EGO

2023 Ego

Wat is werkelijk? Wat is werkelijkheid? Misschien kun je het wel vergelijken met de oceaan waarin of waarop we allemaal drijven. We zijn er deel van (via en door ons lichaam) maar we kunnen er ook over nadenken en virtueel afstand ervan nemen. Religies bieden van oudsher een soort houvast in deze ‘chaos’. In de Middeleeuwen zou je de religies kunnen beschouwen als grote schepen op deze oceaan die de werkelijkheid is. Velen voeren mee op deze schepen en dat gaf houvast. Mensen die hierbij kritische vragen stelden, die zich niet wilden aanpassen aan de common sense, die alternatieven voorstelden, of gelovigen die als ketters werden beschouwd, werden vaak zonder pardon overboord gekieperd. Als ze geluk hadden vonden ze wat drijfhout en konden ze blijven dobberen. Religies kleurden de waarneming en zetten de grenzen vast. Daar kon of mocht niet aan getornd worden. Religieuze leiders hadden politieke bondgenoten en politiek en religie waren nauwelijks gescheiden. Maar daar kwam verandering in. Descartes is in deze zin een breekpunt: opeens staat de ratio in het middelpunt en is het denken van het ego een nieuw baken in de oceaan. Natuurlijk kwam dit niet uit de lucht vallen, zijn er voorlopers, maar Descartes noem ik een breekpunt omdat zovelen na hem zich op deze filosoof en zijn methode beroepen. Het niet kunnen twijfelen aan het eigen denken dat twijfelt vormt opeens een houvast in de waarneming van de werkelijkheid. Niet een religieus model, of religieus kader, geeft nu houvast maar de eigen ratio. Het nieuwe fundament onder het ego. En onder de beleving van het zelf. Zelf en ego hangen in mijn beleving nauw samen. Ook al is het zelf een construct en is het ego een soort model om de eigen werkelijkheid te ervaren en uit te drukken, beiden geven in hun samenhang ook een vorm van houvast in de oceaan die de werkelijkheid is. Een soort plank waarop we drijven en waarvan de Boeddhisten zeggen dat dit laatste ook een illusie is. Maar laten we nu niet zover gaan en blijven we drijven, ons vasthoudend aan die plank, dit levensreddende stuk hout dat ons behulpzaam is om in dit leven onze weg te zoeken.

Voordat het schrift was uitgevonden moesten de mensen het hebben van horen zeggen, van overlevering, van muziek, liederen, verhalen, en afbeeldingen van hun geschiedenis en hun godenwereld. De werkelijkheid zoals die werd beleefd was minder gedifferentieerd omdat men zichzelf ervoer als deel van een groter geheel. Reflectie doormiddel van een rationele houding, van afstand innemen ten aanzien van de eigen leefomstandigheden en werkelijkheid, vond waarschijnlijk niet of nauwelijks plaats. Er zijn geen getuigenissen van. Pas toen het schrift werd uitgevonden en toegepast verschenen er ook verslagen van hoe de werkelijkheid werd ervaren en beleefd. Hoogtepunt voor velen werden de verslagen en verhalen over de wereld van de goden en de relatie met de mensen hier op aarde. Maar ook de oude Grieken plaatsten al heel vaak vraagtekens bij deze teksten. Wat we aan getuigenissen hebben uit die tijd maakt duidelijk dat er veel verschillende opvattingen naast elkaar konden bestaan. Toch hebben de grote religies een corpus tot stand gebracht waarin eeuwen aan ervaringen en aan geschiedenissen bij elkaar zijn gevoegd. Zo ontstonden de heilige schriften die later als leidraad gingen dienen voor velen. Tot op de dag van vandaag.

De wereld van het boek en de heilige boeken heeft eeuwen stand gehouden. Pas 150 jaar geleden kwam er een nieuwe dimensie bij: het beeld, de foto, de film. En pas ruwweg 70 jaar geleden nam de digitale werkelijkheid een aanvang. We zitten, zo zou je kunnen zeggen, pas aan het allereerste begin van deze nieuwe werkelijkheid want de effecten van een virtuele realiteit waarmee we ons omgeven zijn nog lang niet bekend en uitgekristalliseerd. Welk effect dit zal gaan hebben op het ego, de beleving van het zelf, de vormgeving van dit zelf – ook als ego – in de wereld, zal nog moeten gaan blijken. Was het ego in de denktrant van Descartes een soort baken in de oceaan, in de digitale werkelijkheid wordt vanuit de commercie alles aangeboden om zich als ego te manifesteren. Alleen blijft het een virtuele mogelijkheid, een manier tussen duizenden andere manieren of mogelijkheden. Door de virtuele toepassing en vormgeving van de realiteit wordt ook het ego fluïde. Was bij Descartes het denken alleen mogelijk via het verstand, en dus via het lichaam, in de digitale werkelijkheid nemen algoritmen het over – hoewel je dat eigenlijk geen vorm van denken kunt noemen. Algoritmen maken verbanden tussen verschijnselen plausibel, een zekere waarschijnlijkheid in relaties wordt aangetoond en aangenomen. Patronen worden blootgelegd. Maar de niet kritische beschouwer is al snel overtuigd en denkt dan te kunnen weten hoe het zit. Hij vergeet dat het waarschijnlijke relaties zijn met maar een zekere mate van betrouwbaarheid. Maar het zijn geen bewijzen dat het ook werkelijk zo is. Er is geen directe causale relatie. Die wordt niet getoond. Maar goedgelovige volgelingen die deze correlaties voor waar aannemen denken misschien wel dat ze dan ook ontslagen zijn van zelf-nadenken. Met alle gevolgen van dien als hierop ook beleid wordt gemaakt dat concrete mensen treft. Als de computer aangeeft dat je hoogstwaarschijnlijk een veiligheidsrisico vormt voor de samenleving, de natie, een groep, en als je dan navenant wordt behandeld, heb je dikke pech. Je beschikt dan niet over de middelen om het tegendeel te bewijzen want alles wijst in jouw richting. In een samenleving waarin iedereen alle anderen gaat bewaken is dit risico levensgroot. Je kunt je nergens meer verstoppen, al jouw wederwaardigheden zijn digitaal opgeslagen, worden bewaard en worden gemanipuleerd als dat nodig mocht zijn. Alleen al het verzamelen van reusachtige hoeveelheden data is bij voorbaat al een groot gevaar omdat computerprogramma’s via hun algoritmes de meest verassende patronen kunnen ontdekken. Daardoor gaan we ook anders naar dingen en naar mensen kijken. Roepen dat algoritmes nog niet zo gevaarlijk zijn en dat hun toepassing beperkt is, getuigt van naïviteit want ze vormen de nieuwe brillen waarmee we naar de realiteit gaan kijken. En naar onszelf. Een ego dat uiteindelijk een samenspel is van veel factoren, en de beleving van dit ego, op basis van historie, evolutie, transformatie, blijft in de digitale werkelijkheid toch fluïde. Want niet meer het lichaam is bepalend maar de combinatie van getallen. Het lichaam verliest zijn kracht als uitgangspunt voor het ego. Het ego laat zich vooral van zijn digitale kant zien. Stel dat het lichaam een keer gekoppeld kan worden aan de machine, de computer, de verbindingen die wereldwijd tot stand zijn gebracht via het internet, dan is het hek helemaal van de dam. (Wat trouwens een totaal achterhaalde manier van spreken is met dergelijke metaforen).

In de digitale wereld, de werkelijkheid van de virtualiteit, zal ook de taal gaan veranderen. Veel zegswijzen, spreekwoorden, uitdrukkingen klinken dan als uit een ver verleden. Het vertrouwen dat men had op de woorden uit het boek zal plaatsmaken voor een pragmatisch omgaan met en manipuleren van de werkelijkheid zoals die zich via de computer aandient. Alles kan. Niets is onmogelijk. Misschien wordt het lichaam zelfs helemaal overbodig. Op dit moment nemen we de werkelijkheid via onze lichamelijke waarneming waar. Dat is een vorm van zeven, de zintuigen en de verwerking van indrukken worden gezeefd. Wat we overhouden is een selectie. Ook al zijn we daar niet bewust bij betrokken en moeten we het doen met het eindresultaat. Dat dit zo werkt laat ook ons geheugen zien. Na jaren hebben we van de meeste dingen en ervaringen nog slechts sporadische indrukken. Reproductie van ervaringen laat zien dat we selecteren en voorkeuren hebben. Heb je bepaalde religieuze overtuigingen op basis van gelezen en gehoorde teksten uit boeken, dan ben je zelf het eerste selectieapparaat. Je leest en luistert selectief. Lees je of hoor je daarnaast ook nog eens kritische commentaren, bijvoorbeeld een van de laatste boeken van Peter Sloterdijk over de religies, die stelt dat veel teksten uit de heilige boeken een vorm van theopoëzie zijn, dan is dit als het ware een tweede zeef waardoor je waarnemingen gezeefd worden. Wat houd je dan nog over van je oorspronkelijke opvattingen of met andere woorden, als je deze commentaren serieus neemt, wat blijft er nog over van je geloofswaarheden? Misschien kun je het ook een vorm van naïviteit noemen, een eerste naïviteit die je verliest (het letterlijk nemen van teksten), een tweede naïviteit die je verliest (het denken te weten hoe het zit) etc. etc. Zo wordt jouw waarneming telkens gezeefd – een proces dat nooit stopt. Want het is, zo vermoed ik, geen proces als een vorm van destillatie die uiteindelijk een eindvloeistof oplevert. Een uiteindelijk tastbare ervaarbare eindwaarheid. Dat laatste is zo, omdat het taal betreft, omdat het boeken zijn, verzamelingen woorden, die op zichzelf al weer een vorm van afstand scheppen tot de realiteit die ervaren en beschreven wordt. Ook het beeld biedt hier geen verlichting want het beeld moet worden toegelicht. De digitale omschrijving of vormgeving geeft helemaal geen houvast meer. De realiteit ontglipt ons definitief. Omdat alles mogelijk is.

Wat blijft er nog over van het ego, van het zelfvertrouwen, van de manifestatie van het zelf in de wereld, in de werkelijkheid, als onderdeel en als gezicht van het lichaam dat zich presenteert? In de digitale wereld word je uitgenodigd om heel egocentrisch te zijn: alles draait om jou. Die illusie wordt jou voorgehouden. Maar het is nep. Je bent deel van een spel, een groter geheel dat jou manipuleert en voorhoudt dat je er toe doet. Je krijgt de middelen in handen om dat te bewijzen. Het aantal volgelingen op social media zou dat zichtbaar moeten maken. Maar het blijft nep, fake, illusoir. De enige werkelijkheid die hier zichtbaar wordt is dat jou ego hierdoor wordt gestreeld. Zodra er iets heel negatiefs in je leven gebeurt laten al die volgelingen je als een baksteen vallen en tuimel je de virtuele diepte is. Je doet niet meer mee, je telt niet meer mee. De wereld waarin je dacht jezelf als ego te manifesteren is schijn, een illusie. Je vrienden op internet zijn allemaal spoken. Je treft ze niet in de realiteit, je blijft eenzaam zonder echte contacten. Hoe meer je jezelf verliest in de virtuele wereld, hoe stiller het wordt om je heen en in je geest. Er is niemand die in de wereld die je laat zien – door concrete gebaren en concrete contacten – dat er om je gegeven wordt. Op social media kun je van alles beweren maar of het werkelijk zo is? Het belooft dus niet zoveel goeds als we de meeste tijd van ons leven achter de computer of smartphone etc. doorbrengen. We worden net zo doorzichtig, net zo onbenaderbaar, net zo vaag en virtueel als de machine waarvan we ons bedienen. En die machine manipuleert ons steeds verder de geestelijke eenzame afgrond in. Gouden bergen worden ons beloofd, eenzaamheid is ons deel. We slaan niks meer op want alles gaat in een razend tempo voorbij. Niets blijft hangen, er is geen reflectie want niets schuurt, niets doet pijn. Alles is comfortabel, direct bereikbaar, genietbaar, consumeerbaar. Ons leven wordt leger en leger ook al vullen we de uren met indrukken, met activiteit en met korte sensaties. Daarom zijn velen bang voor stilte, voor niets doen, voor loslaten. Wat gaat er gebeuren als ik niks doe, wie zal ik zijn, wat kom ik tegen, als ik eens een maand geen gebruik maak van mijn smartphone? Ik zou zeggen, probeer het eens uit. Kijk dan wie je bent en wie je geworden bent. Misschien valt het mee, misschien ook niet.

John Hacking

10 januari 2023