DE KERN VAN ALLE DINGEN
De kern van alle dingen
is stil en eindeloos.
Alleen de dingen zingen.
Ons lied is kort en broos.
En donker zingt mijn bloed,
van heimwee zwaar doorwogen.
Ik zeil langs regenbogen
Gods stilte tegemoet.
Felix Timmermans

Welkom
Wees hier aanwezig, woord ons gegeven, dat ik U horen mag met hart en ziel. De kern van alle dingen is stil en eindeloos … ik zeil langs regenbogen Gods stilte tegemoet. Deze woorden van de dichter Felix Timmermans mogen ons begeleiden deze viering.
Beste mensen hier in de kerk aanwezig en thuis via ZOOM – welkom op deze zondag. Vandaag staat God centraal, het beeld van God als herder. Maar op dit oordeel op het einde der tijden wil ik vandaag niet veel nadruk leggen. Vandaag gaat het mij om het beeld van God als herder. Vandaar ook dat psalm 23 en een aantal varianten daarop terugkeren in de viering. Graag wens ik ons een fijne viering en veel inspiratie ook al zijn we voor sommigen gescheiden door de camera en het internet. Laten we stil worden en bidden:
Jij, mijn Herder, niets zal mij ontbreken…
Tot in lengte van dagen zal ik wonen in jouw huis…
Jouw goedheid is te groot voor het geluk alleen
ze gaat in alle nood door heel ons leven heen…
wij wachten, wachten op jouw liefde, hebben weet van je trouw…
de oogst ruist in de wind, als psalmen in de nacht.
Langs rotsen als waarheden, lees jij mijn hart aan elkaar.
Verwijdering, ik vrees het niet…Jij mijn schild en mijn troost.
Zo zingen wij biddend, zo bidden wij zingend, dichtend.
Sta ons bij, sterk ons, vervul ons hart, zegen ons, draag ons.
Dat vragen wij, jouw woord werkzaam in ons, vandaag en alle dagen. Amen.

Overweging (1)
In een boek van de neuropsycholoog Paul Broks met de titel: (ik vertaal even in het Nederlands) Hoe donkerder de nacht, hoe helderder de sterren… een boek over liefde, verdriet en het ik, waarin hij ook de dood en het verlies van zijn vrouw beschrijft, staat hij stil bij de vraag wat bewustzijn is, en wat mijn zelf is. Ondanks alle onderzoek zijn we daar nog steeds niet uit.
Ik stootte daar ook op het begrip qualia, dat zijn kwalitatieve eigenschappen van onze waarneming zoals o.a. smaak en kleur. Broks verwijst naar een andere onderzoeker Paolo Faraldo, die ontdekt heeft dat wij door de poëzie, waarmee wij deze qualia beschrijven, deze ervaringen waarin we waarnemen hoe de werkelijkheid in ons leven is, zoals het rood van een papaver (denk aan Wereldoorlog 1), de warmte van de zon, de pijn van een onbeantwoorde liefde, de geur van een heerlijke Bourgogne, dat wij door deze poëzie het dichtst in de buurt komen van de eigenlijk onuitsprekelijke en onherleidbare basis-essentie van onze bewuste ervaring.
Dat is natuurlijk koren op mijn molen! Al jarenlang ben ik ervan overtuigd dat poëzie een eigen waarheidsgehalte heeft. Poëzie is voor mij persoonlijk de koningsweg, of Koninginneweg naar de waarheid. In mijn ogen is de bijbel eerst en vooral poëzie en omdat poëzie in mijn ogen zoveel waarheid bevat, zoveel diepte en inhoud, kan ik hier heel goed mee leven en dagen de teksten mij uit mij hiertoe te verhouden. Kenmerkend voor een gedicht is dat het niet totalitair is: het eist niet dat er maar één verklaring is, maar één geldige betekenis. De betekenis van een gedicht bestaat uit een dikke laag van betekenissen die ook nog kunnen veranderen. Geen echt houvast dus als je zoekt naar zekerheid.
Ons menselijk bewustzijn is een raadsel, ook voor onszelf. En wie wij ten diepste zijn, ons zelf waarmee we ons tonen, en het zelf dat we ten diepste zijn, eveneens. Hoe zouden we dan iets kunnen zeggen over God als we voor ons zelf al een raadsel zijn?
De auteurs van de bijbel zitten volgens mij met hetzelfde dilemma. Daarom spreken zij over God in vele gedaantes, in vele vormen en metaforen. God als JHWH, Jahweh, de onuitsprekelijke naam, en daarom Adonai, Heer… God als Elohim, wat wij vertalen met God, in de bijbel echter in vele vervoegingen. Nergens staat er eigenlijk een abstractum als God…want het Latijnse Deus of Griekse Theos doet geen recht aan Elohim…
Elke vertaling is ook een vorm van verraad. Betekenis gaat verloren of wordt toegevoegd en zo krijgen namen een nieuwe, een eigen dimensie in een andere taal.
God als herder, wij als zijn kudde, zijn wolvee, schapen, geiten. Is dat nog van onze tijd? Wat kunnen we hier nog mee in een verstedelijkte samenleving? En hoezo rechtspreken tussen lam en lam, of tussen schapen en bokken? In een rurale samenleving, in de steppe en de woestijn, op zoek naar voedsel, in een samenleving waarin het rondtrekken van plek naar plek vanzelfsprekend is, kun je je God voorstellen als een soort opperherder.
Nikos Kazantzakis beschrijft in een van zijn boeken het leven van de herder. Die komt er niet bepaald goed vanaf en zijn leven is niet echt florissant. Leven van wat de aarde je geeft, maanden schuilen in een hutje, alleen, verwilderd. Vanuit het perspectief van een beschaafde samenleving niet echt een voorbeeld. Daarom spreekt het Nieuwe Testament van de goede herder…want in die tijd wist men maar al te goed hoe een herder zich ook kon gedragen.
Nu zitten we 2000 jaar later met deze beeldspraak, deze metafoor. De andere kant van het verhaal is dat deze manier om over God te spreken ook veel troost kan bieden. Psalm 23 is hier bij uitstek een voorbeeld van. Bij veel uitvaarten wordt hij geciteerd, velen heeft hij begeleid op hun levensweg. Vandaar ook dat ik een paar varianten op deze psalm heb uitgekozen vanuit de poëzie. Daar gaan we nu eerst naar luisteren…
3 Variaties op psalm 23
Psalm 23
de heren zijn onze herders
zij leiden ons over ligweiden
naar wateren van recreatie
en rust van grazige weiden
ze bouwen voor ons snelwegen
zodat we ons kunnen verplaatsen
en zorgen voor treinen en vliegvelden
maken geluiddicht onze woning
niets zal ons ooit nog ontbreken
woningwetwoningen en sportparken
muren tegen onze vijanden
ze doorschouwen onze harten
wat goed is voor ons leven
weten ze. met zalvende woorden
noden ze ons aan hun tafels
steeds gaan zij ons voor, onze herders
leggen uit hoe we de weg vinden
in onze belasting-formulieren
en waar we ons moeten vervoegen
voor een vis-akte of een huurwoning
waar het politiebureau is of het stadhuis
en hoe door het dal van doods schaduwen
we het winkelcentrum kunnen bereiken
waar het ons aan niets zal ontbreken
waar zouden wij zijn als de herders
zelf zouden gaan dwalen, ten prooi
zouden vallen aan twijfels
niet meer treden in sporen van waarheid
niet met stok en staf ons voorgaan
en het kwaad niet meer zouden vrezen?
is dan tot in lengte van dagen
geen geluk meer om onze schreden
in het aangezicht van onze belagers?
Leo Herberghs

ZOEK
Liever is het mij te dwalen door het dal van
diepe duisternis, in mijzelf verward en
vrezend alle kwaad, verlangend naar
wie ik ontvlucht ben, dan dat ik het moet
meemaken dat je me weervindt, weerloos en met
horens verstrikt in de struiken natuurlijk.
En dat je mij dan dragen zou en terug
zou voeren naar de grote kudde waarvan jij
altijd al wist dat ik daarvan een heel,
een heel klein schaapje was, natuurlijk. Nee.
Spaar mij de ontferming van
die reddende armen van jou.
Anton Korteweg

EEN PSALM
De grazige weiden de rustige wateren
op het behang van mijn kamer
ik heb geloofd als een bang kind
in behang
als mijn moeder voor mij gebeden
had en mij weer een dag langer
vergeven was bleef ik achter
tussen roerloze paarden en koeien
te vondeling gelegd in een wereld
van gras
nu ik opnieuw door gods landerijen
moet gaan vind ik geen schrede
waarop ik terug kan keren, alleen
een kleine hand in de mijne
die zich krampt als de geweldige lijven
van het vee kreunen en snuiven
van vrede.
Rutger Kopland
Overweging (2)
Wie is onze herder, aan wie durven wij ons toe te vertrouwen? Wie heeft als herder ons heil, ons welzijn, op het oog? Anno 2020? Wie behoedt ons voor alle kwaad? Als je deze gedichten beluistert vinden we dat niet bij Leo Herberghs. Bij hem zijn de herders, uitbuiters, volksverlakkers, dwaallichten. Levende voorbeelden zien we in het Witte Huis waar de hoofdbewoner niet wil wijken. Of in Wit Rusland, of in al die andere landen waar de herder eerder een profiteur is. Anton Korteweg wil geen schaapje, geen heel klein schaapje zijn. Liever verward in zichzelf, dwalend door het dal van diepe duisternis, vrezend alle kwaad dan terug in de kudde omgeven door ontferming. Misschien staat dit gedicht voor de geseculariseerde mens: los van God. Tenslotte Rutger Kopland die zijn kinderlijk geloof verloren heeft, een bang kind in een kamer vol behang. Terug kan hij niet. Enkel het kindje dat zijn hand vasthoudt, zijn zoontje of dochtertje, maakt van hem een nieuwe herder. Drie gedichten, even zovele visies op het herder zijn. En er zijn er nog veel meer.
Wie ben ik, wie ben ik zelf, wie ben ik zelf ten diepste, wie, wat is mijn diepere zelf? En wie, wat is God voor mij? Afgelopen dinsdag waren studenten in de rouwgroep bezig met klei om op een andere manier hun verlies uit te drukken. Tijdens het kleien draai ik muziek. Bijvoorbeeld een lied van Jalda Rebling – een nigoen. Dat is eigenlijk een melodie zonder woorden – maar in dit geval een lied waarin de dichter de aanwezigheid van God beschrijft. Het is een bewerking is van de tekst van Levi Jizchak van Berditschew Dit gedicht heet:
WAAR IK GA: JIJ
Waar ik ga jij!
Waar ik sta jij!
Alleen jij, weer jij, altijd jij!
Jij, jij, jij!
Gaat het mij goed jij!
Als het mij pijn doet jij!
Alleen jij, weer jij, altijd jij!
Jij, jij, jij!
Hemel jij, aarde jij,
boven jij, beneden jij,
waarheen ik mij wend, aan elk einde,
Alleen jij, weer jij, altijd jij!
Jij, jij, jij!
Levi Jizchak van Berditschew
Toen Mozes werd uitgekozen om als herder het volk weg te leiden uit de slavernij naar een nieuwe toekomst werd hij volgens de traditie gekozen omdat hij barmhartig was. Hij had erbarmen met het volk, met de mensen, met de slaven. Deze eigenschap maakte hem in de ogen van God tot een goede herder. Erbarmen hebben is een kernbegrip. Het verwijst naar de baarmoeder. Zoals de barmhartige Samaritaan bewogen wordt tot in zijn diepste zelf. Als Mozes herdersschap een soort van baarmoederfunctie vervult voor de geboorte van het volk, dan verwijst dat ook naar de baarmoeder of de vele baarmoeders van God. Een gedachte die door mannelijke interpreten soms is weggemoffeld in de vertalingen.
God als baarmoeder, God als baarmoeder die ons allen draagt. Als wij als zelf in deze wereld pas tot zelf kunnen worden in deze wereld, is de wereld ook een soort van baarmoeder. Als wij de woorden van Levi Jizchak van Berditschew mogen geloven: is God overal, is deze wereld, de baarmoeder van God. Wie zou ik zelf dan zijn om te beweren dat ik niets en dat ik niemand nodig heb? Wie zou ik zijn als zelf zonder al die andere zelven? Wie zou ik zijn als er niet een kracht is die mij draagt en die mij voedt?
Waar ik ga jij!
Waar ik sta jij!
Alleen jij, weer jij, altijd jij!
Jij, jij, jij!
John Hacking
15 november 2020

Gelezen: Ezechiël 34, 11-17 Naardense Bijbel
Want zó heeft gezegd mijn Heer, de Ene: hier ben ik, ikzelf, ik zal vragen naar mijn wolvee, ik zal ze bijeen zoeken; zoals een herder zijn kudde bijeenzoekt op de dag dat hij te midden van zijn verspreid geraakte wolvee is, zó zal ik mijn wolvee bijeenzoeken; redden zal ik hen uit alle oorden waarheen zij zijn verstrooid op een dag van wolkendek en duisternis; uitleiden zal ik hen uit de gemeenschappen, vergaderen zal ik hen uit de landen en doen komen zal ik hen naar hun eigen –rode– grond; weiden zal ik hen op Israëls bergen, in de dalen en bij alle nederzettingen in het land; op een goede weide zal ik hen weiden en op de bergen van Israëls hoogvlakte zal hun graasplaats zijn; daar zullen ze zich neervlijen op een goede graasplek, op een vette weide zullen zij weiden op Israëls bergen; ikzelf zal mijn wolvee weiden en ikzelf laat ze neerliggen, is de tijding van mijn Heer, de Ene; het verlorene zal ik zoeken en het opgedrevene zal ik helpen terugkeren, het gebrokene zal ik verbinden en het verzwakte versterken; over het vette en sterke zal ik waken, ik zal het weiden volgens recht en regel; jullie, mijn wolvee, zó heeft gezegd mijn Heer, de Ene: hier ben ik, rechtsprekend tussen lam en lam, voor de rammen en de bokken;
Gelezen: Matheus 25,31-46 Naardense bijbel
En wanneer de mensenzoon komt in zijn glorie en alle engelen met hem
dán
zal hij zich neerzetten op de troon van zijn glorie en zullen vóór hem worden samengebracht alle volkeren; hij zal ze van elkaar afgrenzen zoals de herder de schapen afgrenst van de bokken en hij zal de schapen doen staan rechts van hem en de bokjes links.
Dán
zal de Koning zeggen tot die rechts van hem: hierheen, gezegenden van mijn Vader, beërft het koningschap dat voor u toebereid is vanaf de grondlegging van een wereld-op-orde!- want ik had honger en ge hebt me te eten gegeven, ik had dorst en ge hebt me laten drinken, ik was een vreemdeling en ge hebt me in uw samenkomst gebracht, naakt en ge hebt me iets omgeworpen, ik werd ziek en ge hebt naar me omgezien, ik was in een bewaking en ge zijt tot mij gekomen!
Dán
zullen de rechtvaardigen hem antwoorden en zeggen: Heer, wanneer hebben we u hongerig gezien en gevoed, of dorstig en laten drinken?- wanneer hebben we u als vreemdeling gezien en in de samenkomst gebracht, of naakt en iets omgeworpen?- wanneer hebben we u ziek gezien of onder bewaking en zijn we tot u gekomen? En ten antwoord zal de Koning tot hen zeggen: amen is het, zeg ik u: zoveel ge gedaan hebt aan één van dezen, mijn geringste broeders-en-zusters, hebt ge mij gedaan!

Naar psalm 23
Mij weet de ziende,
kent mijn gebreken.
Door velden van woekering
ritselt zijn vrede;
de stroom die hij meeziet
spiegelt zijn rust.
Langs rotsen als waarheden
leest hij mijn hart aan elkaar:
ik hoor bij hem.
Al ga ik door het dal
dat de dood overschaduwt,
ik vrees geen verwijdering:
want u weet mee;
in uw verlengde weet ik mij.
Bij u wordt dat
wat voor mij ligt
tot maal;
de hekelaar die bij mij is
belet uw aandacht niet; u houdt
mijn hoofd op:
de beker aan mijn lippen.
Waarlijk zal ik gaan
in licht en verbinding alle dagen
want waar ik leef, zal wonen
een ziende in eeuwigheid.
Lloyd Haft