Universum, Kosmos, AI en zin

‘We are all meaningless atoms adrift in the void’
P.H. Lovecraft

Wat is een zinvol bestaan? Wanneer heeft ons leven zin en kunnen we het als we erop terugkijken zinvol noemen? Voor religieus ingestelde mensen, heeft zin en de ervaring van zinvolheid ook vaak een religieuze dimensie. Dat betekent dat zij hun bestaan ingebed ervaren in een groter geheel, een universum of kosmos waarin zij zelf in eerste instantie niet de producenten zijn van zin en zinvolheid. Gedragen door dit grotere geheel is de ervaring van zin vooral een geschenk, of in religieuze termen een vorm van genade, een ervaring die zij gratis en voor niets ontvangen door een bekende onbekende ‘gever’. Deze ‘gever’ wordt dan ook vaak beschouwd als degene die aan het begin staat van het kenbare en onkenbare universum. Als je religieus bent ingesteld betekent dat niet dat je dan ook meteen godsdienstig bent want religiositeit hoeft niet samen te vallen met je betrokkenheid bij een godsdienst. Religie zou je als een overkoepelend begrip kunnen beschouwen waarbinnen godsdiensten hun plaats vinden.

Als we zelf niet aan de bron of basis staan van zin en zinvolle ervaringen – we zijn niet de producenten ervan zoals we tegenwoordig volgens de reclame opeens wel de producenten blijken te zijn van mooie herinneringen – die dan gemaakt gaan worden en waartoe we worden uitgenodigd als we een vakantiereis boeken – alsof we herinneringen met voorbedachte rade kunnen gaan plannen en gaan maken – wie of wat staat dan wel aan de bron of basis ervan?
Is het de ervaring van verwondering, een plotseling overweldigd worden, van ontzag, bij het ondergaan van een natuurervaring? Of de ervaring van liefde die ons overkomt? En als we daar dan woorden aan proberen te geven ontdekken we hoe wij zelf betekenis geven en daarmee ook zin? Maar dat is al een vervolgstap die ná de oorspronkelijke ervaring komt. Het is als het stamelen achteraf. De mysticus kan zijn ervaring van het goddelijke, de goddelijke openbaring, nauwelijks verwoorden en toch probeert hij/zij dat als de pen ter hand wordt genomen en getracht wordt om een taal te vinden om het niet uit te drukken gebeuren te beschrijven. De betekenisvolheid ervan moet (als het ware) worden gecommuniceerd. De mens kan vaak niet anders omdat hij een talig wezen is dat moet communiceren ook al is dat heel gebrekkig met het oog op het ervarene.

God (een naam die een abstractum is voor een veel groter geheel van ervaringen en betekenissen) hebben we nooit gezien. Hoeveel getuigenissen ook zijn opgetekend uit de mond van profeten in allerlei religieuze geschriften, de ervaring van God zelf zoals we een ander mens kunnen ervaren, is bij mijn weten nog nooit voorgekomen. Toch hebben velen behoefte aan een soort persoonlijke God met kenmerken die voor ons mensen herkenbaar en vertrouwd zijn. Spreken tot God alsof hij dan ook luistert of hoort wat er gezegd wordt en wat gewenst wordt…Verwachten dat God gebeurtenissen ten goede keert, dat wordt ingegrepen, dat er een toekomst is waarin alle leed en ellende van het mensenbestaan opgeheven zal zijn…De invullingen zijn talloos en ontelbaar…zo oud als er mensen bestaan die hun lot in de handen willen leggen van een grotere macht. Een kosmos waarin hemel en aarde verbonden zijn…

Natuurlijk zijn er ook altijd mensen geweest die daar niets van moesten hebben. Die varen willen op eigen kompas en die zelf willen bepalen waar het naar toe moet gaan en hoe de wereld in elkaar steekt. Zij leggen zich vaak neer bij het feit dat er na de dood niks meer komt. Einde oefening, alles voorbij. Zin en zinvolheid behoren enkel tot het aardse domein, daar is een hemel of een god niet voor nodig. Aan godsdienst hebben ze geen boodschap en nog minder aan mensen die voorschrijven hoe ze moeten denken en voelen met het oog op een overkoepelend zin-verstaan, al dan niet godsdienstig/religieus gemotiveerd.
Wie heeft er nou gelijk? En moet er wel een deel van de mensheid gelijk hebben of gelijk krijgen? Ik vermoed dat beide partijen best goed naast elkaar kunnen bestaan en voortleven. Want waarom zou iedereen bepaalde voorstellingen moeten delen en onderschrijven? Met het begrip ‘voorstellingen’ is de spijker op de kop geslagen: alle vormen van betekenis en betekenisinhouden zijn ‘voorstellingen’, menselijke verwoordingen van een idee, gedachte, ervaring. De mens blijft uiteindelijk de bron ervan, hij ligt aan de basis ervan. Tot nu toe. Maar er daagt een nieuw fenomeen aan de horizon: kunstmatige intelligentie. Opeens kunnen computers nieuwe ‘voorstellingen’ creëren op basis van heel veel data. In een tekst op AEON schrijft Robert Epstein over het menselijke verstand in vergelijking met een computer het volgende:

Senses, reflexes and learning mechanisms – this is what we start with, and it is quite a lot, when you think about it. If we lacked any of these capabilities at birth, we would probably have trouble surviving.
But here is what we are not born with: information, data, rules, software, knowledge, lexicons, representations, algorithms, programs, models, memories, images, processors, subroutines, encoders, decoders, symbols, or buffers – design elements that allow digital computers to behave somewhat intelligently. Not only are we not born with such things, we also don’t develop them – ever.

We don’t store words or the rules that tell us how to manipulate them. We don’t create representations of visual stimuli, store them in a short-term memory buffer, and then transfer the representation into a long-term memory device. We don’t retrieve information or images or words from memory registers. Computers do all of these things, but organisms do not.

Computers, quite literally, process information – numbers, letters, words, formulas, images. The information first has to be encoded into a format computers can use, which means patterns of ones and zeroes (‘bits’) organised into small chunks (‘bytes’). On my computer, each byte contains 8 bits, and a certain pattern of those bits stands for the letter d, another for the letter o, and another for the letter g. Side by side, those three bytes form the word dog. One single image – say, the photograph of my cat Henry on my desktop – is represented by a very specific pattern of a million of these bytes (‘one megabyte’), surrounded by some special characters that tell the computer to expect an image, not a word.

Forgive me for this introduction to computing, but I need to be clear: computers really do operate on symbolic representations of the world. They really store and retrieve. They really process. They really have physical memories. They really are guided in everything they do, without exception, by algorithms.

Humans, on the other hand, do not – never did, never will. Given this reality, why do so many scientists talk about our mental life as if we were computers?

https://aeon.co/essays/your-brain-does-not-process-information-and-it-is-not-a-computer

Nu het enthousiasme voor de producten van kunstmatige intelligentie toeneemt, moet je dan ook de vraag stellen naar de zin en zinvolheid van dergelijke ‘nieuwe voorgeschotelde voorstellingen’. Wat voegen zij toe aan onze ervaring van ons bestaan – maken ze het zinvoller, betekenisvoller, waardevoller? Of is het een nieuw speeltje in de handen van mensen om zich te vermaken of om bepaalde processen te vereenvoudigen en te automatiseren? Denk aan chirurgische ingegrepen op afstand en aan een diagnose van ziektebeelden, of de samenstelling en productie van nieuwe materialen en chemische verbindingen. De voorstelling leidt dan tot nieuwe toepassingswijzen en nieuwe mogelijkheden. Maar maken ze daarmee het bestaan zinvoller?
Een zinvol bestaan dat als zodanig zo ervaren wordt en verwoord is in mijn ogen altijd en vooral een individueel gebeuren. Zo gauw je er iets collectiefs van wilt maken krijg je of een godsdienst of een ideologie. Het ervaren ‘wij’ van de godsdienst kan dragend zijn voor een individu, maar toch ga je alleen dood en is dat jouw persoonlijke unieke ondeelbare ervaring. De ervaring van de eigen dood is het ultieme bewijs dat uiteindelijk je bestaan een individuele reis is, die je tot op zekere hoogte wel samen kunt afleggen maar uiteindelijk blijf je alleen over. De mens is vaak een eiland, hoeveel bruggen er ook worden gebouwd om verbindingen aan te leggen. Wat er getransporteerd wordt over deze bruggen aan betekenissen en aan gedeelde ervaringen blijft relatief. Een ziekte als depressie maakt dat meer dan duidelijk.

Nu zijn er auteurs die expliciet een telos, een doel van ons bestaan en van deze wereld afwijzen. Ook het universum heeft geen doel, de kosmos loopt nergens op uit. Zinvolheid van ons bestaan ontleend aan een hogere macht is in hun ogen nonsens want de mens is daar ten diepste veel te dom voor. Dom in de zin ook dat de mens niet de capaciteiten heeft om de gevolgen van een relatie met een hogere macht te doorzien en te ervaren. Spreken over een hogere intelligentie gaat bijvoorbeeld al uit van een menselijk concept. Als een god of als goden totaal anders zijn – los van elke menselijke realiteit en voorstellingsvermogen – dan is communicatie hiermee een illusie. Meer dan 50 jaar geleden las ik de verhalen van Howard Philip Lovecraft die over een werkelijkheid gaan die verscholen ligt onder de onze: een gruwelijke gefantaseerde realiteit met dodelijke afloop voor de mens. In een andere bijdrage op AEON spreekt Tom Woodward over de total onbeduidendheid of nietigheid van de mensheid in de ogen van Lovecraft. Hij analyseert zijn teksten om de filosofie achter deze verhalen bloot te leggen en hij schrijft:

Lovecraft captures the spirit of his philosophy in the opening paragraph of ‘The Call of Cthulhu’, a story about an expedition to the sunken dwelling of a tentacled Old God worshipped by an ancient cult who pray for their deity to awaken from its slumber and resume its control over mortal-kind. How would Lovecraft start such a fantastic tale? Like this:

The most merciful thing in the world, I think, is the inability of the human mind to correlate all its contents. We live on a placid island of ignorance in the midst of black seas of infinity, and it was not meant that we should voyage far. The sciences, each straining in its own direction, have hitherto harmed us little; but some day the piecing together of dissociated knowledge will open up such terrifying vistas of reality, and of our frightful position therein, that we shall either go mad from the revelation or flee from the deadly light into the peace and safety of a new dark age.

As an absolute determinist, Lovecraft’s metaphysics describes an infinite universe in eternal predetermined motion: ‘each human act,’ he wrote, ‘can be no less than the inevitable result of every antecedent and circumambient condition in an eternal cosmos.’ This left no room for teleology, the notion that the universe is moving towards some pre-ordained goal, or that humans and other species are evolving for some purpose. His determinism was accompanied by a strict materialism that, in line with the views of many of his contemporaries, made the immaterial – the soul and spirit – inconceivable. These views shaped the nightmarish figures in his tales, which are not apparitions or spectres, the ‘supernatural’ beings of conventional horror writing, but materially real horrors that only appear supernatural because of humanity’s inability to comprehend their true nature.

Anathema to many philosophical systems, or perhaps philosophy itself, Lovecraft’s philosophical project fundamentally holds that contemplations of higher reality or the nature of things can never be fully realised. Ultimately, the search for knowledge does not constitute some telos, some purpose, for humankind, but rather leads to the violent dissolution of the self. Higher reality is that which the limited human psyche can never fully comprehend.

Real knowledge, Lovecraft suggests, is impossible; humans have a limited capacity to think in truly rational ways. This perspective might explain why Lovecraft was not an evangelical atheist and accepted the usefulness of religion for the vast majority of the population, for whom a godless existence would be intolerable: ‘It helps their orderly conduct as nothing else could,’ he wrote, ‘and gives them an emotional satisfaction they could not get elsewhere.’

https://aeon.co/essays/the-terror-of-reality-was-the-true-horror-for-h-p-lovecraft?

Religies zijn ‘troost-machines’ die een zekere mate van geborgenheid bieden in een lege oneindige kosmos die nergens naar toe gaat. De mens gedoemd te vergaan, hopeloos tekort schietend als het gaat om een ‘hogere’ realiteit wat daar dan ook onder mag worden verstaan.
Waar komen we uit in en met deze wereld? Waar leidt ons denken en ons gedrag ons naar toe? Als we primitief zoals we zijn elkaar blijven afslachten: met messen en bijlen, met automatische wapens, met gifgas en virussen en met atoomwapens? En als we het al niet via een of andere oorlog of terroristische daad doen, dan wel met het verspreiden van pesticiden en andere giftige rotzooi over de wereld. Allemaal in naam van de efficiënte productie, de groei van de economie, de winsten voor de grote agro-bedrijven en alle aanverwante partijen. Voedsel en water als bron van inkomsten, waarbij de gezondheid op de lange termijn van ondergeschikt belang is. Want de rijken zorgen wel voor zichzelf en de armen hebben gewoon pech gehad.
Dat is de harde waarheid van dit moment en van een groot deel van de menselijke geschiedenis. Daar helpt geen religie en geen godsdienst ons vanaf. De menselijke hebzucht en het eigenbelang zijn de echte krachten in dit universum waarmee we de wereld gestalte geven. Er lopen tegenwoordig genoeg ‘gelovigen’ rond die hun huis vol stoppen met voedsel en andere voorzieningen omdat het einde van de wereld nadert, of als er zoals in de VS een burgeroorlog dreigt uit te breken. Tenminste dat denken ze omdat ze niet in staat zijn om empathie op te brengen voor de andere burgers die op een andere politieke partij stemmen. Omdat ze hoewel ze gelovig zijn, steunen op de door God aan hen gegeven opdracht om zichzelf en hun gezin te verdedigen met wapens. Sommigen hebben dan ook een huis vol wapentuig. In mijn ogen spreekt daaruit geen vertrouwen en vooral geloof in de eigen almacht en de eigen controle. Kost wat kost willen blijven leven, ongeacht de prijs die moet worden betaald. Egoïsme en verdwaasdheid vermomd als religieus concept.

De macht van de voorstellingen blijkt overduidelijk uit deze voorbeelden van bekrompen en gefixeerd gedrag op het eigen gelijk. De kosmos, het universum, God, de gang van de wereld en de mensheid, het is allemaal geen vraag meer. De betekenissen liggen vast in zelfverzonnen complot-theorieën en God staat natuurlijk aan hun kant. Dat zou wel eens heel anders kunnen uitpakken. Want egoïsme creëert zelden of nooit zinvolle verbanden tussen mensen, schept nauwelijks echte vrede en al helemaal geen welvaart en welzijn voor allen. Hoe moeilijk ook en hoe utopisch onhaalbaar – veel religies, veel godsdiensten geven niet voor niets een concept voor een betere wereld. Namelijk via de weg van begrip voor elkaar, empathie, liefde, tolerantie, en ook via de twijfel aan het eigen gelijk en de eigen overtuigingen. De vragen open laten en niet invullen met waanideeën waarin jij de belangrijkste acteur bent en waarin alles en iedereen ondergeschikt is. De dingen die er echt toe doen in dit bestaan zijn gratis en voor niets. Ze vallen je toe of niet. God geeft het zijn beminden in de slaap, luidt een gezegde. Dus maak je niet zo druk. Aan alles komt een eind en jij zelf bent en topvoorbeeld van betrekkelijkheid, zeker als de dood ongewenst en onverwacht klopt aan je deur. Daar is geen voorstelling tegen bestand en dan is het subiet einde voorstelling. Daarom leer van de dood en leef om het leven voor velen aangenamer te maken. Meer hoef je niet te doen.

John Hacking
11 april 2024