak weggelegd voor de burger?
‘Je bent volgens mij als individu verantwoordelijk om eens kritisch te kijken of je je bubbel wel uit komt. Ontmoet je weleens mensen waar je een mening over hebt? Ga eens serieus met een dakloze in gesprek en pas je beeld aan! 
Een collega van mij is nu steunouder geworden. Zij kan het kind dat ze elke zaterdag ontvangt iets bieden dat ze thuis niet krijgt. Het kind even in een andere context plaatsen kan al veel verschil maken. En daar kunt u morgen mee beginnen.’

Tim ’S Jongers schreef het boek ‘Armoede uitgelegd aan mensen met geld’. Daarin geeft hij een spoedcursus over armoede, bedoeld voor mensen met geld. Dit boek is beschikbaar bij De Correspondent voor 22 euro. 


Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.