Ruimte in het werk van Anselm Kiefer

[13]

Traductor de la luz, 

el ojo traduce también el pensamiento.

En el punto de encuentro 

de las dos traducciones 

se interrumpe un abismo 

y se inaugura otro.

También los abismos se traducen entre sí, 

como si fueran ojos todavía más abiertos.


[13]

Het oog, vertaler van het licht, 

vertaalt ook de gedachte.

Op het ontmoetingspunt 

van de twee vertalingen 

wordt een afgrond onderbroken 

en begint de volgende.

Ook afgronden vertalen elkaar, 

alsof ze nog wijder geopende ogen waren.

Roberto Juarroz (Vertikale Poëzie, pag 204-205)


Anselm Kiefer ontvangt in 2008 de Vredesprijs van de Duitse boekhandel. Zijn woord van dank begint zo: 

“Ich denke in Bildern. Dabei helfen mir Gedichte. Sie sind wie Bojen im Meer. Ich schwimme zu ihnen, von einer zur anderen; dazwischen, ohne sie, bin ich verloren.

Sie sind die Haltepunkte, wo sich in der unendlichen Weite etwas zusammenballt aus dem interstellaren Staub, ein bisschen Materie im Abgrund der Antimaterie. Manchmal ver- dichten sich die Trümmer von Gewesenem zu neuen Worten und Zusammenhängen.

Manche Gedichte lassen uns glauben, dass es einen Sinn gibt, der sich zwar nicht beschreiben lässt, aber doch zeigen wird, ja, dass es sogar ein Ziel geben könnte – ein Eschaton. Und, dass das Wort vielleicht Fleisch wird, gerade weil es im Schnee, auf dem weißen Papier, schon zerronnen ist. Davon schreibt Ingeborg Bachmann in ihrem Gedicht Das Spiel ist aus:

»Nur wer an der goldenen Brücke für die Karfunkelfee

das Wort noch weiß, hat gewonnen.

Ich muss dir sagen, es ist mit dem letzten Schnee im Garten zerronnen.«”


L1230260

“Raum zu Schaffen für das Erleben von Zeit” is volgens Wieland Schmied in een catalogus met teksten over het werk van Kiefer een sleutel voor het begrijpen van Kiefers werk als kunstenaar. Kiefer schept in en via zijn ateliers eigen ruimtes – waarin zijn werk ontstaat dat als het ware een symbiotische relatie vormt met die ruimtes. Ze worden geboren uit dit atelier. Ze zijn kinderen van deze ruimte en de kunstenaar is de vroedvrouw. 

Daarbij laat Kiefer zich leiden door talloze teksten, talloze inzichten uit filosofie, mystiek, wetenschap en vooral ook poëzie. Eigenlijk is hij geen schilder, maar een schrijver, een schrijver die schrijft met landschappen, sculpturen en sporadisch met losse woorden die als titels fungeren op de landschappen die hij maakt. Met lood laat zich moeilijk schilderen en toch is het dat wat Kiefer doet. Lood als beweegbaar metaal dat nooit hetzelfde blijft door de innerlijke structuur. Boeken van lood, loodzwaar, als de betekenissen die erin zitten opgesloten. Loodzwaar door de diepe en door de vele lagen die deze boeken dragen. Elke betekenis drukt op de andere en kleurt de andere betekenissen. Een complex spel van werkelijkheidservaring dat nooit is afgesloten. 

Thomas Ebers omschrijft dit als volgt: 

“Der Kunstler als Geschichtenerzähler? Geschichten, in denen Theoriearbeit dem Assoziationsraum des Betrachters erheblich auf die Sprünge hilft. Viele dieser Arbeiten sind so gesehen im eigentlicher Sinne des Wortes philosophischer Bilder und Objekte. Weil sie keine Schaubilder sind, die gängige Theorien und Lehrmeinungen illustrieren, sondern diese selbst variieren, aktualisieren und dekonstruieren, haben sie einen philosophischen Eigenwert. Sie Schaffen Philosophie. Nach Auskunft Anselm Kiefers entstammen sie zwar zunächst in ihrem anfänglichen Enstehungsprozess keinem Diskurs; in ihrem Weiterbearbeitung dann aber sehr wohl. Hier beginnt das, was Kiefer als “malen, um zu erkennen” bezeichnet, zuvor aber selbstverständlich eine intensive Auseinandersetzung mit Kulturbeständen voraussetzt: erkennen, um malen zu können.” (Bleiernes Ich. Anselm Kiefers Arbeit am kulturellen Gedächtnis, in Anselm Kiefer, Am Anfang, pag. 120).

In het werk van Kiefer is de ruimte een uitnodiging om vanuit de leegte te leren verstaan. De eigen existentie maar ook de samenhang van jouw persoonlijke existentie met de kosmos die ons omgeeft. Mythes, verhalen, gedachten en ideën vormen de ladders die hemel en aarde verbinden, die microkosmos met macrokosmos aan elkaar vastmaken. De tijd is slechts een wijze van zijn die alles kleurt maar die ook alles in alles doet overgaan, telkens opnieuw, cyclisch. Er is geen eindtijd, want elk einde is een nieuw begin en elke begint draagt het einde in zich. Het beeld van de ladder van Jakob, een verhaal dat Kiefer heeft geïnspireerd, maakt dit zichtbaar: engelen gaan op en af, hemel en aarde komen bij elkaar. En dit bij elkaar komen, deze omhelzing vanuit de hemel en de handreiking vanaf de aarde naar de hemel worden in het werk van Kiefer zichtbaar gemaakt. Maar het gaat nog verder: zijn en niet-zijn, leegte en volheid, bestaan en niet-bestaan hangen samen. Alleen een dichter kan dit zo uitdrukken:


[12]

Dormir es otra forma de pensar.

Pensar es otra forma de soñar. 

Soñar es otra forma de no ser.

No ser es otra forma de existir.

La rueda gira y gira. 

Los caminos se enrollan

 alrededor de la rueda 

y la rueda se los lleva 

como empolvadas cintas.

La rueda gira y gira, 

pero ya no hay camino.

(a Roger Meunier)


[12]

Slapen is een andere vorm van denken.

Denken is een andere vorm van dromen.

Dromen is een andere vorm van niet zijn. 

Niet zijn is een andere vorm van bestaan.

Het wiel draait en draait. 

De wegen rollen zich op 

rond het wiel 

en het wiel neemt ze mee 

als stoffige linten.

Het wiel draait en draait, 

maar er is geen weg meer.

(voor Roger Meunier)

Roberto Juarroz, (pag 138 – 139)


Anselm Kiefer heeft een fascinatie voor de weg omhoog en omlaag, het verstrengeld zijn, dat symbolisch tot uiting komt in de wenteltrap. Ook het geheim van het leven wordt als een wenteltrapverstrengeling voor gesteld in de DNA-struktuur in onze cellen. Maar het horizontale en het vertikale hebben bij Kiefer een eigen betekenis. In een gesprek met Klaus Dermutz over de relatie tussen het horizontale en vertikale in zijn werk en de sterke nadruk op het vertikale zegt Kiefer:

“Es klappt um. Das geschieht andauernd:  Was zwei Dimensionen hat, hat auf einmal drie Dimensionen, und was horizontal ist, wird vertikal. Wenn man die Malerei nimmt, die künstlerische Betätigung, gibt es die Horizontale Ebene, wenn ein Gegenstand dargestellt wird, sei es zunächst ein Acker, ein Wald oder ein Meer. Im Laufe der Malerei, im Laufe des Vorgehens gibt es einen Punkt, an dem das Bild ins Vertikale umschlägt un d einen sogenannten Sinn bekommt. Ich weiss dann, warum ich das Bild male oder was das Bild bedeutet. Das ist die vertikale Ebene. Es steht wie ein Ausrufezeichen. Vorher ist es nur eine Landschaft” (im Gespräch mit Klaus Dermutz, pag. 141-142) 

Zin, betekenis zijn voor Kiefer dus ontdekkingen tijdens het werken zelf, het vertikale staat niet voor iets ‘an sich’ religieus, maar voor een zingeheel, een betekenis. Opeens wordt helder waar het werk over gaat en wat er vanuit dit werk naar boven komt als betekenis. De ruimte van het werk schept dus betekenis en creëert daardoor een nieuwe (betekenis)ruimte. Het is een proces dat nooit is afgeloten en nooit wordt afgesloten. De Argentijnse dichter Roberto Juarroz heeft dit goed begrepen bij de keuze van zijn poëtisch werk dat de titel draagt: Vertikale Poëzie. Een gedicht gaat over dit onherleidbare proces, alsof je met je bestaan, met je vragen een helling afrolt.


8

Una pregunta rueda como una piedra 

por el costado del hombre 

y en lugar de caer en el vacío 

encuentra un valle que la sostiene.

Ya no se trata de hombres ni de dioses.

Ya no se está en el sitio de las respuestas. 

El propio eco se ha convertido en valle.

Quizá la salvación del hombre 

consista en rodar por su propia ladera, 

abrazado a la piedra 

de la mayor de sus preguntas.


8

Een vraag rolt als een steen 

langs de flank van de mens 

en in plaats van in de leegte te vallen 

vindt hij een vallei die hem ondersteunt.

Het gaat niet meer om mensen of goden.

Wij staan niet meer op de plaats van de antwoorden. 

De eigen echo is veranderd in vallei.

Misschien bestaat de verlossing van de mens eruit 

te rollen langs de eigen helling, 

met in zijn armen de steen 

van zijn allergrootste vraag.

Roberto Juarroz (pag 72-73)


Misschien rollen we ook wel omhoog, als we omhoog grijpen naar religieuze betekenissen, zoals de engelen in het verhaal van Jakob omhoog en omlaag gaan. Misschien is het vertikale wel meer dan alleen maar zingeving, meer dan alleen maar betekenis. Kiefer wordt gegrepen door de Joodse mystieke gedachten uit de Kabala en daar wordt die goddelijke, sacrale dimensie in tal van metaforen aan het licht gebracht. In de leegte van het Niets, waaruit zich (een) God heeft teruggetrokken, kan de schepping, kan de mens zich pas ontplooien, openvouwen als een bloem in de lente. Een voortdurend geboren worden en sterven, ontluiken en vergaan, opgroeien en verbranden. Omdat het om een spel van betekenissen gaat is alles mogelijk. Omdat het om vragen gaat, nog voor alle antwoorden, zijn alle vragen toegestaan en worden alle antwoorden weer opengebroken, zoals de horizon die opklaart na een hevige sneeuwbui. In een oud Japans gedicht sneeuw het zo hard dat de scheiding tussen hemel en aarde is opgeheven. Dan is er geen hemel, geen aarde, dan is alles een. Maar als de sneeuwbui stopt wordt de horizon zichtbaar en komen ook de vragen boven. Afgrond, niets, Niets, het Niets met een hoofdletter ligt op de loer, maar is dat erg? Is ons leven niet altijd al omgeven door een leegte, die wij met onze betekenissen willen vullen maar niet kunnen vullen? Juarroz beleeft dit zo:


[IV/14]

Todo pozo es una entrada al abismo.

No importa que tenga fondo

o aparente tenerlo:

un pozo es siempre la apertura a lo sin fondo.

Espacio para caer o para hundir, 

textura diferente del espacio,

tiene el pozo una connivencia

secreta con el hombre.

Y aunque se lo rellene, 

aunque se plante en él un árbol

o se afirme un cimiento,

todo pozo resulta irrevocable: 

Su corregido espacio

no será nunca el mismo.

¿No será acaso un pozo

el fundamento de todo?

¿No será todo un pozo?


[IV/14]

Elke put geeft toegang tot de afgrond.

Het doet er niet toe of hij een bodem heeft

of de indruk wekt die te hebben:

een put is altijd de opening naar het bodemloze.

Ruimte om in te vallen of te verzinken,

afwijkende textuur van de ruimte,

de put heeft een geheime 

overeenkomst met de mens.

En al wordt hij volgegooid,

wordt er een boom in geplant

of een stevige basis in gemaakt, 

elke put blijkt definitief:

zijn gecorrigeerde ruimte

zal nooit dezelfde zijn.

Een put zal toch niet 

het fundament van alles zijn?

Alles zal toch niet een put zijn?

Roberto Juarroz, (pag 176-177)


L1230236

Alles is een put, is een bodemloze leegte, want het “All”, de kosmische leegte omgeeft ons. Het Niets is deel van ons bestaan en maakt ons bestaan pas mogelijk. Maar het Niets heeft niet het laatste woord want het Niets heeft toegestaan dat wij meer zijn dan niets, dan wij ons kunnen manifesteren, al is het maar tijdelijk. Kiefer is eigenlijk een bezetene: hij schept en schept, zoekt en verkent, schildert en bouwt aan zijn eigen betekeniskosmos als een antwoord, een zoektocht die de inspiratie die in hem woedt stem, woorden, kleur, vorm geeft. Hij kan niet anders. Zijn werk is vleesgeworden, beeldgeworden, verfgeworden expressie van zijn innerlijk. Waar komt zijn inzet vandaan? Vanwaar die motivatie? Misschien toch een eschatalogisch streven, maar dan niet op een einddoel gericht maar op het hier en nu? Op inzicht in het geheim van de werkelijkheid die zich nu via zijn werk aan hem openbaart? De kennis die in hem sluimert en die door zijn werk gestalte krijgt, inzicht geeft, herinneringen wakker roept, kennis, ervaringen die hem nieuwe ruimtes doen ervaren? Niet weg van hemzelf, maar die door de vertikale dimensie ook dieper in hem zelf binnenkomen? De weg omhoog is ook de weg je eigen dieptes in. Dat is misschien de kracht, de uitnodiging van een religie, een spirituele traditie. De roep om de wereld te verkennen door zelfkennis, door reflectie in de stiltes, door af te dalen in jezelf aan de hand van de meesters, de leermeesters die deze weg hebben afgelegd, zoals de grote mystici? Het is het proberen waard in deze tijd van afleiding, van stiltekillers, in deze tijd waarin elke lege ruimte moet worden opgevuld met afleiding en vertier omdat de mensen anders bang worden, horror vacui, leegte en stilte waar ze geen raad (meer) mee weten? 

Joseph Beuys heeft vaker geroepen dat in ieder mens een kunstenaar schuilt. Wat houd je tegen om die kunstenaar in jou aan het licht te laten komen? Om zo te ontdekken waardoor je wordt bewogen, welke ruimtes er in jou schuilen die gevuld kunnen worden of leeg gelaten kunnen worden? Poëzie, muziek, dans, beeldende kunsten, de mogelijkheden zijn talloos. Je leven beleven als een kunstwerk! 

John Hacking

17 december 2018


Die Stille

Es weiß und rät es doch keiner,

Wie mir so wohl ist, so wohl!

Ach, wüßt es nur Einer, nur Einer,

Kein Mensch es sonst wissen soll!

So still ist’s nicht draußen im Schnee,

So stumm und verschwiegen sind

Die Sterne nicht in der Höhe,

Als meine Gedanken sind.

Ich wünscht, es wäre schon Morgen,

Da fliegen zwei Lerchen auf,

Die überfliegen einander,

Mein Herze folgt ihrem Lauf.

Ich wünscht, ich wäre ein Vöglein

Und zöge über das Meer,

Wohl über das Meer und weiter,

Bis daß ich im Himmel wär!

Joseph von Eichendorff (entstanden 1810-1812)


Bron: 

Anselm Kiefer am Anfang. Werke aus dem Privatbesitz Hans Grothe, Bonn 2016, (Kunst- und Ausstellungshalle der Bundesrepublik Deutschland (Hrsg.), (Wienand Verlag)

Kiefer, Anselm, die Kunst geht knapp nicht unter. Anselm Kiefer im Gespräch mit Klaus Dermutz, Berlin 2019, (Suhrkamp)

Juarroz, Roberto, Vertikale poëzie. Een keuze uit verticale poëzie I t/m XIII. Vertaald door Mariolein Sabarte Belacortu, Amsterdam 2002 (Wagner & Van Santen) 



Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.