Openbaring*

DE VRAAG NAAR OPENBARING

Sinds mijn kandidaatsscriptie (1979) over het begrip Openbaring in Der Stern der Erlösung van de Joodse schrijver Franz Rosenzweig heeft mij dit thema niet meer losgelaten. Pas vele jaren kom je er achter dat deze vraag hoe Openbaring plaats kon vinden in onze werkelijkheid en wat dit dan betekent maatgevend is geworden voor mijn theologiseren. Op de achtergrond van al mijn denken heeft deze vraag een beslissende rol gespeeld en dat doet ze nog steeds. Wat is Openbaring? Ik schrijf het begrip met een hoofdletter omdat in het begrip de relatie ter sprake komt van God en de mens. Openbaring veronderstelt dat God contact legt met de mens. Het initiatief ligt bij God. Uit de bijbel en uit andere religieuze geschriften blijkt uit verhalen hoe dat in zijn werk zou kunnen zijn gegaan. Het zijn prozaïsche vertellingen waarop vanuit een atheïstisch standpunt nogal wat valt af te dingen. Wat dan ook geregeld gebeurt.

Ik noem het vertellingen, verhalen die betekenissen samenvatten, samenballen. Deze betekenissen hebben een gelaagdheid die met het aanwijzen van tegenspraken in de tekst of met verwijzingen naar onze eigen werkelijkheid niet zijn opgelost of weggeredeneerd. Een atheïstische aanval op het zogenaamde waarheidsgehalte van deze verhalen zegt nog helemaal niets over de betekenis van deze verhalen met betrekking tot het feit van de Openbaring. Het zegt enkel dat de toehoorder deze betekenis niet pikt omdat hij niet in God gelooft. Het verhaal echter staat als een huis: als verhaal. Maar is het ook meer dan dat? Kunnen wij uit deze verhalen, deze vertellingen conclusies trekken over het bestaan van God en zijn relatie met de mens? Rosenzweig doet dat wel in zijn Stern der Erlösung. Hij stelt dat Openbaring geen afgesloten hoofdstuk is in de geschiedenis van de mens maar dat zij nog voortdurend plaatsvindt. Zijn argument daarvoor is een persoonlijke ervaring, op micro-niveau dus. Zijn bekeringservaring, zijn ervaring dat hij thuis hoort in het Jodendom, zijn thuiskomst als het ware, beschrijft hij in woorden van een liefdesaanbod van de kant van God. Hij heeft deze ervaring gehad en noemt haar Openbaring. Via de liefde, het aanbod van liefde van de kant van God komt Openbaring in het leven van een mens. Deze individuele ervaring is niet uniek voor Rosenzweig, auteurs uit de mystieke traditie uit de verschillende godsdiensten leggen er getuigenis van af. Maar de waarheid van dergelijke gebeurtenissen met het oog op een conclusie ten aanzien van het bestaan van God is moeilijk te bevestigen omdat het zeer individuele ervaringen blijven. We moeten het doen met hun getuigenis. In die zin zijn de bijbelse verhalen ook een vorm van getuigenis, gestileerd, dat wel, maar eronder zit een vorm van getuigenis. Onze religies, onze geloofswijzen zijn gebouwd op deze getuigenissen. Zonder deze, zonder het offer om er zelfs voor te worden vervolgd of ervoor te sterven, zouden ze nooit die aantrekkingskracht hebben kunnen krijgen zoals ze nu hebben op mensen.

god in het landschap en in het lichaam

In mijn sabbatical (2005 en 2010) heb ik de vraag naar Openbaring op een eigentijdse en zeer persoonlijke wijze te gesteld. Vindt Openbaring nog plaats in het heden? Die vraag heb ik verkend vanuit de kunst: God in het landschap. Wat zeggen en schilderen landschapschilders als zij geconfronteerd worden met een vorm van sacraliteit in het landschap? Is hier werkelijk sprake van Openbaring of leggen die kunstenaars dat in hun werk als een vorm van getuigenis dat net zo werkt als het getuigenis in een verhaal? Ik vermoed het laatste, maar dat doet niets af aan het feit dat deze aanwezigheid van het goddelijke in het landschap ervaren wordt door de kunstenaar. Alleen de stelligheid van een bijbelse auteur ontbreekt meestal. Het gaat veel eerder om een zoektocht die beschreven wordt in deze getuige- nissen van kunstenaars. Op een website heb ik deze verkenning in de kunst en het verslag ervan in een essay gepubliceerd: http://landscape.canandanann.nl.

In de tweede periode heb ik mij geconcentreerd op het lichaam van de mens, God in het lichaam, vanuit de vraag hoe het mogelijk is dat wij aan het lichaam bijzondere kwaliteiten toedichten (God is zelfs menselijk geworden in Jezus van Nazareth) en toch als mensen er vaak zo achteloos ermee omspringen. Miljoenen zijn vermoord en gekweld in de menselijke geschiedenis. Het is pregnant dat er een grote ambivalentie bestaat ten aanzien van het menselijk lichaam. Vanuit grenservaringen van oorlog en marteling heb ik de effecten onderzocht en de oorzaken van dit handelen. Het verabsoluteren van het eigen lichaam en de daaraan gekoppelde vorm van almacht hangen samen met het zonder pardon onderdrukken en vermoorden van anderen die niet hieraan voldoen. Naast een opgehemeld zelfbeeld is er sprake van een vijand-beeld. Samen vormen zij een soort van wereldbeeld dat de mens als lichaam geen recht doet omdat er een onderscheid wordt gemaakt tussen de goeden en de kwaden. Met alle gevolgen van dien. De geschiedenis leert ons nog dagelijks de wrange uitkomst hiervan. Deze tekst, ook weer in de vorm van een essay is te vinden op de website: http://wereld-zelfbeeld-lichaam.canandanann.nl

Deze ambivalente houding ten aanzien van het lichaam komt in een bijzonder licht te staan als je bedenkt dat het christendom een Messias vereert die gruwelijk werd vermoord. God neemt de gestalte aan van een mens, maar deze mens gaat ten onder, wordt gedood en volgens de overlevering is hij opgestaan uit de dood. Maar het lichaam is er dan niet meer zoals wij dat kennen als levenden. Voor het lichaam is de dood het absolute eindpunt. Het christendom leert echter dat de lichamelijke dood niet het einde is. Staan blijft dat een goede omgang met dit lichaam niet vanzelfsprekend gegarandeerd is vanuit het christendom als religie – zeker niet als de volgelingen moedwillig hun lichamelijke existentie in de waag- schaal stellen om hun gelijk te halen. De vraag hieronder luidt: wil God zich zo openbaren, is er geen andere weg dan via kruisdood, marteling en zelfopoffering? In Tenach wordt over God gesproken terwijl hij zich openbaart in of doormiddel van natuurverschijnselen, wonderen (redding door de zee) en door zijn geboden. Deze geboden dienen als richtingwijzer op weg naar het beloofde land en later door het leven. In de evangelies verwijst Jezus van Nazareth voortdurend naar deze weg volgens de geboden en is zijn leven in die zin richting wijzend. Uiteindelijk kost hem dat de kop. De duiding daarna luidt vaak dat het zo heeft moeten zijn, dat God zich zo in onze menselijke geschiedenis op een nieuwe wijze openbaart. Niet voor niets noemt Paulus dat dwaasheid in de ogen van de heidenen, een teken dat afkeer, afschuw, afkeuring oproept bij de mensen in die tijd. En toch onderschrijft hij het ook als een belofte voor ons allen dat de lichamelijke dood niet het laatste woord heeft.

Hiermee zitten wij eigenlijk in een nieuw discours, een denken dat verondersteld wordt: namelijk het lichaam is van tijdelijke aard, het lichaam is drager van een onsterfelijke ziel, het lichaam is voorlopig. Komt Openbaring er hierop neer dat wij dat leren ervaren in ons leven, dat wij weten en kennen dat ons lichaam slechts voorspel, slechts begin is van een nieuwe, een andere fase? Hebben we dus een onsterfelijke ziel, door God in ons lichaam gehuisvest? Net zomin als voor God hebben we hiervan geen bewijs. Maar het blijft wel een intrigerende vraag.

In mijn teksten over het landschap en het lichaam spelen een aantal begrippen een belangrijke rol. Het zijn sleutelbegrippen die ik in de teksten gebruik om mijn verhaal te structureren. In God in het landschap is het de tegenstelling op de achtergrond van de menselijke autonomie versus de heteronomie. Onze autonomie als subject krijgt in de loop van de geschiedenis van de filosofie een steeds prominentere plaats toegewezen. Daardoor is de ervaring van heteronomie zoals die tot uitdrukking komt in overweldigende natuurervaringen (bronnen van inspiratie en basis voor de landschapschilder) soms weggedrukt. De mens kwam minder in contact met de natuur tijdens het leven in een uitdijende stad. De Romantiek zou je daarom ook een poging mogen noemen om terug te keren naar dit gevoel en deze ervaring van heteronomie die door het landschap bemiddeld wordt. Kunst zou je sinds het ontstaan van het museum als een vorm van toegang kunnen beschouwen tot een niet meer alledaagse werkelijkheid. Kunst, het museum, het atelier werden zo plekken waar een andere wereld werd getoond en verbeeld, een heterotopie, letterlijk een andere plaats, anders dan de vertrouwde thuissituatie. Fantasielandschappen uit de Romantiek leggen daar getuigenis van af. Ik heb een aantal kunstenaars bestudeerd met behulp van deze bril waarin het begrip heterotopie in deze wijze opgevat centraal stond. Het begrip zelf heb ik ontleend aan een toespraak van Michel Foucault voor architecten waarin hij de ruimtelijke kenmerken van onze moderne tijd uiteenzette.

In God in het lichaam speelt het begrip heterotopie eveneens een belangrijke rol omdat de mens in zijn leven fasen doormaakt waarin hij telkens op andere plekken verkeert en daardoor gevormd wordt. Denk aan school, de kazerne, het schip. De mens is een relationeel wezen, gekleurd door zijn relaties, gekleurd door de heterotopiën waarin hij zich bevindt of bevonden heeft. Maar om aan het feit van de eigen lichamelijkheid, het innemen van de ruimte als lichaam, en het besef dat je zelf een lichaam hebt en een lichaam bent (een vorm van zelfbewustzijn) recht te doen heb ik het begrip auto-topie bedacht. Het lichaam is voor de mens een ruimte, een auto-topie waarin het zelf als het ware woont, huist, zich bevindt. Heterotopie en auto-topie vormen samen het begrippenpaar dat in deze tekst centraal staat. Een zelf dat in een lichaam woont ondergaat de effecten van de plaatsen en relaties waarin het zich bevindt. Het lichaam als zelf-plaats, auto-topie, draagt hiervan de sporen. Een erg extreme vorm van heterotopie die veel sporen nalaat is het concentratiekamp. Een andere de folterkelder. Deze grenservaringen leiden ertoe dat de vragen rond lichaam, zelf, en bewustzijn en hun onderlinge samenhang en verwoording in een wereldbeeld extra scherpte krijgen. Ook religieuze ervaringen krijgen er een andere kleur door omdat het gaat om existentiële diepgaande ervaringen die hun sporen ook religieus nalaten. Wat is opstanding uit de dood als je deze hoop afzet tegenover de miljoenen die uit de schoorstenen van Auschwitz verdwenen, of de miljoenen die in Rusland of China tijdens zuiveringen werden afgeslacht. Waarover spreken we dan?

Veel vragen die in mijn teksten worden gesteld hebben geen antwoord gekregen omdat ze te veelomvattend zijn en te moeilijk. Maar het is wel goed om hen te stellen, omdat zo wordt voorkomen dat naïeve opvattingen de overhand krijgen in de verwoording van het religieuze denken. Naast het spoor van de tekst die deze vragen opwerpt heb ik een parallelspoor getrokken met poëzie omdat ik van mening ben dat de werkelijkheid ook poëtische kwaliteit (dwz waarheid) bevat. Poëzie heeft de kracht om op een geheel eigen wijze vragen te stellen en wegen te wijzen. Vandaar dat elk hoofdstuk een gedicht aan begin en einde staat vermeld dat verwijst naar de inhoud van het besprokene, maar dan op een geheel eigen wijze.

god in de kosmos

De begrippen autonomie en heteronomie, auto-topie en heterotopie geven dus de structuur aan waarbinnen het begrip Openbaring een plek kan krijgen om geduid te worden. Maar Michel Foucault kent het begrip heterotopie nog een betekenis toe: wij mensen zijn namelijk deel van netwerken en dit deel hebben aan die netwerken, er deel van uitmaken heeft betekenis. De mens is een soort van knooppunt waardoor heen relaties gestalte krijgen en die dit zelf als knooppunt bepalen. Ik noem dat voor het gemak autonodus, de mens is een zelf-knoop. Daar tegenover of verbonden mee zijn er anderen die knooppunt zijn in het netwerk, heteronodus. Voor het zelf zijn die anderen referentiepunt en contactpunt, samen zijn ze onderdeel van een groter geheel. Denken vanuit het niveau van netwerken sluit aan bij de huidige ontwikkelingen op het gebied van sociale media en computertechniek, op het niveau van nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen en het globale karakter van onze wereld. Alles is met alles en iedereen verbonden. Dat maakt meteen de vraag zichtbaar die met betrekking tot Openbaring kan worden gesteld: waar bevindt zich God in dit netwerk, en groter in deze kosmos? Als wij vanuit de wetenschap steeds meer kunnen doordringen in de allerkleinste bouwstenen van ons heelal en zo kunnen terug redeneren naar het eerste begin, en als wij omgekeerd meer en meer in staat zijn ook de macrosferen te bestuderen, wat betekent dat dan voor de vraag naar God en zijn Openbaring? Daarom start ik nu met een onderzoek om deze vraag te verkennen met speciale aandacht voor de rol van het menselijk lichaam als plaats van ontwikkeling. Waarom ook het lichaam erbij betrokken? Omdat de evolutie niet is blijven staan in het jaar 0. De mens ontwikkelt zich ook lichamelijk verder en via wetenschap en techniek komen er nieuwe vergezichten in beeld waar we niet van hebben durven dromen. Als het menselijk lichaam gekoppeld zal worden aan informatiesystemen en aan machines staan ons heel nieuwe vormen van menselijk bestaan te wachten. Zover is het nog niet, maar het zit er wel aan te komen. Is er een God ook voor cyborgs? We zullen zien.

John Hacking (2012)

gepubliceerd in En Toch,  Jaargang 34, no. 1, mei 2013