Evangelie en politiek

Volgelingen, maar van wie?

Het is in mijn ogen verbijsterend hoe evangelische christenen in de VS achter de satans-knecht D.T. lopen, alsof hij de langverwachte Messias is die hen zal komen bevrijden. Waarvan dan? De abortuswetgeving die in hun ogen te soepel is? De ‘woke’-ideologie (wat dit concreet ook moge inhouden) van de voorvechters van rassengelijkheid, het opheffen van discriminerende wetgeving en regels, het nog altijd manifeste racisme en het wapengeweld tegen onschuldigen, en last but not least, de strijd voor een andere kijk op gender. Dat er homoseksualiteit bestaat is in de ogen van deze christenen een van de meest verwerpelijke zaken en volgens hen staat dit haaks op de bijbelse voorschriften. Maar wat de bijbel er ook over zegt, het begrip homoseksualiteit komt er totaal niet in voor, homoseksualiteit is een biologisch feit. En hoeveel christelijke voormannen zijn niet betrapt op hun stiekeme homoseksuele praktijken, terwijl ze publiekelijk elke homo willen vervolgen. Hoe harder geroepen wordt dat homoseksualiteit verkeerd is, hoe onbetrouwbaarder en hoe duidelijker de dubbele moraal van de boodschapper. Dat geldt trouwens ook voor de bestrijders in andere religieuze genootschappen. Hoe harder een bisschop in de RK-kerk tegen homoseksualiteit predikt, hoe meer het iemand is die zijn eigen homoseksualiteit wil onderdrukken en overschreeuwen. Voormalig bisschop Gijsen is een goed voorbeeld in deze. Maar er lopen er veel meer rond. De schandalen zijn bekend of raken steeds meer bekend. Hypocrisie ten top.

Wat zou messias D.T. voor het land gaan doen als hij eenmaal verkozen zou worden? Zijn haat- en wraakcampagne draait inmiddels op volle toeren en wetgeving wordt voorbereid om hem te vrijwaren van alle beschuldigingen van corruptie, machtsmisbruik, seksueel misbruik en ophitsing tot een staatsgreep. Heeft God een dergelijke gezant gezonden om de christenen te gaan leiden? Hoe achterlijk kun je zijn, of beter hoe haatdragend en blind kun je zijn als je dit handelen verwart met de opdracht uit de evangeliën?
De president als hefboom om je eigen conservatieve politieke agenda door te drukken? Ik wist niet dat in de evangeliën wordt verkondigd en opgeroepen om politicus te worden en om conservatisme te bevorderen in de verdediging van het kapitalisme (‘niet iedereen is gelijk, er zijn eenmaal rijken en er zijn eenmaal armen en die zijn het zelf schuld’) en het wapenbezit en een overheid die niks te vertellen heeft over je leven.



De bijbel vertaald en steeds opnieuw vertaald

Je beroepen op de tekst uit de bijbel is geen garantie voor het feit dat je dan ook gelijk hebt. Elke ketter heeft zijn letter, luidt het gezegde. Bijbelse teksten zijn oud, geschreven in een andere taal en komen uit een andere cultuur. Doen alsof dat allemaal niet bestaat is een vorm van domheid en kortzichtigheid. Als je zo denkt en handelt zegt dat meer over je eigen bekrompenheid en het willen halen van je gelijk, dan over de tekst in de bijbel zelf. Bijbellezen, er naar handelen, vraagt nogal wat van je.
In 1926 schreef de Joodse filosoof Franz Rosenzweig een artikel over vertalen in de bijdrage met de titel Die Schrift und Luther. Rosenzweig had samen met Martin Buber het plan opgevat om een nieuwe Duitse vertaling te maken van de Hebreeuwse bijbel die de vertaling van Maarten Luther zo gaan opvolgen in het Duitse taalgebied. Niet vervangen als zodanig, maar meer tekstgetrouw, dichter bij de bronnen, verbeteren. Rosenzweig schrijft in zijn artikel het volgende over het handwerk van vertalen. Ik geef een Nederlandse vertaling en het Duitse origineel, zodat de lezer zelf kan oordelen over de inhoud. Rosenzweig schrijft:

Vertalen betekent twee meesters dienen. Dus niemand kan het. Dus, zoals alles wat theoretisch gezien niemand kan doen, is het praktisch ieders opgave. Iedereen moet vertalen en iedereen doet het. Hij die spreekt vertaalt vanuit zijn eigen mening naar het begrip dat hij van de ander verwacht, en niet van een niet beschikbare algemene ander, maar van die heel specifieke ander die hij voor zich ziet en wiens ogen open of dicht gaan, al naar gelang het geval. Wie hoort vertaalt woorden die in zijn oor weerklinken, in zijn geest, concrete: in zijn geboortetaal. Iedereen heeft zijn eigen taal. Of liever: iedereen zou zijn eigen taal hebben als de monoloog in waarheid echt zou bestaan (zoals de logici, deze de monoloog voor zichzelf graag opeisen) en niet al het spreken reeds dialogisch spreken zou zijn en dus – vertalen is.

Übersetzen heisst zwei Herren dienen. Also kann es niemand. Also ist es wie alles, was theoretisch besehen niemand kann, praktisch jedermanns Aufgabe. Jeder muss übersetzen und jeder tuts. Wer spricht, übersetzt aus seiner Meinung in das von ihm erwartete Verständnis des Andern, und zwar nicht eines unvorhandenen allgemeinen Anderen, sondern dieses ganz bestimmten, den er vor sich sieht und dem die Augen, je nachdem, aufgehen oder zufallen. Wer hört, übersetzt Worte, die an sein Ohr schallen, in seinen Verstand, also konkret geredet: in die Sprache seines Mundes. Jeder hat seine eigene Sprache. Oder vielmehr: jeder hätte seine eigene Sprache, wenn es ein monologisches Sprechen (wie es die Logiker, diese Möchtegern Monologiker für sich beanspruchen) in Wahrheit gäbe und nicht alles Sprechen schon dialogisches Sprechen wäre und also – Übersetzen.
(Rosenzweig, Die Schrift und Luther, p. 51)


Bescheidenheid in onze conclusies

Rosenzweig pleit voor bescheidenheid. We kunnen geen vogelperspectief innemen om de werkelijkheid te verkennen en dan het geleerde toepassen in ons leven alsof dat dan de waarheid zou zijn. Spreken en luisteren naar wat er werkelijk speelt, wat achter de woorden klinkt, in gesprek met elkaar want iedereen kan een ander standpunt, kijkpunt, ervaringskader hebben. Rosenzweig wijst erop dat dit ook geldt voor het gesprek tussen de volkeren. Doen alsof jouw beleden nationalisme de enige waarheid is, getuigt van kortzichtigheid en leidt in het ergste geval tot oorlog. De tragische waarheid zien we momenteel dagelijks werkelijkheid worden in de oorlog in de Gaza-streek waar een nieuwe generatie zal opgroeien van slachtoffers van het Israelische geweld die later als ze groot zijn, wraak zal gaan nemen op hun onderdrukkers. Leven is compromissen leren sluiten, bescheiden blijven, niet het onderste uit de kan willen halen, niet alles onder controle willen houden. Spreken en luisteren zonder vertrouwen in de ander voert naar de woestijn waar geen leven kan gedijen. Als je doet alsof jij alleen gelijk hebt, ook in de vertaling van religieuze geschriften, getuigt dit volgens Rosenzweig van een krankzinnig egoïsme, “dat denkt zichzelf te kunnen bevredigen in zijn eigen, persoonlijke of nationale, bestaan en dat verlangt naar een woestijn om zich heen. In de wereld, die niet geschapen is om een woestijn te zijn, maar om verdeeld en onderverdeeld te worden naar soort, is er geen plaats voor zo’n houding.”



Het volgen van Jezus in zijn absolute radicaliteit

Evangelische en andere christenen beroepen zich op het feit dat ze Jezus volgen en dat ze luisteren naar zijn boodschap. Maar wie was Jezus en wat betekent volgen dan?
De Duitse filosoof Karl Japsers heeft de persoonlijkheid van Jezus en zijn wezen beschreven in een kort artikel. Het laatste deel van deze tekst heb ik hier in het Nederlands en in het Duits weergegeven, zodat de lezer zelf kan beoordelen wat hier staat in de oorspronkelijke versie. Ik geef de hele tekst van dit laatste deel weer, omdat het (ondanks de Duitse volzinnen) in mijn ogen de moeite waard is om te lezen en om hieruit conclusies te trekken. Met wat moeite kom je er dan wel achter wat en wie Jezus was in de ogen van Jaspers en wat dit voor jou zou kunnen betekenen. Een aanrader voor al die christenen die dwepen met Jezus maar die er niet in slagen zelf ook maar een minimum christelijk handelen aan hun leven toe te voegen… omdat ze verblind zijn door een satans-knecht die de alleen maar oog heeft voor zichzelf en zijn egoistisch narcisme.



Deze tekst is niet zo makkelijk te volgen vandaar dat ik de tekst in delen heb opgeknipt zodat de lezer bij de les kan blijven. Jaspers schrijft over Jezus na eerst gekeken te hebben naar de psychologische en historische kant van het personage, het volgende over het wezen, of het essentiële van Jezus:

(3) Het essentiële idee. – Jezus’ leven in God bepaalt alles, wat hij zegt en doet. Het lijkt alsof zijn wezen verlicht wordt door de goddelijkheid. Hij is op elk moment dicht bij God en niets is voor hem belangrijker dan God en Gods wil. Het idee van God is aan geen enkele voorwaarde onderworpen, maar de normen die hieruit volgen maken al het andere eraan onderworpen. Van daaruit komt de kennis van het alles funderende eenvoudige.

(3) Die Wesensidee. – Jesu Leben in Gott bestimmt alles, was er sagt und tut. Sein Wesen scheint wie durchleuchtet von der Gottheit. In jedem Augenblick Gott nahe, gilt ihm nichts als Gott und Gottes Wille. Der Gottesgedanke steht unter keiner Bedingung, aber die Massstäbe, die von dort sprechen, stellen alles andere unter ihre Bedingung. Von dort her kommt das Wissen um das allbegründende Einfache.

De essentie van dit geloof is de vrijheid. Want in dit geloof, dat van God spreekt, wordt de ziel wijd in wat absoluut omvattend is. Terwijl ze het geluk en ongeluk van deze wereld ziet, ontwaakt ze tot zichzelf. Wat slechts eindig is, wat slechts de wereld is, kan haar niet gevangen houden. Uit de overgave van een niet meer te bevatten vertrouwen, groeit een oneindige kracht: want in de grootste zachtheid van het onzekere hart, in die verwoestende schok, kan ze zich ervan bewust worden, dat zij door God aan zichzelf gegeven is. Als een mens gelooft, wordt hij werkelijk vrij.

Das Wesen dieses Glaubens ist die Freiheit. Denn in diesem Glauben, der von Gott spricht, wird die Seele weit im schlechthin Umgreifenden. Während sie Glück und Unglück dieser Welt sieht, erwacht sie zu sich selbst. Was nur endlich, was nur Welt ist, kann sie nicht gefangen halten. Aus der Hingabe in dem nicht mehr begreifenden Vertrauen erwächst ihr die unendliche Kraft: denn in der grössten Weichheit des unbefestigten Herzens, in der vernichtenden Erschütterung, kann ihr das Bewusstsein werden, sich von Gott geschenkt zu sein. Glaubt der Mensch, so wird er wirklich frei.

Jezus’ zekerheid in God maakt een houding van de ziel mogelijk, die altijd onbegrijpelijk is geweest. De mens blijft in de wereld, neemt eraan deel in een tijdelijk bestaan, geschokt, maar onaangetast door een diepe, niet langer wereldse grond. Hij is in de wereld voorbij de wereld. In de verlorenheid van zijn bestaan aan de wereld is hij ergens, onbewijsbaar, niet vast te stellen, in de verklaring al twijfelend hieraan, onafhankelijk van de wereld. Deze onafhankelijkheid in de totale onderdompeling in de wereld brengt een wonderlijke onbevangenheid teweeg.

Solche Gottesgewissheit Jesu ermöglicht eine Haltung der Seele, die seit her unbegreiflich ist. Der Mensch bleibt in der Welt, nimmt als Zeitdasein an ihr teil, erschüttert, aber in der Betroffenheit an einem tiefen, nicht mehr welthaften Grunde unbetroffen. Er ist in der Welt über die Welt hinaus. In der Verlorenheit seines Daseins an die Welt ist er irgendwo, unbeweisbar, unfeststellbar, in der Aussage schon dies bezweifelnd, unabhängig von der Welt. Diese Unabhängigkeit in der totalen Welteinsenkung bewirkt die wundersame Unbefangenheit.



Enerzijds kunnen de wereldse dingen niet meer leiden tot eindige absoluutheden, kunnen de wereldse omhullingen van kennis niet meer leiden tot totale kennis, kunnen de regels en wetten niet meer leiden tot versterkingen van het berekenbare. De verleidingen mislukken door die vrijheid in de zekerheid van God. Aan de andere kant wordt het oog open voor alle realiteiten en vooral voor de zielen van mensen, de diepten van hun harten, waarin niets verborgen is voor Jezus’ helder-ziend.

Einerseits können die weltlichen Dinge nicht mehr zu endlichen Absolutheiten, die weltlichen Gehäuse des Wissens nicht mehr zum Totalwissen, die Regeln und Gesetze nicht mehr zu Verfestigungen des Errechenbaren führen. Die Lockungen scheitern an jener Freiheit aus der Gottesgewissheit. Andrerseits wird das Auge offen für alle Realitäten und besonders für die Seele der Menschen, die Tiefe ihres Herzens, die der Hellsicht Jesu nichts verbergen kann.

Als de gedachte aan God, hoe onbegrijpelijk ook, de ziel is binnengedrongen, dan is er die rusteloosheid om God kwijt te raken en de onophoudelijke drang, om dat te doen wat God niet laat verdwijnen. Vandaar de woorden van Jezus: Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien.

Wenn der Gottesgedanke, wie unfasslich auch immer, in die Seele gedrongen ist, dann ist jene Unruhe, Gott zu verlieren, und der unablässige Antrieb, das zu tun, was Gott nicht verschwinden lässt. Daher das Wort Jesu: Selig, die rein in Herzen sind, denn sie werden Gott schauen.

Maar nu gebeurde er in Jezus iets dat alleen in het Oude Testament tot op zekere hoogte aanwezig is (bijvoorbeeld in het offer van Isaak door Abraham). In Jezus resulteert de ernst van het idee van God in een compleet radicalisme. De God die voor Jezus niet fysiek aanwezig is, niet in visioenen en niet in stemmen, is in staat om alles in de wereld ter discussie te stellen. Het wordt voor zijn rechterstoel gebracht. De manier waarop Jezus dit deed vanuit zijn zekerheid van God is beangstigend. Wie dit in de synoptici kan lezen en in een kalme staat blijft, tevreden met zijn bestaan, verweven in de orde ervan, is blind. Jezus is uit alle werkelijke ordeningen van de wereld gestapt. Hij ziet dat alle ordeningen en gewoonten farizeïsch zijn geworden, hij toont de oorsprong van waaruit hun versmelting plaatsvindt. De hele wereldse werkelijkheid wordt definitief en zonder voorbehoud van haar fundament beroofd. Absoluut alle ordeningen, de banden van vroomheid, de statuten van redelijke morele wetten storten in.

Aber nun geschah in Jesu etwas, was im Alten Testament nur in Ansätzen da ist (etwa im Opfer Isaacs durch Abraham). Der Ernst des Gottesgedankens hat bei Jesus zur Folge die vollkommene Radikalität. Der Gott, der für Jesus doch nicht leibhaftig da ist, nicht in Visionen und nicht in Stimmen, vermag alles in der Welt in Frage zu stellen. Es wird vor seinen Richterstuhl gebracht. Wie Jesus das aus seiner Gottesgewissbeit getan hat, ist erschreckend. Wer das bei den Synoptikern zu lesen vermag und dabei in ruhiger Verfassung bleibt, zufrieden mit seinem Dasein, eingesponnen in dessen Ordnung, ist blind. Jesus ist aus allen realen Ordnungen der Welt herausgetreten. Er sieht dass alle Ordnungen und Gewohnheiten pharisäisch wurden, er zeigt den Ursprung, von dem her ihre Einschmelzung erfolgt. Aller weltlichen Wirklichkeit wird endgültig, ohne Einschränkung, ihr Boden genommen. Schlechthin alle Ordnungen, die Bande der Pietät, der Satzungen der vernünftigen Sittengesetze brechen ein.

Tegenover de aanspraak om God te volgen in het koninkrijk van God zijn alle andere taken nietig. Arbeid voor levensonderhoud, eden voor de rechtbank, zelfbevestiging van recht, eigendom, alles is nietig of wordt verworpen. Sterven door toedoen van de machten van deze wereld, omkomen in lijden, vervolging, mishandeling en vernedering, is wat hoort bij hen die geloven. “Nergens is zulke revolutionaire taal gesproken, want al het andere dat geldig is, wordt als iets onverschilligs neergezet, dat niet gerespecteerd moet worden” (Hegel).

Gegen den Anspruch, Gott zu folgen in das Gottesreich, sind alle anderen Aufgaben nichtig. Arbeit für den Unterhalt, Schwüre vor Gericht, Selbstbehauptung des Rechts, Eigentum, alles ist nichtig oder wird verworfen. Zu sterben durch die Mächte dieser Welt, in Leid, Verfolgung, Misshandlung, Entwürdigung zu Grunde gehen, ist das Gehörige für den, der glaubt. »Nirgends ist so revolutionär gesprochen worden, denn alles sonst Geltende ist als ein Gleichgültiges, nicht zu Achtendes gesetzt«(Hegel).



Omdat Jezus aan het uiterste van de wereld staat, de uitzondering bij uitstek is, wordt de mogelijkheid geopenbaard van alles wat als veracht, laag, ziek, lelijk, verstoten en uitgesloten van de orde van de wereld wordt beschouwd, de mogelijkheid om mens te zijn, zelfs onder alle omstandigheden. Het wijst naar de plaats waar iemands thuis kan zijn in elke vorm van mislukking.

Weil Jesus im Äussersten der Welt steht, schlechthin die Ausnahme ist, wird die Chance alles dessen offenbar, was an Massstäben der Welt als verachtet, niedrig, krank, hässlich, als von den Ordnungen ausgestossen und auszuschliessen gilt, die Chance des Menschseins selbst unter allen Bedingungen. Er zeigt dorthin, wo dem Menschen in jeder Weise des Scheiterns das Zuhause offen ist.

Jezus is doorgebroken naar deze plek, van waaruit niet alleen alles wat de wereld is, zich in de schaduw terugtrekt, maar die zelf niets anders is dan – in de gelijkenis – licht en vuur, liefde en God. Deze plaats, opgevat als een plaats in de wereld, is in feite geen plaats. Iedereen moet hem verkeerd begrijpen volgens zijn eigen maatstaven om bij de wereld te horen. Vanuit de wereld gezien is het een uitzondering en onmogelijk.

Jesus ist durchgebrochen zu diesem Ort, von dem her nicht nur alles, was Welt ist, in den Schatten tritt, sondern der selber nichts als – im Gleichnis – Licht und Feuer, als Liebe und Gott ist. Dieser Ort, wie ein Ort in der Welt gefasst, ist in der Tat kein Ort. Jeder muss ihn an seinen Massstäben des Gehörigen in der Welt missverstehen. Von der Welt her gesehen, ist er Ausnahme und unmöglich.

Als echter, wat hier de oorsprong, centrum en de verbinding is, zich in de wereld manifesteert door Jezus en zijn woord, kan dit alleen indirect gebeuren. Het gebeurt op zo’n manier dat de waanzin in de wereld nog steeds bevraagd moet worden op zijn mogelijke waarheid. Het gebeurt op zo’n manier, dat verschijning en woord absoluut tegenstrijdig lijken aan de hoevelheid van rationele kennis. In Jezus ligt de strijd, de hardheid, het genadeloze alternatief en de oneindige zachtheid, strijdloosheid, liefde, mededogen met alle verlorenheid. Hij is de strijder die uitdaagt en de zwijgende dulder.

Wenn aber, was hier Ursprung, Mitte, Bindung ist, sich in der Welt durch Jesus und sein Wort zeigt, so kann das nur indirekt geschehen. Es geschieht so, dass noch der Wahnsinn in der Welt zu befragen ist nach seiner möglichen Wahrheit. Es geschieht so, dass Erscheinung und Wort am Masse rationaler Wissbarkeit absolut widersprüchlich erscheinen. In Jesus liegt der Kampf, die Härte, die erbarmungslose Alternative und die unendliche Milde, Kampflosigkeit, Liebe, das Erbarmen mit aller Verlorenheit. Er ist der herausfordernde Kämpfer und der schweigende Dulder.

Door Jezus steeg het radicalisme van de zekerheid van God tot een tot dan toe ongekende hoogte door de verwachting van het naderende einde van de wereld. In termen van kosmische kennis was de dreigende verwachting van het einde van de wereld een vergissing. Maar als de realiteit van de wereldondergang niet werkelijkheid wordt, wordt de betekenis van het basisidee niet tenietgedaan. Nu of over een zeer lange tijd: dit einde werpt licht en schaduw, stelt alles en iedereen voor vragen, vraagt om een beslissing. De dwaling met betrekking tot de lichamelijke aanwezigheid van het einde van de wereld heeft door de dwang van deze lichamelijkheid de waarheid aan het licht gebracht dat de mens inderdaad leeft voor het ultieme, dat hij voortdurend voor zichzelf versluiert.

Die Radikalität der Gottesgewissheit gewann durch Jesus eine bis dahin unerhörte Steigerung durch die Erwartung des unmittelbar bevorstehenden Weltendes. Die Naherwartung war im Sinne des kosmischen Wissens ein Irrtum. Wenn aber die Wirklichkeit des Weltuntergangs ausbleibt, ist der Sinn des Grundgedankens nicht aufgehoben. Ob jetzt gleich oder nach sehr langen Zeiten: dies Ende wirft Licht und Schatten, stellt an alles und jedes seine Frage, ruft auf zur Entscheidung. Der Irrtum in Bezug auf das leibhaftig Gegenwärtige des Weltendes hat durch den Zwang dieser Leibhaftigkeit die Wahrheit an den Tag gebracht, dass der Mensch in der Tat vor dem Äussersten lebt, das er sich ständig verschleiert.



De wereld is niet het eerste en het laatste, de mens is gedoemd te sterven, de mensheid zelf zal niet oneindig blijven bestaan. In deze situatie is het of of: voor God of tegen God, goed of kwaad. Jezus herinnert ons aan dit uiterste.
Lijden, het meest verschrikkelijke, onbeperkte, grenzeloze lijden, dat wordt voltooid in de wreedste dood, maakt deel uit van het wezenlijke idee van Jezus. Jezus’ ervaring van lijden is de Joodse ervaring van lijden. Jezus’ woorden aan het kruis: “Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?” het begin van Psalm 22, drukt met deze psalm het uiterste lijden uit, niet het geduldig aanvaarden van het lijden, maar een schreeuw naar God, maar ook het vertrouwen in het lijden op God alleen, op dat wat vóór alles en na alle wereld is.

Die Welt ist nicht das erste und letzte, der Mensch ist dem Tode verfallen, die Menschheit selber wird nicht endlos dauern. In dieser Situation ist das Entweder Oder: für Gott oder gegen Gort, gut oder böse. Jesus erinnert an das Äusserste.
Zur Wesensidee Jesu gehört das Leiden, das schrecklichste, uneingeschränkte, grenzenlose Leiden, das im grausamsten Tod vollendet wird. Jesu Leidenserfahrung ist die jüdische Leidenserfahrung. Jesu Wort am Kreuz: »Mein Gott, mein Gott, warum hast du mich verlassen« der Anfang des 22. Psalms spricht mit diesem Psalm das äusserste Leiden aus, nicht das Hinnehmen des Leidens in Geduld, sondern ein Aufschrei zu Gott, aber auch des Vertrauens im Leiden allein auf Gott, auf das, was vor aller und nach aller Welt ist.

In die psalm zegt een man in uiterste nood: “Ik ben een worm, geen mens, veracht, het lachertje van het volk. De goddelozen/slechterikken cirkelen om hem heen. Ze sperren hun muilen open tegen hem als een leeuw. “Als water ben ik uitgeschudt, al mijn botten zijn gebroken, mijn hart is in was veranderd, mijn gehemelte is uitgedroogd”. Hij wendt zich tot God, want “er is geen helper”. Maar: “Mijn God, ik roep overdag, maar jij antwoordt niet.” In deze stomheid en stilte, deze verlatenheid in de hulpeloosheid, volgt de omslag: “En toch bent jij de Heilige, op jouw vertrouwden onze vaderen.” Hij hoorde de ellendigen die tot Hem riepen. Ook deze dichter van de psalm is verzekerd: “Jahweh is mijn herder, het zal mij niet ontbreken, al loop ik door een donker dal, ik zal geen kwaad vrezen, want U bent bij mij.”

In jenem Psalm spricht ein Mensch in höchster Bedrängnis: Ein Wurm bin ich, kein Mensch, verachtet, Gespött der Leute. Die Bösen umkreisen ihn. Sie sperren ihren Rachen wider ihn auf wie ein Löwe. “Wie Wasser bin ich hingegossen, alle meine Gebeine sind auseinander gegangen, mein Herz ist wie zu Wachs geworden, mein Gaumen ist ausgetrocknet”. Er wendet sich an Gott, denn »es gibt keinen Helfer«. Aber: »Mein Gott, rufe ich tagsüber, doch du antwortest nicht.« In dieser Stummheit und Stille, diesem Verlassensein in der Hilflosigkeit, erfolgt der Umschlag: »Und du bist doch der Heilige, auf dich vertrauten unsere Väter.« Er hat die Elenden, die zu ihm schrieen, gehört. Auch diesem Dichter des Psalms wird gewiss: »Jahwe ist mein Hirte, mir wird nichts mangeln, auch wenn ich in dunklem Tal wandern muss, fürchte ich kein Unglück, denn du bist bei mir.«

De kern van deze manier van lijden en de geboorte van de zekerheid van God uit het meest grenzeloze bewustzijn van lijden is allereerst: de volledige blootstelling aan lijden, de mens een worm, niet in de bevestiging van zijn waardigheid en onverstoorbaarheid, – dan het bewustzijn van absolute eenzaamheid, verlaten door de mensen, niet geborgen in een nationale of andere collectieve gedachte, – ten slotte het bewustzijn van verlatenheid door God. Het is niet mogelijk om het lijden van de mens te laten voortduren. Vanuit dit extreme lijden, en alleen daaruit, komt de ommekeer: de schreeuw naar God is mogelijk, het uitspreken van de onverdraaglijkheid van zijn zwijgen, dan de roep: jij bent de Heilige; en tenslotte, in plaats van het volk, in ieder geval de vaderen: zij vertrouwden hem, en uiteindelijk de vrede van het vertrouwen in de onschendbare grond.

Das Wesentliche dieser Weise des Leidens und der Geburt der Gottesgewissheit aus dem grenzenlosesten Leidensbewusstsein ist zunächst.: das restlose Sichaussetzen dem Leiden, der Mensch ein Wurm, nicht in der Behauptung seiner Würde und Unerschütterlichkeit, — dann des Bewusstseins des absoluten Alleinseins, vom Volke verlassen, nicht geborgen in einem nationalen oder anderen kollektiven Gedanken, – schliesslich das Bewusstsein der Gottverlassenheit. Es ist nicht möglich, das Leiden des Menschen weiter treiben zu lassen. Aus diesem äussersten Leid, und erst aus ihm folgt der Umschlag: der Aufschrei zu Gott ist möglich, das Sagen der Unerträglichkeit seines Stummseins, dann der Anruf: du bist doch der Heilige; und schliesslich statt des Volkes wenigstens die Väter: sie vertrauten ihm, und am Ende die Ruhe des Vertrauens zum unantastbaren Grund.

Dit vermogen om te lijden en de waarachtigheid van dit lijden is historisch uniek. Het verschrikkelijke wordt niet rustig geaccepteerd, niet geduldig verdragen, niet verhuld. De realiteit van het lijden wordt benadrukt, het wordt uitgedrukt. Het wordt geleden tot het punt van vernietiging, waarin dit wordt gezien vanuit de verlorenheid en verlatenheid, dit minimum aan houvast dat wordt gevoeld, wat dan alles is, de Godheid. In de stomheid, de onzichtbaarheid, de verbeeldingsloosheid, is het niettemin de enige werkelijkheid. Het hele onvoorwaardelijke realisme van de onverbloemde verschrikkingen van dit bestaan is verbonden met het houvast van het volledig onbegrijpelijke.

Diese Leidensfähigkeit und Leidenswahrhaftigkeit ist geschichtlich einzig. Das Schreckliche ist nicht gelassen hingenommen, nicht geduldig ertragen, nicht verschleiert. Auf der Wirklichkeit des Leidens wird bestanden, es wird ausgesprochen. Es wird erlitten bis zur Vernichtung, in welcher aus der Verlorenheit und Verlassenheit dieses Etwas gesehen, dieses Minimum des Bodens gespürt wird, das dann alles ist, die Gottheit. In der Stummheit, der Unsichtbarkeit, der Bildlosigkeit ist sie doch die einzige Wirklichkeit. Mit dem ganzen rückhaltlose Realismus der unverdeckten Schrecken dieses Daseins ist verbunden der Halt an dem ganz Unfasslichen.



Naar de maatstaven van een heroïsch en stoïcijns ethos is er geen waardigheid in de manier van dit aanvankelijk ongeremd overgeleverd zijn, in de uitdrukking ervan en in het houvast dat dan tastbaar wordt als een wonder; het is eerder een schaamteloosheid. Maar dat andere ethos van waardigheid faalt ofwel in de uiterste realiteit ofwel zinkt weg in onaangetaste starheid. Dit daarentegen, in zijn waarachtigheid, is mogelijk voor de mens tot aan de laatste verwoestende ervaringen toe.

Am Massstab eines heroischen und eines stoischen Ethos liegt in der Weise dieses zunächst haltlosen Preisgegebenseins, seines Aussprechens und in dem dann wie ein Wunder sich fühlbar machenden Halt keine Würde, vielmehr eine Schamlosigkeit. Aber jenes andere Ethos der Würde versagt entweder in der äussersten Realität oder versinkt in unbetroffener Starre. Dieses dagegen in seiner Wahrhaftigkeit ist dem Menschen bis in letzte vernichtende Erfahrungen möglich.

Jezus is het toppunt van dit vermogen om te lijden. Je moet het Joodse wezen door de eeuwen heen zien om het wezen van Jezus te kunnen zien. Maar Jezus leed niet passief. Hij handelde, lokte lijden en dood uit. Zijn lijden is geen toevalligheid, maar een echte mislukking. Hij stelt zijn onvoorwaardelijkheid bloot aan de wereld, die alleen voorwaardelijkheid toestaat, aan de wereldsheid van de kerk (in die tijd in de vorm van de Joodse theocratie, die een vormend effect had op de kerken die volgden). Zijn werkelijkheid is het symbool van durf van alles, van de vervulling van Gods opdracht: de waarheid vertellen en waar zijn. Dit is de moed van de Joodse profeten: niet in de spiegel van de glorie van grote daden, de glorie van een dappere dood voor het nageslacht, maar voor God alleen. ln het kruis wordt de basiswerkelijkheid van het eeuwige in de tijd gezien. Jezus’ dood is een symbool geworden van de altijd aanwezige werkelijkheid. In deze voorafgebeelde figuur, in het kruis, vindt de geruststelling van het werkelijke plaats in het falen van alles wat de wereld is.

Jesus ist ein Gipfel dieses Leidenkönnens. Man muss jüdisches Wesen sehen in den Jahrhunderten, um Jesu Wesen zu erblicken. Aber Jesus hat nicht passiv erlitten. Er hat gehandelt, Leid und Tod provoziert. Sein Leid ist nicht zufälliges, sondern echtes Scheitern. Er setzt seine Unbedingtheit der Welt aus, die nur Bedingtheit zulässt, der Weltlichkeit der Kirche (damals in Gestalt der für die folgenden Kirchen prägend wirkenden jüdischen Theokratie). Seine Wirklichkeit ist das Symbol des Wagens von allem, der Erfüllung der Gottessendung: die Wahrheit zu sagen und wahr zu sein. Das ist der Mut der jüdischen Propheten: nicht im Spiegel des Ruhms grosser Taten, des Ruhms tapferen Todes für die Nachwelt, sondern allein vor Gott. lm Kreuz wird die Grundwirklichkeit des Ewigen in der Zeit angeschaut. Jesu Tod ist Symbol geworden für die jederzeit gegenwärtige Wirklichkeit. In dieser vorgebildeten Gestalt, im Kreuz, geschieht die Vergewisserung des Eigentlichen im Scheitern alles dessen, was Welt ist.

De Joodse lijdenservaring is een moment van de bijbelse religie van het Oude Testament en dit is de kern van alle christelijke, Joodse en islamitische religies in de volheid van hun historische kleding, hun vervormingen en afgleidingen, zodat niemand kan zeggen dat hij in het bezit is van de ware bijbelse religie, die niettemin alles in zich draagt. Het is onmogelijk om over deze bijbelse religie te spreken zonder gevaarlijke beweringen te doen. Maar misschien mogen we zeggen dat het niet Christus is, deze schepping van de vroege kerk en van Paulus, die de bijbelse religie gemeen heeft, net zo min als de Joodse wet of het nationale karakter van de Joodse en vele protestantse religies. Wat ze wel gemeen hebben is het idee van God en het kruis. In Jezus is de laatste gestalte van het Joodse idee van de lijdende dienaar van God aan het werk.

Die jüdische Leidenserfahrung ist ein Moment der alttestamentlichen biblischen Religion und diese ist der Kern aller christlichen, jüdischen, islamischen Religionen in der Fülle ihrer historischen Kleider, ihrer Verkehrungen und Abgleitungen, so dass keine sagen kann, sie sei im Besitz der wahren biblischen Religion, die doch alles trägt. Von dieser biblischen Religion ist ohne gefährlichen Anspruch nicht geradezu zu reden. Vielleicht aber darf man sagen: Nicht Christus, diese Schöpfung der Urgemeinde und des Paulus, ist der biblischen Religion gemeinsam, sowenig wie das jüdische Gesetz, wie der nationale Charakter der jüdischen und vieler protestantischer Religionen. Gemeinsam ist der Gottesgedanke und das Kreuz. In Jesus ist die letzte Gestalt der jüdischen Idee des leidenden Gottesknechts wirksam.

(gedeeltelijk vertaald met DeepL.com)

De hele tekst lezen: https://wordpress.com/page/mystiekfilosofie.com/8231

John Hacking
17 maart 2024


Bron:

Rosenzweig, Franz, Die Schrift. Aufsätze, Übertragungen und Briefe. Herausgegeben von Karl Thieme, Königstein 1984, (Jüdischer Verlag Athenäum)

Jaspers, Karl, Het risico van vrijheid. Verzamelde essays over filosofie. Bewerkt door Hans Saner, München Zürich 1996, (Piper), p. 323-327