Angst voor vrijheid, angst voor de vrijheid

Vrijheid is een groot goed. Zonder vrijheid wordt het leven (bijna) onmenselijk. Een tijdje houd je dat misschien uit maar op de lange duur is het dodelijk. Toch is het typisch dat veel mensen verlangen naar een leven waarin veel vast ligt en waarin de regels duidelijk zijn. Totalitaire systemen worden gekenmerkt door het feit dat veel wordt vastgelegd: helder is wie de leider is, wat de doelen zijn die moeten worden bereikt en wie de vrienden zijn en wie de vijand is. Identiteit wordt ontleend aan het vijandbeeld. De vijand maakt jou tot iemand. Dan weet je waarvoor en vooral tegen wie je vecht. Of het nou Nazi-Duitsland, het systeem van de Russische (onder Stalin bijvoorbeeld) of Chinese communistische (onder Mao) partij is, eigenlijk is het een pot nat. De leider is duidelijk, de richting is duidelijk waarin moet worden gemarcheerd en de vijanden zijn allen die kritisch commentaar leveren op dit systeem van persoonsverheerlijking en totalitaire aanspraken. De waarheid hebben ze in pacht, deze gehoorzame volgers en vastberaden leiders. Ze lezen in de geschiedenis van de mens alsof het een boek is, destilleren daaruit hun eigen waarheid en brengen die aan de man als enige weg naar het heil en naar verlossing van de ellende die zij hebben gediagnosticeerd. De theoloog/filosoof Raimon Panikkar schrijft over het begrip waarheid het volgende, ik citeer:  

De geschiedenis leert ons dat mensen de gruwelijkste dingen hebben bedreven in naam van de waarheid. Op fenomenologische gronden valt te beredeneren dat waarheid altijd is waar we naar zoeken. Het is echter niet te verdedigen dat wat je daarbij vindt, ook altijd de waarheid is. We kunnen heel wel op zoek zijn naar de waarheid, maar wat we vinden, hoeft de waarheid helemaal niet te zijn. Als je erop staat de waarheid te weten, heb je de waarheid in je ziel al vernietigd, want de wijsheid woont er dan niet meer. Volgens de leer van Thomas van Aquino is het vasthouden aan de waarheid een paradox; op zijn best kan de waarheid vasthouden aan ons. Waarheid is altijd alleen een omhulsel, en dat betekent uiteindelijk dat we de waarheid niet kunnen identificeren met de werkelijkheid als geheel. Zodra we de waarheid aanraken, wordt die aangestoken door al onze tekortkomingen; daardoor wordt de waarheid die ons zou moeten verlossen, onze gevangene. Hoe kan die ons dan bevrijden?

Dit betekent niet dat we niet op de waarheid kunnen vertrouwen. Het betekent alleen dat de waarheid zelf alleen maar een omhulsel is voor de werkelijkheid, een omhulsel dat wij nodig hebben omdat daardoor het bestaan zichtbaar kan worden. Waarheid is de zichtbaarheid van het bestaan, voorzover het bestaan begrijpelijk is. Maar de persoon moet deze openbaring, deze ontsluiering, halverwege tegemoet gaan en na de ervaring verder willen leven in deze bodemloze afgrond van het mysterie. Ungrund, zei Meester Eckhart (DW III, 36; enz. ).

uit: Quaternitas perfecta p. 59

Totalitaire denkers denken nou precies wel dat zij de waarheid in pacht hebben en dat hun claim op de waarheid rechtvaardig is, want hun analyse van de negatieve situatie klopt gewoon in hun ogen. En als die analyse al klopt, dan ook het recept om die negatieve situatie te veranderen. Ze vergeten maar even voor het gemak dat zij maar een heel beperkte kijk op de werkelijkheid hebben en dat hun blik een gekleurde blik is. Elk argument dat wordt ingezet is in feite een poging om je te overtuigen van hun gelijk. Geen middel is daarvoor te min, als het doel maar wordt gehaald en als de aanhangers maar dit standpunt onderschrijven. De prijs die wordt betaald voor het verwerkelijken van deze visie in de maatschappij is de vrijheid. Die wordt ingeleverd voor zekerheid en voor een helder doel. Het individu en de persoonlijke vrijheid wordt daaraan opgeofferd. Maar dat is in de ogen van de leiders geen probleem want het doel heiligt de middelen en het doel ligt ver buiten het bereik van het solitaire individu. De massa moet worden bespeeld en bewerkt opdat ze als een geheel zich achter de doelen van de beweging schaart en daarmee de doelen dichterbij brengt. Voor het gemak wordt dan geroepen dat hiermee de ‘wil van het volk’ eindelijk wordt gehoord en verwezenlijkt, alsof het volk, (wat dat dan ook moge zijn) met één mond zou spreken. Sowieso is er geen volk dat met een mond kan spreken en daarnaast is het amalgaam van burgers, individuen nooit een volk an sich. Je kunt misschien wel het idee hebben dat je deel uitmaakt van een groter geheel, van een volk, van een beweging, maar dat is dan altijd iets wat je jezelf aanleert, waar je voor kiest, wat je aanspreekt, wat via opvoeding en dril erin gehamerd wordt, want vanzelf gaat het nooit. Je wordt nu eenmaal niet als lid van een volk geboren alsof dat bij je DNA hoort. Het zijn de schrijvers, de ideologen, de sprekers, de filosofen van de beweging die de volgelingen deze droom voorhouden (samen met de gouden bergen op het einde) en die enthousiasme wekken bij hun volgelingen want nu hebben ze eindelijk een doel in hun leven en iets om voor te leven (en eventueel ook te sterven). Die droom, bijvoorbeeld in de vorm van nationalisme (trouwens ook een recente historische uitvinding), kan velen ‘begeisteren’, aanspreken, zelfs zo dat er met een grote mate aan enthousiasme naar het front wordt getrokken om daar de vijand een lesje te leren. Wereldoorlog Een is hiervan een heel duidelijk voorbeeld onder velen. De filosoof Rüdiger Safranski heeft een interessant boek geschreven met de vraag: hoeveel waarheid heeft een mens nodig. Hij bestudeert de ontwikkelingen in de filosofie en trekt daar zijn conclusies uit. In het slothoofdstuk vat hij het een en ander rond de hang naar waarheid en de waarheidsclaim samen waaruit ik citeer. Hij schrijft over waarheid in bijvoorbeeld de menswetenschappen het volgende:

Der Wissenschaftler fragt und die >Dinge< sollen antworten. Es kommt auf den >Beifall der Dinge< an. Wahrheiten sollen gefunden und nicht erfunden werden.  Auf solche Wahrheiten, die man finden kann und die unabhängig von dem existieren, der nach ihnen sucht, zielen auch die Humanwissenschaften: man sucht nach den Gesetzmässigkeiten der Gesellschaft, des menschlichen Trieblebens, der Geschichte, des Kulturwandels, der Sitten. Man sucht nach dem Sinn und der Bedeutung einzelner Kulturerzeugnisse, als ob Sinn und Bedeutung unabhängig von dem, der nach ihnen sucht, in diesen Erzeugnissen >liegt<. 

Dieses Verhältnis zur Wahrheit existiert auch ausserhalb der Wissenschaften: Wahrheit sei eine Eigenschaft der Wirklichkeit, die von uns herausgefunden werden müsse. Solche Wahrheiten geben Sicherheit, auch wenn die Spezialisten sie gefunden haben und nicht man selbst. Schon allein deshalb ist die Beziehung zur Wahrheit meist die des Glaubens an die Wahrheit. Wir glauben an die Wahrheitsfindungen der Spezialisten. Nun ist es unter den reflektierten Wissenschaftlern schon fast eine Trivialität: Wahrheit ist keine Eigenschaft der Wirklichkeit, sondern eine Eigenschaft des Verhältnisses, das ich zu ihr einnehme. Die Wirklichkeit ist weder >wahr< noch >falsch<. sie ist eben wirklich. Nur Interpretationen der Wirklichkeit können >wahr< oder >falsch< genannt werden. Man nennt sie >wahr<, wenn sie auf die Wirklichkeit zu >passen< scheinen, in dem Sinne etwa, dass Vorhersagen eintreffen, dass Hypothesen den >Beifall der Dinge< bekommen, dass ein bestimmtes Verhaltenskalkül zu dem geplanten Ergebnis führt, etcetera. Doch diese Reflexion richtet zumeist wenig aus gegen die intuitive Überzeugung, wonach die Wahrheit in den Dingen selbst steckt und wir sie dort auffinden und für unseren Gebrauch herauslösen können. 

Wenn es nur die >Dinge< wären -aber wir suchen in diesem Sinne auch nach unserer eigenen Wahrheit: nach der >wahren< Natur unseres Selbst. Wir suchen danach so, als ob diese >Wahrheit< verborgen in uns steckte, als ob sie darauf warte von uns gefunden und ergriffen zu werden. Wir wenden uns an alle möglichen Instanzen, von denen wir uns belehren lassen, was unsere >wahre< Natur sei, woran wir uns halten sollen, um sie zu verwirklichen. Auch und gerade hier gilt das Versprechen: Die Wahrheit wird uns frei machen. (Wieviel Wahrheit braucht der Mensch? Pag. 194-195)

rouw

Als de waarheid ons vrij zal maken, is het van het allergrootste belang dat wij die waarheid vinden en onderschrijven. Als wij die waarheid niet vinden blijven we slaven, blijven we onvrij. Maar hierin zit precies de angel: de waarheid die ons vrij kan maken en vrij zal maken zullen we nooit vinden want die is onvindbaar omdat ze niet bestaat. Ze bestaat alleen in de hoofden van hen die er naar op zoek gaan. En omdat dit verlangen zo krachtig is en zo vol dynamiek vergeten ze maar even hoe beperkt ze zelf zijn in hun zoektocht. Ratio, gevoel, intuïtie zullen nooit voldoende zijn om de waarheid als “de waarheid” te kunnen vinden. Want het blijft zoeken vanuit een bepaald perspectief, een bepaalde onvolmaaktheid die haar stempel drukt op het zoeken en vinden zelf. Totalitaire denkers zul je daar niet over horen want dit gegeven ondergraaft hun eigen claim en uiteindelijk hun eigen fundament. Als ze dit wel serieus zouden nemen en communiceren moeten ze toegeven dat hun hele waarheidsstreven en de uitkomsten daarvan gebouwd zijn op los zand want het zijn grotendeels aannames en eigen uitvindingen. Safranski gaat daar op in als hij schrijft: 

Es ist die Angst vor der Freiheit, die an eine von einem selbst unabhängige Wahrheit glauben lässt. Man will mit seiner Wahrheit nicht alleine bleiben, und man will den Verdacht loswerden, dass man sie vielleicht nur erfunden hat. 

Natürlich will jedermann »frei« sein. Frei von Zwängen, die den Wünschen Grenzen setzen, den Bewegungsdrang hemmen, die Entscheidungsmöglichkeiten einschränken; jedermann will frei sein von den nicht selbstgewählten Reglementierungen des Lebens. 

Aber Freiheit macht auch einsam. In der Freiheit erfährt man sich als eine selbständige, selbstverantwortliche, von den anderen getrennte Grösse. Das kann ein Gefühl der Ohnmacht und der Angst erzeugen. Freiheit löst aus selbstverständlichen, Geborgenheit gewährenden Bindungen und belastet einen mit der Aufgabe, solche Bindungen selbsttätig herzustellen. Freiheit unterhöhlt die Autorität vorgegebener Wahrheiten und zwingt einen, sich selbst Wahrheiten zu geben oder wenigstens zu wählen, nach denen man sein Leben einrichten will. Das alles heisst: Selbstbestimmung. Die Angst vor der Freiheit ist die Angst vor der Einsamkeit der freien, riskanten Selbstbestimmung und Selbstverantwortlichkeit. Die Angst vor der Freiheit ist Protest gegen die Zumutung, ein Ich sein zu sollen. Die Angst vor der Freiheit ist Protest gegen die Zumutung, das zufällige, vereinzelte Ich sein zu sollen, als welches man sich vorfindet. Angst vor der Freiheit ist Angst vor der eigenen Kontingenz, der Nicht-Notwendigkeit. (Wieviel Wahrheit braucht der Mensch? Pag. 195-196)

De mens klampt zich als het ware vast aan een heilsleer, een belofte van verlossing uit dit tranendal zodat hij zelf geen verantwoording hoeft te dragen voor zijn situatie en voor het feit dat zijn leven sterfelijk en eindig is. Beseffen dat er een keer een einde aan je leven komt, beseffen dat je op de meeste dingen geen invloed kunt uitoefenen, dat je heel vaak kind van de rekening wordt omdat de ‘natuur’, de ‘maatschappij’, de ‘geschiedenis’ “het anders met je voorheeft” (wat dus eigenlijk allemaal fictie en niet waar is) kan machteloos maken. Iedereen die dan een helpende hand uitsteekt om deze anonieme machten en krachten te duiden en te bedwingen, hen in de juiste richting te sturen (ook al kost dat heel wat offers) wordt met open armen ontvangen. Eindelijk is er een redder opgestaan die het licht heeft gezien en die de juiste weg weet naar de toekomst en het einde van alle ellende en machteloosheid. Safranski laat zien dat dit verlangen ook gevoelig is voor de verleiding die van totalitaire systemen uitgaat. Maar hij beschrijft ook het medicijn tegen deze verleiding. Een medicijn dat bestaat in het vrij kunnen bekijken en beslissen. Hij schrijft: 

Angst vor der Freiheit war es auch, die in den modernen pluralistischen Massengesellschaften die Anfälligkeit für die totalitäre Versuchung steigerte. Gerade die Pluralität konkurrierender Wahrheiten, die sich wechselseitig relativieren mussten, wirkte offenbar beängstigend. Deshalb kam es zu fundamentalistischen Zusammenrottungen um die jeweils eine Wahrheit, und deshalb wurde das europäische 20. Jahrhundert zum Zeitalter der Ideologien, des Totalitarismus, des Nationalismus und des Fundamentalismus. 

Wenn man sich eingesteht, dass bei jeder Wahrheitsfindung und – damit zusammenhängend – bei jeder Wertentscheidung Freiheit im Spiel ist, wird man in sich selbst eine wahrheitsbildende Kraft entdecken. Die Entdeckung der Freiheit eröffnet die beunruhigende Perspektive auf einen Wahrheitsrelativismus. Auf absolute Wahrheiten wird man sich dann nicht mehr berufen können. Es gilt dann nicht mehr: »die Wahrheit wird uns frei machen«, sondern: »die Freiheit wird uns wahr machen«. 

In der Erfahrung der Freiheit verschwindet die universalistische Selbstmystifikation. Die Erfahrung der Freiheit macht frei für das wirkliche Mysterium: für das Individuum, das stets mehr und noch etwas anderes ist als jede mit dem Anspruch auf Allgemeinheit vertretene Wahrheit. Karl Popper schreibt: »Denn es ist das besondere, das einzigartige und konkrete Individuum, das sich mit rationalen Methoden nicht erfassen lässt … Es ist die Einzigartigkeit unserer Erfahrung, die … unser Leben lebenswert macht, die einzigartige Erfahrung einer Landschaft, eines Sonnenuntergangs, des Ausdrucks eines menschlichen Gesichts. Aber seit den Tagen Platons ist es für jede Art von Mystizismus charakteristisch gewesen, dass er dieses Gefühl der Irrationalität des einzigartigen Individuums und unserer einzigartigen Beziehungen zu Individuen auf ein anderes Gebiet überträgt. « 

Das andere Gebiet sind: die abstrakten Allgemeinbegriffe, die Volksseele, das Klassenbewusstsein, der objektive Geist, das Gesetz der Geschichte – alle diese grossen Wahrheitsbilder, in denen man, auf der Flucht vor der eigenen Freiheit, gerne verschwinden möchte. (Wieviel Wahrheit braucht der Mensch? Pag. 198-199)

Dus niet de waarheid maakt ons vrij, maar de vrijheid zal ons waar maken. We vinden brokstukken waarheid als we de vrijheid durven (be)leven, als we vrijheid in ons denken en handelen tot uitgangspunt maken en ons niet laten ringeloren door welke waarheid dan ook die een claim legt op absoluutheid. “Zeg nee” schreef Wolfgang Borchert op het einde van de Tweede Wereldoorlog als leiders, generaals, soldaten komen en eisen dat je hen moet volgen omdat de geschiedenis, het volk, de natie, dat eist en verlangt. Zeg nee, iets dat je alleen kunt doen als je gelooft in vrijheid en in je eigen vrijheid. Als je de durf hebt om die vrijheid te nemen en haar zo tot waarheid te brengen. Als je en dat is het lastigste, verantwoordelijk durft te zijn voor je daden, ook al gaan die in tegen een meerderheid en tegen een staat die het anders ziet. Vrijheid ontstaat pas als je haar inzet om je weg te gaan. Vrijheid ervaar je pas als je de eerste stappen zet op de weg van de vrijheid. Een goede reis. 

John Hacking 2 juni 2020

bron: 

Safranski, Rüdiger, Wieviel Wahrheit braucht der Mensch? Über das Denkbare und das Lebbare, München Wien 1990, (Carl Hanser Verlag)

Quaternitas perfecta: de vierledige natuur van de mens, in: Raimon Panikkar, Waar wijsheid woont, Deventer 1997, (Ankh-Hermes bv)